• No results found

Als er iemand

In document Onze Taal. Jaargang 34 · dbnl (pagina 120-125)

tegen is, is er ook weer iemand voor. Zo met de titulatuurtierelantijnen, waarin de

Wel(edel)geboren Heer zonder genade op de hak werd genomen. Sommigen zeggen:

hoera, ruim nou eindelijk die duffe rommel op; anderen zeggen: ba, wat een miezerig burgermanneke die de fleur uit onze omgangsvormen wil halen. Wij bemoeien er ons (voorlopig) niet meer mee. Ieder doe, wat hem goed lijkt. □ Wel moeten we nog even kwijt wat in universitaire kringen de titulatuur is voor de iets te vroeg geboren studentenzoon: de Snelgeboren Heer. □ Kwijt staat in de vorige zin (naar we hopen) goed, maar wat we eens zonder aarzelen schreven: mijn pen is kwijt, stuit op barre

Zo was er een ziekenhuis dat in een advertentie een directrice vroeg. Zij moest o.a. hebben: ‘ervaring i.c. personeelszaken’ (nog erger dan normaliter in plaats van normaliter) en ‘juiste approach tot mensen’ (is wel achterhaalbaar). Maar het allermoeilijkste was de voorwaarde: ‘irrationeel prestige’.

Nu is een prestige pas een prestige als het te merken is, maar hoe stel je vast of een prestige irrationeel is? Met je verstand mag je het niet beredeneren. □ U weet toch dat de loodgieterspatroons een prijsvraag hebben uitgeschreven om een nieuwe naam te vinden voor de loodgieter? Hij giet al sinds jaren geen lood meer, tenminste dat is niet zijn hoofdbezigheid. □ De statuszoekerij in taal houdt, eenmaal begonnen, nooit meer op. Kwekerij A was vroeger een kwekerij; nu heeft de kweker een bord op zijn hek gespijkerd met Tuincentrum A. De stoffeerder is via de woninginrichter een interieurverzorger geworden. Een van de weinige beroepen die nog eerlijk zijn (of is?), is dat van de slager. En daarbij slachten de meeste slagers niet eens meer. Wachten op een prijsvraag bij een jubileum van de slagerspatroonsbond. □ De rij wordt afgesloten met de advertentie waarin gevraagd wordt: pakketteuses en

pakketteurs. Er stonden geen vereisten bij. □ Nog eens die hoofdletter: wij vinden

Mijne Heren wel mooi, maar Mijne heren genoeg. Het groene boekje laat ons (blz. LXVIII) veel vrijheid en heeft het over de gevoelswaarde van een woord. Heren heeft voor ons geen andere gevoelswaarde dan heren. □ Een lezer las in O.T. nr. 7-8, 1961: ‘maar mijn opvatting van het begrip welvaart, heerst deze niet in een land waar veler woonsituatie nog zo abominabel is als hier, waar kunst en kunstenaar voor het grootste deel alleen kunnen existeren bij de gratie van overheidssubsidies waar ontelbaar velen een minimaal inkomen toucheren’ en hij maakt daarvan nu, vier jaar later: ‘...waar veler woontoestand nog zo verschrikkkelijk is als hier, waar kunst en kunstenaar... alleen kunnen bestaan bij de gratie van overheidstoelagen waar ontelbaar velen een minimaal inkomen hebben.’ Blijft nog over voor 1969: gratie en minimaal. □ Jutfaas, officieel Jutphaas, komt niet van Jut, gelijk wij al in mei vermoedden, maar van Judithfax, gelijk nu een vorser gevonden heeft in een stuk uit 1165. □ Op 1 juli 1965 zijn de gemeenten Noordbroek en Zuidbroek samengevoegd tot de gemeente Oosterbroek. Het merkwaardige is dat de inwoners van Noord- en Zuidbroek zich, ongeacht hun kunne, Noordbroekster, onderscheidenlijk Zuidbroekster noemden. Hun krant heette: De Noord- en

Zuid-58

broekster. Niet in de betekenis: de ster van N. en Z.). Nu is dat vanaf 1 juli 1965 afgelopen. De man die daar woont, is een Oosterbroeker en de vrouw een Oosterbroekse. □ Strijd ontbrand over de tekst in een schoolrekenboekje. Een rechthoek is vier centimeter breed en vijf centimeter lang. Wat is het antwoord: 4 cm × 5 cm = 20 cm2, 4 × 5 cm = 20 cm2, 4 × 5 cm2= 20 cm2of nog iets anders? □ Naar aanleiding van een voorschrift betreffende het plaatsen van deurknoppen in deuren hebben we gepoogd een absoluut waterdichte definitie te ontwerpen van links en rechts. Het is ons niet gelukt. □ Miljoenen werknemers (mooi woord) hebben in de afgelopen zomer moeten piekeren over de vragen op de werknemersverklaring loonbelasting. Was niet makkelijk. Vooral dat stuk over dat ‘duurzaam gescheiden leven van uw vrouw (man)’. Er stond in: echtgenoot. Goed, dat is zowel de man als de vrouw, maar het is toch wel in het algemeen gereserveerd voor de man. □ Geheim heeft inderdaad wat met heim, heem, huis te maken. Heimelijk is oorspronkelijk huiselijk, intiem, innig, vertrouwd. Een schone gedachte voor wie een dagsluiting voor de televisie moet schrijven. □ Je kunt je schouders ophalen over dat gepruts met het koppelteken bij kleurschakeringen, maar dat is niet juist. Zodra u

