• No results found

3. Beheerdoelstellingen

3.3. Doelstellingen i.v.m. de ecologische functie van het bos en de open plekken

3.3.2. Open plekken

Open plekken en dreven bepalen mee het karakteristieke uitzicht van het bosgebied Brugge-Zuid. Ze zijn inherent aan de landschapsontwikkeling ervan. Onder de open plekken vallen de graslanden, die dikwijls nog als graasweide of gazon in gebruik zijn en de heideveldjes, die verwijzen naar het middeleeuwse landschap.

De huidige heideveldjes zijn vaak opnieuw ontstaan na kaalkap van naaldhoutbestanden en worden sindsdien meestal in die toestand behouden: Beisbroek (bestand 4q), Chartreuzinnenbos (bestand 1f) en Tillegem (bestanden 42u, 1u en het noordwestelijk deel van 3a). Heide en heischraal grasland hebben een hoge natuurbehoudwaarde en zorgen voor een gevarieerd bosgebied. Om die redenen zullen verder inspanningen geleverd worden om de bestaande heiderelicten optimaal te beheren en waar mogelijk en wenselijk deze gemeenschappen tot ontwikkeling te brengen. De plekken waar dit kan gebeuren zijn bij voorkeur deze waar actueel nog relicten van aandachtsoorten aanwezig zijn of waar als gevolg van kapping een beloftevolle respons volgt.

Graslanden vormen dikwijls een wezenlijk onderdeel van de historische parkaanleg (zichtassen, Engelse landschapsstijl…) en zorgen eveneens voor meer landschappelijke variatie en een hogere ecologische waarde.

Æ Omwille van de ecologische, esthetische, cultuurhistorische en recreatieve functie worden open plekken zoveel als mogelijk behouden en wordt er ten behoeve van de natuurbehoudwaarde voorzien in een aangepast beheer.

Open plekken kunnen naast een ecologische ook een belangrijke recreatieve (bv. als speelweide) en esthetische functie (bv. rond de kastelen) vervullen. Ze zorgen tevens voor variatie in het landschapsbeeld waardoor de aantrekkelijkheid ervan wordt verhoogd. In bepaalde gevallen kunnen ze nog bebost worden om het bosareaal te vergroten, zoals trouwens in een recent verleden al gebeurde in Beisbroek en Tillegem.

In de toekomst is extra bebossing voorzien in het zuidelijk deel van Beisbroek ondermeer ter buffering van de milieu- en visuele hinder veroorzaakt door de E40. De realisatie hiervan gebeurt bij het einde van het huidige pachtcontract.

Vanuit ecologisch standpunt is een verhouding van 30% open versus 70% bos een ideale situatie om tot een optimale biodiversiteitgraad te evolueren. De open plekken liggen bij voorkeur verspreid over het bosgebied en zijn onderling fysiek verbonden via lichtrijke interne en externe bosranden en lichtrijke dreven.

De oppervlakte van deze open plekken varieert bij voorkeur tussen 0.5 en 5 ha. Met andere woorden hier en daar zullen bosbestanden na eindkap best open worden gehouden terwijl op andere plaatsen de open ruimte kan ontwikkelen tot bos (cfr Beisbroek).

Het aandeel open plekken bedraagt nu ruim 20 % (c. 80 ha). Slechts zo’n 10% (40 ha) krijgt momenteel een natuurgericht beheer. Binnen de planperiode wordt dit percentage opgetrokken tot 13% (50ha) indien verder geen landbouwgronden uit pacht komen of worden aangekocht. Hiervoor zijn geen ontbossingen nodig aangezien het gaat om percelen die nu reeds open zijn en vanaf ingang van het beheerplan een natuurgericht beheer zullen krijgen. Dit zal voornamelijk gebeuren in de bestanden te Beisbroek (2s, 2,13ha)), Eyck ter Schans (3a, 0.92ha), Messem (2d, 1,04ha)) en Tudor (4f, 4,38ha).

Hiermee wordt de richtlijn van de Vlaamse overheid om 5 tot 15% open plekken in bos te voorzien goed gerealiseerd. Indien er bijkomende mogelijkheden op voormalige landbouwgronden zich aandienen dan kan het percentage open ruimte met natuurgericht beheer tot maximaal 30% opgetrokken worden (optimale biodiversiteitsgraad).

Omdat de natuurwaarde van de open plekken dus nog aanzienlijk kan toenemen, zal in de komende planperiode veel aandacht besteed worden aan het over een grotere oppervlakte toepassen van natuurbeheer en het optimaliseren van het natuurbeheer op basis van een evaluatie van de beheer resultaten.

De algemene beheerdoelstellingen zijn:

- extensiveren van het graslandbeheer: klein aantal maaibeurten en of lage veebezetting, geen bemesting, geen herbicidengebruik (zie verder voor details)

- solitaire bomen en bomengroepen, in een kasteelparkcontext, worden behouden en bij sterfte heraangeplant, ook als het hier om niet inheemse soorten gaat.

