• No results found

3. Beheerdoelstellingen

3.3. Doelstellingen i.v.m. de ecologische functie van het bos en de open plekken

3.3.1. Bosbestanden

Voor de bosbestanden wordt geopteerd voor een duurzame en gediversifieerde ontwikkeling door te streven naar:

Æ Gestage toename van het aandeel inheemse loofboomsoorten ten nadele van naaldhout en exoten (Amerikaanse eik, Tamme kastanje, populier…). Op dit moment bedraagt de oppervlakte inheemse bestanden 119 ha (42% van de beboste opp.). Dit zijn bestanden met meer dan 90% (grondvlak) inheemse soorten. Op niveau van het bosgebied wordt gestreefd om binnen de planperiode tenminste 60% van de beboste oppervlakte te laten bestaan uit inheemse bosbestanden. Ook in de dan nog gemengde bestanden zal het aandeel inheems loofhout aanzienlijk groter zijn dan nu het geval is. Los van de bestandsindeling zal het bos dan wat betreft grondvlak uit meer dan 70% inheemse boomsoorten bestaan (nu 50%).

De verjonging van inheemse loofboomsoorten die zich zal vestigen in de onderetage zal bestaan uit:

- Op de drogere, hogergelegen gronden: Ruwe berk, Zomereik, Gewone lijsterbes, Gewone esdoorn en Beuk. Te grote dominantie van esdoorn (> 70% van het stamtal of >50% van het grondvlak) zal vermeden worden door het selectief wegdunnen van de esdoorn en/of het aanplanten van de andere vermelde soorten.

- Op de nattere gronden (bv. Kerkebeek) zal Gewone es een hoog aandeel innemen (50-60 % kroonbedekking). Zomereik en andere natuurlijke begeleiders (Gladde en Fladderiep, Zwarte els, Schietwilg) zorgen er voor extra variatie. Gewone esdoorn wordt hier slechts in uiterst geringe mate getolereerd ( max. 15-20% kroonbedekking) vanwege het dominante gedrag in dit milieu, waardoor de oorspronkelijk kenmerkende samenstelling van het beekbegeleidend bos geleidelijk zal verdwijnen.

- Speciale aandacht wordt gevraagd voor het behoud en de uitbreiding van de zeldzame Fladderiep, die het zowel als boom- of als hakhoutsoort goed kan doen op de matig vochtige gronden (zie verder behoud genenbronnen en zeldzame soorten).

Voor de naaldhoutbestanden zal de omvorming naar inheems, standplaatsgeschikt loofhout vooral gebeuren via sterke dunningen (bezaaiïngskap en/of lichtingskap), groepsgewijze kappen of zeer uitzonderlijk een eindkap.

Waar Amerikaanse eik zich verjongt, wordt de soort fors weggedund. In het geval van de Tamme kastanje wordt het aandeel zeer beperkt gehouden (< 5% van het grondvlak).

Populier zal worden gekapt op plaatsen die niet gevoelig zijn voor bodemschade. Op de natste of op minder toegankelijke plekken (bv. de natte percelen in de vallei van de Kerkebeek), zullen de populieren aanwezig blijven tot ze een natuurlijke dood sterven. Populier wordt niet meer heraangeplant in de openbare bosplaatsen.

Opmerking:

Sommige boseigenaars (o.a. de provincie) benadrukken dat bij de omvorming van naaldhoutbestanden voorkomen moet worden dat Amerikaanse vogelkers plots te sterk gaat uitbreiden, waardoor extra werklast dreigt te ontstaan om deze exoot te bestrijden. Daarom zal in die gevallen worden gestreefd naar een evenwichtige uitbating van het naaldhout waarbij enerzijds de productie van kwaliteitshout wordt gegarandeerd; anderzijds een begin kan worden gemaakt van de meer gewenste natuurlijke verjonging met loofbomen zonder dat Amerikaanse vogelkers een onbeheersbaar probleem wordt.

Æ Behalve de boomlaag wordt ook gestreefd naar een goed ontwikkelde struiklaag met een natuurlijke samenstelling.

Struiken of bomen die niet behoren tot het natuurlijke, standplaatsgeschikte gamma inheemse soorten worden uit het bos verwijderd. Daarom zullen in eerste instantie de zich vaak zeer sterk uitbreidende Amerikaanse vogelkers en de Pontische rododendron worden bestreden. Buiten de feitelijke bosbestanden kunnen rododendrons worden behouden wanneer zij specifiek onderdeel zijn van de (kasteel)parkaanleg.

Æ Evenwichtige leeftijdsstructuur en bosverjonging met inheemse boom en struiksoorten.

