• No results found

2. Algemene beschrijving

2.1. Cultuurhistorische beschrijving

2.1.1. Historisch overzicht

De antropogene beïnvloeding van het landschap in het studiegebied startte al zeker 4000 jaar geleden. In het oosten van het gebied zijn sporen van grafheuvels uit de Bronstijd gedetecteerd.

Later, tijdens de Romeinse periode sneed de ‘Diksmuidse Heerweg’ het bosgebied min of meer in twee.

Deze heerbaan verbond Aardenburg met Kassel (kaart 2-4).

Beisbroek, Tudor, Chartreuzinnenbos en Chartreusinnengoed, Peereboom en Peereboomveld

De gronden van het huidige Beisbroek maakten in de middeleeuwen deel uit van een groter gebied, bekend als ‘Bencebruch’, waarvan de kern ten zuiden van de huidige E40 gelegen was. De naam Bencebruch (later Biesbroeck en tenslotte Beisbroek) verwijst naar het vochtig karakter van deze omgeving: drassige grond (broek) met veel biezen.

In de 9de eeuw behoorde het toe aan Boudewijn I, de eerste graaf van Vlaanderen. Tussen 1111-1115 schonk graaf Boudewijn Hapken de Bencebruch aan de pas in 1098 opgerichte Sint-Andriesabdij. Zowat een eeuw later breidde de abdij haar bezittingen uit door aankoop van het 400 ha grote woeste gebied dat daar noordelijk op aansloot en “het veldt van Sint Andries” genoemd werd.

In 1348 schonk de Sint-Andriesabdij een deel van deze woeste gronden aan de Kartuizerinnen voor het optrekken van een klooster. Deze kloostersite Sint-Anna-ter-Woestijne, werd voorzien van een omwalling van ruim 1 km omtrek, die nu nog steeds een nadrukkelijk gegeven is binnen het bosgebied.

In 1580 wordt dit klooster, geteisterd door tal van moeilijkheden, verlaten en afgebroken als materialenbank voor de bouw van een nieuw klooster in de Brugse binnenstad.

Na vele eeuwen was er van de ontginning van dit woeste gebied nog maar weinig terechtgekomen. Op het einde van de 17 eeuw waren er amper 5 hoeven in aanwezig, waaronder de Leghuythoeve, die als nederzetting al uit de periode van graaf Boudewijn I stamde. Deze hoeve werd in 1693 verlaten. De omwalling ervan is wel nog duidelijk herkenbaar in het Domein Beisbroek (kaart 2-2a).

Op de Ferrariskaart (1775 – kaart 2-2a) bestaat een aanzienlijk deel van het Sint Andriesveld uit bos. In het zuidwesten, ter hoogte van het huidige Tudor en van het zuidelijk deel van Beisbroek strekken zich twee grote heidevelden uit . Tussen Sint-Anna ter Woestijne en de hoeve Peereboom komen door houtkanten of hagen omgeven akkers voor.

Op het einde van de 18de eeuw werd dit kerkelijk bezit door de Franse bezetter aangeslagen en in 1798 en openbaar verkocht. Het kwam in handen van de families de l' Espée en van Outryve d'Ydewalle, die de ontginning van de woeste heidegronden onmiddellijk inzetten. Kaarsrechte dreven maakten de ontsluiting mogelijk. De kaart van Vander Maelen (1845) geeft daarvan een duidelijk beeld (kaart 2-2c). Waar de kwaliteit van de bodem het toeliet, werd de heide direct omgezet in akkers en weiden. Elders werd bos aangeplant, met vooral beuk en grove den of hakhout van tamme kastanje en Amerikaanse eik. Later in de 19de eeuw kwam het gebruik van uitheemse, snelgroeiende naaldboomsoorten in zwang: Europese lork, Corsicaanse den en Douglasspar moesten de financiële baten maximaliseren.

In de jaren 1830 werden de kastelen Beisbroek en Peereboomveld opgetrokken. De omgeving ervan werd als park aangelegd. Passend bij het tijdsbeeld kregen bijzondere boomsoorten een plaats in deze nieuwe groenoorden, waarvan verschillende inmiddels teloor gegaan zijn. In Beisbroek resteren o.m. nog een half-wintergroene eik, slangenden, Nordmanspar, een monumentale zwarte den.