Het beheer zal daarbij rekening houden met de hieronder opgesomde specifieke doelstellingen per habitattype

De voornaamste botanische doelstellingen m.b.t. heideterreintjes:

- Het behoud of het laten ontwikkelen van Struikhei en Rode dopheivegetaties (Verbond van Struikhei en Kruipbrem – Calluno-Genistion) op de droge, matig vochtige, zure en voedselarme zandbodems (o.a. podzolen) met kansen in Beisbroek nl. delen van 1a, 4j, 4l, 4q, 4r;

Chartreuzinnenbos: 1f en 1i; Tudor delen van 4j; Tillegem: 1u, noordwestelijk deel van 3a, 42u, + delen van 42a en 40a) en in de private bosplaats Nemery (5a en 4a);

- Het behoud of het laten ontwikkelen van vlekken met Bremstruwelen (o.a. kansen in Beisbroek nl.

delen van 1a, 1d, 4q; Tillegem: delen van 1u en 3a, 42u);

- Het behoud of het laten ontwikkelen van Dopheivegetaties (Ericion tetralicis) op natte, venige bodems. De beste kansen liggen in Tillegem (42u, + delen van 42a en 40a) en in de Private bossen van Nemery (zuidelijk deel van 2a, 3a) en Deudon (5a).

Foto 9. Struikhei , een vaak aspectbepalende soort van droge heidevegetaties.

Gewone dophei, een zeer zeldzame verschijning in Brugge-Zuid is een kenmerkende soort voor natte dopheivegetaties.

Gewone brem, is de sturctuurbepalende soort van bremstruwelen. Behoud en ontwikkeling van deze struwelen verdienen aandacht

De voornaamste faunistische doelstellingen m.b.t. de heideterreintjes:

- Broedkansen bieden aan vogelsoorten van de Roodborsttapuit- en de Geelgorsgroep. Dit zijn respectievelijk broedvogels van structuurrijke heidevegetaties met struikjes waaronder:

Roodborsttapuit, Grasmus, Fitis, Kneu en broedvogels van boomgroepen in open gebied, bosranden en open bos: (nachtzwaluw), Groene specht, Boompieper, Gekraagde roodstaart, Geelgors.

- Levenskansen bieden aan Hazelworm en Levendbarende hagedis: De hervestiging van Levendbarende hagedis in het bosgebied is waarschijnlijk een realistische doelstelling, voor Hazelworm is de situatie een stuk onzekerder wegens gebrek aan gekende bronpopulaties.

- De heideterreintjes bieden tal van insectensoorten extra kansen o.a. dagvlinders: Hooibeestje (Buntgras en zwenkgrassen), Kleine vuurvlinder (Schapenzuring). De open plekken in het terrein zijn aantrekkelijk voor de Groene zandloopkever.

Foto 10. Hazelworm Groene zandloopkever Kleine vuurvlinder

De voornaamste botanische doelstellingen m.b.t. de graslanden:

- Het behoud of het laten ontwikkelen van heischrale graslanden (Nardo-Galion saxatilis) op droge tot vochtige heischrale grond i.e. relatief zure-voedselarme grond (o.a. kansen in Beisbroek nl.

delen van 1a, 1g, 1h, 3k, 3m, 4j, 4l, 4m, 4q; Chartreuzinnenbos: eventueel delen van 1f en 1i;

Tillegem: 1u, noordwestelijk deel van 3a, 42u, + delen van 42a en 40a)

- Het behoud of het laten ontwikkelen van begroeiingen van het Dwerghaver-verbond (Thero-Airion) op de zure, droge en voedselarme zandgronden. Deze zullen vaak vleksgewijs voorkomen bv. op drogere,wat verstoorde plekjes (o.a. Beisbroek mogelijk in delen van 1a, 1g, 1h, 4j; Tudor; 4e en mogelijk op bepaalde plekjes in Tillegem: 1u, 1x, 6x, 7x, 9x, 21x)

- Het behoud of het laten ontwikkelen van begroeiingen van het Verbond van Gewoon struisgras (Plantagini-Festucion) o.a. Beisbroek: in delen van 1a, 1d, 1h (huidig weidegedeelte), 1j, 4i; Tudor:

4e en 4f en in bepaalde delen van Tillegem: 1x, 6x, 7x, 9x, 19x, 21x, 35x);

- Het behoud of het laten ontwikkelen van vochtige venige graslanden o.a. van het Verbond van Biezenknoppen en Pijpenstrootje (Junco-Molinion) op de vochtige-natte, zwak zure, voedselarme zand- en veenbodems. Potenties zijn vooral aanwezig in Tillegem (delen van 19x, 29x, 29y, 35x).

De voornaamste faunistische doelstellingen m.b.t. de graslanden:

- In combinatie met de heideterreintjes en het omgevende boslandschap kunnen de graslandpercelen een rol spelen voor broedvogels van de Geelgros- en de Roodborsttapuitgroep (zie hoger). Voorwaarde is dan wel dat de overgang naar bos breed en structuurrijk is.

- Levenskansen bieden aan Hazelworm en Levendbarende hagedis:

- De heideterreintjes bieden tal van insectensoorten extra kansen o.a. dagvlinders: Bij verschraling van de graslanden zullen eerst algemene dagvlinders verschijnen: Kleine vuurvlinder, Bruin zandoogje en Zwartsprietdikkopje. Later kunnen meer gevoelige soorten zich vestigen: Heivlinder en Bruin blauwtje (Bink,1992). De open plekken in het terrein zijn aantrekkelijk voor de Groene zandloopkever.

Foto 11. Voorbeeld van een begroeiing van het Dwerghaver-verbond in het natuurreservaat Schobbejakshoogte (Brugge, Sint-Kruis)

Struisgrasland gedomineerd door Gewoon struisgras. Hier en daar met bloei van Duizendblad (foto Y. Adams – INBO)

Kamgrasland met bloeisaspect van Scherpe boterbloem (foto Y.

Adams, - INBO)