Zowel op korte als lang termijn zal er gezorgd worden voor een goede verdeling van de leeftijdsklassen van de bomen. Momenteel zijn bestanden ouder dan 100 jaar ondervertegenwoordigd in de leeftijdscurve (<5%

van bosareaal) en is er een zeer talrijk voorkomen van bestanden tussen 40 en 80 jaar oud. Om op lange termijn voldoende jonge bestanden te behouden zal zo’n 15% van het bosareaal verjongt worden binnen de termijn van het beheerplan (33 bestanden, 48ha). Dit betreffen voornamelijk bestanden uit de categorie 40-80 jaar. Het aandeel bestanden ouder dan 100 jaar zal toenemen tot zo’n 15% van het bosareaal. In de oude bestanden mogen bomen hun natuurlijke leeftijd bereiken. Natuurlijke verjonging geniet de voorkeur, indien dit niet lukt of indien hier duidelijk geen potenties voor aanwezig zijn dan zal gebeuren met inheemse soorten, bij voorkeur met streekeigen materiaal (autochtone soorten). De natuurlijke verjonging wordt gekoppeld aan een doelgericht kapbeheer (groepsgewijze dunning/kap). Daarbij wordt in de omgeving van goede zaadbomen gezorgd voor goede verjongingsomstandigheden (eventueel verwijderen van te zuur strooisel en bramen). Gewone esdoorn wordt beschouwd als een kwaliteitsboom, die een behoorlijk doch nooit een overwegend aandeel in het bomenbestand van de toekomst mag hebben. Waar esdoorn dreigt te gaan domineren, wordt de soort ingeperkt door kap ten voordele van andere soorten (zie hoger vermelde doelstellingen).

Æ Ontwikkeling van bosbestanden naar een natuurlijke ‘eindfase’.

Dood hout in alle mogelijke maten en vormen is een essentiële component van het meer natuurlijke bos.

Anno 2006 nam het volume dood hout in de bossen van Brugge-Zuid circa 1,14% van het totale houtvolume in (var 0-4%). Het aandeel dood hout, zowel liggend als staand, zal opgevoerd worden tot minimum 4% van het totale houtvolume zoals aangegeven in de beheervisie duurzaam bos (Pro Silva principes, VBV, 2001).

Bovendien zal door een gericht beheer gezorgd worden voor een continu aanbod van dood hout van verschillende diktes en verschillende boomsoorten ten behoeve van specifieke fauna-elementen (nestholten voor zwarte specht, vleermuizen, boommarter…) en specifieke fungi (Walleyn, 2005). Deze optie geldt zowel voor bestanden met inheemse, streekeigen boomsoorten (eik en beuk, bv. bepaalde Beisbroekbestanden) en voor bepaalde, geselecteerde naaldhoutbestanden (voorbeeldbestanden van Douglas en Grove den in Beisbroek en Tudor). In het domein Tillegem kan een toename van het aandeel dood hout gerealiseerd worden in de bosjes langs de Kerkebeek (spontaan afstervende populieren) en bestanden onder niets doen beheer en enkele oudere bestanden. In dergelijke bestanden kunnen bomen (zeer) oud worden en uiteindelijk overgaan tot afsterf- en aftakelingsfase. In zo’n 22 ha bos worden geen dunningen meer voorzien en kan de natuur spontaan evolueren.

Velling wordt pas uitgevoerd wanneer de bomen een te hoog veiligheidsrisico vormen.

Æ Het laten ontwikkelen van meer natuurlijke bos-open ruimte overgangen.

In bestanden die grenzen aan open plekken in of aan de rand van het bos, zullen mantel- en zoom begroeiingen tot ontwikkeling kunnen komen, behalve in het geval dat deze randen deel uitmaken van de historische parkaanleg. In zulk geval worden de scherpe grenzen gerespecteerd. In de andere gevallen zullen struikgewas, ruigtkruiden, heide- en graslandsoorten zich kunnen vestigen door het voeren van een aangepast beheer en zal de overgang tussen bos en omgeving geleidelijker verlopen d.w.z. min of meer getrapt en idealiter volgens een gradiënt van grasland-ruigte-struikgewas naar bomen en bos.

Æ Het hakhout- en middelhoutbeheer heeft niet alleen een cultuurhistorische waarde maar draagt ook bij aan de structuurrijkdom van de bossen. Waar mogelijk wordt deze bedrijfsvorm dan ook in ere hersteld.

Æ Behoud en optimaliseren van de aanwezige (natuurlijke) milieuvariatie.

Milieuvariatie is een essentiële voorwaarde voor een hoge mate van biodiversiteit. Alle maatregelen die tot een nivellering van de milieuomstandigheden leiden, worden bij voorkeur achterwege gelaten. Daarom zullen in de toekomst de afwateringsgrachten nog alleen worden onderhouden waar ongewenste schade kan ontstaan bv. nabij woonwijken, veel gebruikte paden…. Het beheer is er op gericht om de waterretentie te verhogen en van nature natte terreingedeelten nat te houden.

Foto 9. Nieuw gegraven poel in het Provincie domein Tillegem (bestand 21x-voormalige akker). Na de aanleg ervan hebben salamanders de poel snel gekoloniseerd. Op de achtergrond is een bremstruweel zichtbaar.