In het kasteelpark Peereboomveld zijn nog veel merkwaardige bomen aanwezig (zie soortenlijst als bijlage 4). Dit kasteeldomein ontstond op een plaats waar in de 18de eeuw een jachtpaviljoen aanwezig was. In de loop van de 19de eeuw kreeg het kasteel en het omringende park onder impuls van de verschillende eigenaars en in verschillende fasen zijn huidig uitzicht. Het natuurlijk reliëfverschil deelt het park eigenlijk in twee delen, nl. het gedeelte tussen de toegangsweg en de Torhoutsesteenweg, en het hogergelegen gedeelte ten westen van het kasteel.

Het eerste gedeelte is gekenmerkt door een hellend grasland, die aan alle zijden scherp afgeboord wordt met bomen en struiken. Het kasteel ligt op een natuurlijke hoogte, aan het begin van de helling, en heeft een

centrale ligging t.o.v. het omgevende park, dat voor het concept van het parkontwerp en -aanleg heel wat mogelijkheden bood voor de toenmalige (Engelse) landschapstijl.

Halfweg de 19de eeuw kenden de omgevende percelen van het toenmalige huis een gevarieerd gebruik als

"land", "boomgaard", "bos" en zelfs "heide". De aanwezigheid van heide kan geïnterpreteerd worden als een restant van de vroegere veldgebieden, die ten zuiden van Brugge aanwezig waren. In 1853 wordt het bos ten westen van het toenmalige huis gewijzigd en wordt aangeduid als "land". Volgens de stafkaarten van het Militair Geografisch instituut (1884; kaart 2-2d) bevond de toegangsweg zich toen aan de andere kant van het domein onder de vorm van een dreef die vanuit westelijke richting naar het kasteel liep. Deze was bereikbaar vanaf de Torhoutsesteenweg, via de dreven die aan de rand van het huidige kasteeldomein lopen, langs de orangerie en moestuin.

Op de topografische kaart van 1911 is de toegang tot het kasteel aan de westelijke zijde gesupprimeerd en loopt hij volgens de huidige situatie. De hoofdstructuren van het huidige park - wegen, open grasvelden, bos,… - zijn op dit document eveneens herkenbaar.

Foto 1. Zichtas vanaf het kasteel Beisbroek in zuidoostelijke richting (bestand 3b). Het open houden en beheren van dergelijke “open plekken” komt de estetisch, landschappelijke en de ecologische waarde van het gebied ten goede.

Een stuk later dan Beisbroek en Peereboomveld werden ook de kastelen ter Heide (1875, ligging buiten het gebied van dit beheerplan) en Tudor (1904) opgetrokken.

Voor de parkaanleg bij het kasteel Tudor werd weer bos gerooid om vanaf het kasteel een weids uitzicht in Engelse landschapsstijl te scheppen. Dit zicht werd opgesmukt met enkele monumentale bomen. In de parterre voor het kasteel legden de bouwers een strak opgevatte siertuin aan. Het bouwend echtpaar d’

Ydewalle – van der Renne liet ook enkele nieuwe dreven, gericht op het kasteel, en een lusvormig wandelpad aanleggen.

De beide wereldoorlogen waren een echte ramp voor de bossen ten zuiden van Brugge. De Duitse bezetter kapte in 1917 en 1918 bijna de volledig beboste oppervlakte van de domeinen Tudor, Chartreuzinnenbos en Ter Heide. Niet alleen de naaldhoutpercelen met ondermeer honderdjarige grove dennenbestanden gingen voor de bijl, ook de beukendreven sneuvelden. Na WO-I plantten de eigenaars de bestanden opnieuw aan.

In 1942 herhaalde de geschiedenis zich. Meer dan 60 ha bos werd gekapt. Direct na de oorlog liet Jacques d’ Ydewalle 600.000 éénjarige grove dennetjes aanplanten. Hij maakte van de kaalkapsituatie gebruik om in

het deel van het toenmalige Chartreusinnengoed dat aansloot op Tudor, een dreefstructuur aan te leggen die over de Diksmuidse heerweg heen aansloot op de dreefstructuur van Tudor.

