• No results found

9. Oudercontact

9.2 Opbouwen van het contact

Twee weken voor de eerste lessen deed ik een eerste belronde in de hoop alle ouders een keer gesproken te hebben voordat ik hun kinderen zou ontmoeten. Ik had het boek “Phoning parents” van de oprichter van de Match High School gelezen. In dit boek beschrijft hij vanuit de praktijk wat een docent te winnen heeft bij regelmatig oudercontact, hoe je vertrouwen op kan bouwen en op welke manier een docent dit vertrouwen kan gebruiken om een leerling beter te laten presteren (Goldstein, 2013). Die eerste week wilde ik in kaart brengen of ik taal gerelateerde problemen kon verwachten. Die focus op taal was niet uit de lucht gegrepen. Ik verwachtte namelijk dat een deel van de ouders niet of nauwelijks Nederlands zou spreken. Aan de namen te zien hadden de ouders van mijn leerlingen allen wortels buiten Nederland. Tijdens die eerste belronde op dertien oktober kreeg ik vier van de tien ouders te spreken, waaronder Ouder 1, de moeder van Leerling 8. Ze nam op, enigszins chaotisch maar heel enthousiast: “Ja, hoi, sorry hoor, ik heb net de kinderen naar school gebracht haha!”. Ze had gehoord over het project en ze was blij dat Leerling 8 geselecteerd was. “Wanneer bent u het

63 beste bereikbaar? Heeft u een voorkeursdag?”, vroeg ik. “O dat maakt niet uit hoor, je kunt me altijd bellen!”. In mijn logboek schreef ik: “Moeder gesproken. Enthousiast, spreekt goed Nederlands.” De moeder van Leerling 7 kon ik niet bereiken. Elke keer wanneer ik het nummer belde dat ik van de school gekregen had, hoorde ik: “Dit nummer is niet in gebruik”. De week daarop probeerde ik het weer, met hetzelfde resultaat. In de eerste lesweek vroeg ik Leerling 7 of ik wel het juiste nummer had. Hij zou het navragen. De volgende dag kreeg ik een notitieblaadje met een ander telefoonnummer en de naam van zijn moeder er op. Dezelfde middag belde ik het nieuwe nummer en kreeg ik Ouder 2 aan de lijn. Ze bood haar excuses aan; ze had net een nieuw telefoonnummer en dat was ze vergeten door te geven aan de school. Het gesprek verliep als vanzelf. Ouder 2 was erg open, ze sprak haar eigen

enthousiasme over het tutor project uit en ze vertelde dat Leerling 7 de eerste lessen heel leuk had gevonden. Ik zei haar dat het wederzijds was. “Het is ook goed voor hem denk ik, een meester.”, vervolgde ze. Op dat moment wist ik nog niet precies waarom, maar daar zou ik in de loop van het jaar achter komen.

In die beginperiode sprak ik Ouder 1 en Ouder 2 elke week op vrijdagmiddag. In het eerste telefoongesprek waren zij al de ouders geweest waar het gesprek het meest natuurlijk verliep en dat veranderde niet. Sterker nog, de gesprekken met Ouder 1 werden al snel vriendschappelijk:

JR: Goedemiddag! Hoe gaat het?

Ouder 1: Goed hoor. Ik heb net de kinderen naar zwemles gebracht dus het is even heerlijk rustig. Hoe is het met jou?

JR: Kijk, dat is nog eens lekker! Met mij gaat het ook goed; het is weer weekend. Ouder 1: Fijn hè?

JR: Ja, heerlijk. Hoe is het met Leerling 8?

Ik vond het prettig om op goede voet met deze ouders te staan, dat maakte het bellen erg leuk. Er schuilde wel een klein gevaar in. Met name bij Ouder 1 moest ik er echt voor zorgen dat ik snel ‘to the point’ kwam: ik belde om te bespreken hoe de lessen met haar zoon die week verlopen waren. Wanneer dat gebeurd was, konden we over andere zaken praten. Dat leek mij vanuit het oogpunt van het opbouwen van een band met thuis prima. Hoe beter de relatie, hoe meer vertrouwen en hoe meer invloed ik kon uitoefenen wanneer het nodig was.

Het opbouwen van een goede relatie lukte niet alleen met Ouder 1, maar ook met de moeder van Leerling 7, zij het op een iets andere manier. Waar de moeder van Leerling 8 graag het bespreken van de schoolweek even parkeerde om over haarzelf te praten, wilde Ouder 2 meteen weten hoe het met haar zoon ging. En waar ik in gesprekken met Ouder 1 op

64 een directe manier meer over haar te weten kwam, ging dit bij Ouder 2 meer mondjesmaat en anekdotisch wanneer we over Leerling 7 praatten. Ik had mij voorgenomen om de tijdens de eerste gesprekken met ouders de positieve punten te vergroten en de negatieve punten iets afgezwakt te bespreken. Door te laten zien dat ik goed gedrag zag en beloonde, hoopte ik ook in korte tijd moeilijke gesprekken te kunnen voeren over slecht gedrag. Nu was het zo dat ik over Leerling 7 en Leerling 8 eigenlijk weinig negatiefs te melden had, ze vertoonden gewoonweg consequent het gewenste gedrag, maar deze persoonlijke, positieve benadering leidde al snel tot openhartige gesprekken. Ouder 1 deelde in het derde gesprek op dertien november al zorgen die ze heeft over Leerling 8; thuis is hij vaak “ondeugend” waardoor ze vaak conflict met hem heeft. Daarnaast maakt ze zich zorgen over een aantal schoolvrienden. Hij heeft “foute vriendjes” en hij zit in een “verkeerd groepje voor hem”. Ook hier was negatieve groepsdynamiek een belangrijk thema. In mijn derde gesprek met Ouder 2 op twintig november sprak ik vol lof over haar zoon en vertelde ik over de gesprekken die we hadden. Ze zei: “Ik word elke week blij van jou”. Ze was blij dat hij open was naar mij, thuis was hij namelijk nogal gesloten. “We zijn ook maar met zijn tweeën”, verklaarde ze. Deze ontboezemingen van beide moeders hielpen mij in mijn relatie met hun kinderen, maar ook in mijn relatie met hunzelf. Ik kon ze namelijk mijn hulp bieden. Met Ouder 1 sprak ik af dat ik met Leerling 8 zou praten over zijn gedrag thuis. Dat vond ze prettig: “Misschien luistert hij wel naar jou”. Met Ouder 2 sprak ik af dat ik met Leerling 7 zou blijven praten. Bij mij kon hij altijd terecht. Het stelde haar gerust dat hij niet (meer) alleen zijn moeder had om te praten over wat hem bezighield. Op zesentwintig november waren beide vrouwen als een van de weinige ouders op de eerste ouderbijeenkomst. Het was erg leuk om ze te ontmoeten na de goede telefoongesprekken. Ik herinner mij dat ik onderweg naar huis in de trein een glimlach moest onderdrukken. Ik genoot van mijn baan, het werken met de kinderen, maar om op de ouderbijeenkomst door alle drie de ouders van mijn leerlingen die gekomen waren oprechte complimenten te krijgen gaf een kick. Het oudercontact zag ik dan ook niet als een

verplichting, maar als een plezierig onderdeel van mijn werk.