wetenschappelijke artikelen moet schrijven over verf of over bloemsoorten, zit u ermee en dan voelt u het verschil tussen oranjerood (een soort rood) en oranje-rood (zowel rood als oranje). □ Wij vonden dat patrijspoort tot de tien mooiste woorden behoort, maar als u dat geslikt hebt, kunt u - blijkens de kritiek - niet lezen, want maar één woord kan het mooist zijn, dus: de mooiste tien. Een verklaring van de patrijspoort zou batterijspoort kunnen zijn. □ Leuk was inderdaad zo'n halve eeuw geleden een niet al te best woord; het is familie van lauw, traag. Er schijnen nog kringen te zijn waar het taboe is. Wij kennen die niet. □ Ons open bestel kan volgens de ingewijden nog veel opener. We hebben zelf ooit geschreven dat iets veel logischer zou zijn, maar de klap kwam hard aan: iets is logisch of niet. □ Het raadsel van de

verdieping die een verhoging is, hebben deskundigen voor ons opgelost. Men ging

vroeger echt dieper bij het maken van een etage. Boven het hoge voorhuis was een pakzolder. Was uitbreiding nodig, dan kon men achter het huis bouwen (het

achterhuis) of - als de pakzolder niet mocht worden opgeofferd - men ging dieper: de nieuwe ruimte kwam ten koste van het voorhuis, onder de zolder. □ Zullen we

langparkeerder en kortparkeerder maar niet laten? Net als de hardloper en de

langslaper. Bijwoord met de handelende persoon. □ Een woordenmaker op een vergadering had het over de inbreiding die in plaats van de uitbreiding moest komen. Hij bedoelde dat er niets nieuws bij moest komen, maar dat het bestaande beter gedaan diende te worden. □ Dat vers van Troelstra ‘Heel het raderwerk staat stil enz.’ (zie O.T. vorige maand) komt - zegt een kenner - uit het Duits (‘Alle Räder stehen still enz.’) en staat in een liedboek voor arbeiders uit 1863.

Niemand kan om half vijf vergen dat men zich door vee laat tergen. Ook de z mag op reces

als de klok aanwijst: 't is zes. Klinken zes, zestien met z,

s in zestig, luidt de wet. Vijftig start met f, geen v'tje,

wel een v in vijftien, weet je!

Zeven heeft de z van zes,

maar in zeventig hoor je s. 't Is begrijpelijk dat veel mensen taal aldus bijna verwensen, dat ze zeggen heel kordaat: ‘Spreek een z waar een z staat’. Deze lieden geven zes

net als wij een z, geen s, maar in vijftig, zestig vormen zij v, z naar spellingsnormen. Wij beweren met meer grond: ‘Spraak is baas en spelling hond. Waar de eerste moet bevelen zal de tweede dienaar spelen’. Wie meer oog dan oor heeft, deelt uitspraak op in het spellingsbeeld. Hij hoort bij de visuelen,

kan geen auditieven velen, en beseft niet dat de spraak heeft een soevereine taak, spelling achteraan komt zeulen: spraak is paard, spelling het veulen. Soms is spelling wat onstatisch en wordt onverwachts dynamisch: Alwie mooi begraven is

kreeg een prachtbegrafenis; die zijn vee aan het laven is spreekt met f van lafenis.

Spelling volgt hier spraak gelukkig -toont zich elders echter nukkig: ‘Als hij aan het verrijzen is komt 's mensen verrijzenis’. Wie in het tweede z wil zeggen moest zich op een s toeleggen.

Zestig is met zes maal tien

gans niet identiek, indien men retorisch deze vraag stelt: ‘Ben je zestig?’, daar dit haast geldt als een twijfel of je brein

wellicht aan de haal kan zijn! Vraagt men echter: ‘Ben je zestien?’ dan zal iedereen goed inzien: dit is een normale vraag zonder enige hinderlaag. Eén ding staat voor mij wel vast:

‘Ben je zestig?’ met een z'tje is een dubbel mislukt pretje doordat ook de z niet past. Ben je zó van zessen klaar dat de kleine fout in het opschrift ook al ben je geen piekeraar -er voor jou toch duimdik op ligt?

[Nummer 11]

In document Onze Taal. Jaargang 34 · dbnl (pagina 120-125)