In het domein Beisbroek resideerden verschillende adellijke families, tot de stad Brugge het in 1973 aankocht en voor het publiek openstelde. Het domein Tudor en het Chartreuzinnenbos bleven in handen van de nazaten van de familie d’Ydewalle tot de stad Brugge deze domeinen in resp. 1981-1983 en 2002-2003 aankocht. Na de aankoop van Tudor liet de stad Brugge de verkommerde siertuin heraanleggen in een stijl die aansloot bij het kasteel.

Het Tillegembos en de bosplaatsen Eyck ter Schans, Deudon en Nemery

Tillegem is gelegen op de zgn. "Rug van Sint-Andries"; dit is een lineaire zandrug die hoger ligt dan de omliggende gebieden en een algemene oriëntatie kent van noordnoordoost tot zuidzuidwest.

Het kasteeldomein Tillegem is ingeplant op de flank die georiënteerd is naar het oosten en tot in de vallei van de Kerkebeek reikt.

Deze locatie heeft een aantal gunstige factoren voor de inplanting van een domein, omdat er een grote variatie aan bodemtypes (zandig-kleiig, droog-nat) aanwezig is.

Het kasteel zelf is buiten de vallei van de Kerkebeek gebouwd, wel op voldoende natte gronden zodat de gracht in alle seizoenen watervoerend zou zijn, maar niet te vochtig zodat de stabiliteit voor een gebouw zonder al te grote werken kan gewaarborgd worden. Daarnaast is een natuurlijk bronniveau heel bepalend geweest voor inplanting van kasteel en gracht; de bron ligt immers net aan de rand van de gracht (nabij de toegangspoort) en zorgt voor permanente watertoevoer.

De cirkelvormige hoge structuur ten oosten van het kasteel ligt vlakbij de vallei van de Kerkebeek met zeer natte bodemcondities; in oorsprong was dit blijkbaar een iets hogere plaats door de geologische gesteldheid - lokale opduiking van tertiair substraat- die door de mens verder opgehoogd werd. Gezien de gunstige fysische uitgangssituatie voor bewoning, wordt ze als een "motte" aangeduid. Sporen van effectieve bewoning zijn (nog) niet vastgesteld, maar lijken waarschijnlijk.

Naar verluid is Tillegem ontstaan als deel van het koninklijk domein Snellegem. Vermoedelijk pas in de loop van de 12de eeuw is het door de graaf van Vlaanderen aan de heer van Voormezele afgestaan in ruil voor de tiendeninkomsten van de kanunniken van Sint-Donaas. Ten laatste in de 13de eeuw was Tillegem een deel van Voormezele. De oudst gekende heer van Tillegem is Jan uit het huis van Voormezele. Daarna kwam het kasteel o.m. in het bezit van welstellende stedelijke families zoals Hubrecht, van Aartrijke en van Overtvelt, en van o.m. Jan de Baenst, de families van Poecke, de Burchgrave, de Matanca, de Schietere de Damhouder, le Bailly de Tillegem, Koenigs, de Peñeranda de Franchimont, de Briey en Verhaegen.

De heerlijkheid Tillegem bestond in de Middeleeuwen uit ‘Land, meersen, bos, vijvers, water en veld’.

Tillegem was een bosrijk gebied. In akten wordt regelmatig verwezen naar ‘de bussche van Tilleghem en Tilleghem busch’.

Uit de Ferrariskaart valt het laat-18de eeuwse landschapsbeeld in de omgeving van het kasteel af te leiden (kaart 2-2b). De kasteelsite bestond toen nog uit twee delen, onderling gedeeltelijk gescheiden door een walgracht. Onmiddellijk ten westen en zuidwesten van het kasteel was door houtkanten omzoomd akkerland aanwezig. Tussen de huidige Kruis- en Sint-Andriesdreef situeerden zich, omgeven door bos, eveneens verschillende percelen akkerland, dit is noordelijk van de hoeve ‘Aandekooi’. Langs de Kerkebeek was in hoofdzaak bos aanwezig, behalve onmiddellijk ten zuidoosten van het kasteel waar zich vochtige, ongeperceleerde beekdalgraslanden bevonden.

Het kasteel en omgeving zijn in hun middeleeuwse configuratie (tweede helft van de 14de eeuw) blijven bestaan tot de tweede helft van de 19e eeuw. Toen zijn er ingrijpende verbouwingen doorgevoerd aan het kasteel, werden de gebouwen op het neerhof nagenoeg allemaal gesloopt, een nieuwe boerderij elders gebouwd en verscheen in de onmiddellijke omgeving een park. De meeste hoofdstructuren van het domein en de algemene rechtlijnige indeling in gebruikspercelen, blijven bewaard en dat is veeleer zeldzaam en uitzonderlijk. In de 19de eeuw, gebeuren immers grote veranderingen in de meeste domeinen in de omgeving van Brugge, waarbij een landschappelijke aanleg toegepast wordt. Veelal vervaagden hierdoor de vroegere geometrische structuren of werden ze volledig uitgewist, maar dit is slechts in beperkte mate vast te stellen in Tillegem. In veel gevallen werden ze zelfs geaccentueerd door dreven of bomenrijen.

Voorbeelden hiervan zijn de toegangsdreef, dreef naar het kapelletje (Wittemolenstraat), dreef/bomenrij ten westen van het kasteel en de daarop aansluitende dreef in zuidwestelijke richting.

In de eerste helft van de 19de eeuw bestaat het domein Tillegem hoofdzakelijk uit bos waarin het vandaag nog steeds aanwezige drevenpatroon goed herkenbaar is (Kaart 2-2c, Vandermaelen, 1845). Vanaf het

kasteel vertrekt een brede zichtas in pal westelijke richting. Hierop takken aan het westelijk einde twee quasi noord-zuid verlopende dreven aan; de Kruisdreef en de Sint-Andriesdreef. Vanaf het kasteel loopt in zuidwestelijke richting de huidige Lorkendreef die beide voorgaande kruist. Een deel van de 18de eeuwse akkergronden, ten westen van het kasteel, zijn ondertussen bebost. In de omgeving van de plaats

‘Aandekooi’ zijn nog stukken heide aanwezig (o.a. het huidig bestand 42 a en 42u en onmiddellijk ten zuiden van de hoeve ‘Aandekooi’). Op de linkeroever van de Kerkebeek ligt in hoofdzaak beekbegeleidend bos, met uizondering van de onmiddellijke omgeving van het kasteel. Ter hoogte van de huidige bosplaats Deudon situeert zich een moeraszone. Het domein Tillegem wordt in deze periode omschreven als bestaande uit ‘terre, dreve, bois, marais en sapinière’. Het bos bestond uit ‘pijnbomen’ en vooral lorken en

‘taillehout’. De daaropvolgende periode zou het domein Tillegem nog meer bebost geraken, dit was vooral het geval op de akkergronden ten noordwesten van het kasteel, die in hoofdzaak met naaldhout werden beplant. De moeraszone ‘Deudon’ was in 1870 nog 2 ha groot.

Een zeer gelijkaardig landschapsbeeld valt af te lezen van de stafkaart gedrukt in 1884 (Depôt de la Guerre, kaart 2-2d). Deze stafkaart, laat tevens toe om een onderscheid te maken tussen loof- en, naaldhout.

Tillegembos bestaat hoofdzakelijk uit loofbos. In het zuiden, nabij de Ster, situeren zich enkele naaldhoutbestanden.

In 1963 werd het kasteeldomein - zonder kasteel - aangekocht door de Provincie West-Vlaanderen en opengesteld voor het publiek. Het kasteel met het omliggende park komt pas in 1980 in handen van de Provincie.

In 1983 worden aan de rand van het domein enkele akkers heraangelegd als volkstuincomplex met 60 individuele percelen. Ter afronding van de restauratie van het kasteel is in 1986 een formele tuin aangelegd met de bedoeling het kasteel een kader te geven en de omgeving te structureren. De tuin vormt een noodzakelijke schakel tussen het kasteel en de omliggende bossen en weiden.