• No results found

Nogmaals: spelfout nummer 1

In document Onze Taal. Jaargang 34 · dbnl (pagina 96-100)

In O.T. van februari jl. haakt de heer Van der Weijden in op het citaat dat de Redactie in het decembernummer heeft gegeven uit mijn boekje ‘Waarop letten bij het schrijven in het Nederlands?’

Het doet me veel genoegen daarin te lezen, dat ook hij bezig is met het onderzoeken van de frequentie der fouten die bij het schrijven van Nederlands worden gemaakt. Zijn conclusie dat het zondigen tegen de regels voor het aaneenschrijven bovenaan staat, is ook de mijne. Zijn hulpregel ‘twee zelfstandige naamwoorden die pal naast elkaar staan, worden in het Nederlands aaneengeschreven’, heeft ook mij bij het onderwijs jarenlang geholpen.

Nu gebruik ik die ‘regel’ niet meer. Ik beaam ten volle, dat men er dankbare reacties mee kan oogsten, terwijl het door mij gegeven stelsel van regels en regeltjes de studerenden voert tot de verzuchting ‘het nu helemaal niet meer te weten’, zoals de heer Van der Weijden schrijft. ‘Toen ik hun vertelde’, zo vervolgt hij, ‘dat men zelfstandige naamwoorden aaneen dient te schrijven, keken ze, of ik hun iets nieuws had verteld en of ze hiermee de oplossing van hun moeilijkheden hadden gekregen. Inderdaad was het de oplossing van hun moeilijkheden en het blijkt het “sesam open u” te zijn voor vele twijfelaars. Steeds blijkt bij het geven van taalles hoe belangrijk de didactiek is. Men kan iemand de volledige grammaticale regels van een bepaald geval geven, maar men behaalt geen enkel resultaat als men niet de typische moeilijkheid kent, de diepere oorzaak van het verkeerde gebruik’.

Veel hiervan kan ik onderschrijven, maar toch ben ik tot de overtuiging gekomen, dat iedere simplificatie, elk werken met ezelsbruggetjes bij het onderwijs aan 12- tot 25-jarigen verwerpelijk is, althans wanneer die hulpmiddelen niet zo spoedig mogelijk vervangen worden door wetenschappelijk verantwoorde beginselen. De regel over naast elkaar staande substantieven is geschikt voor de lagere school, maar moet ook dan gefundeerd zijn in inzicht: het is 1 ding, het heeft 1 accent, het is 1 woord. Bij

voortgezet onderwijs mogen we de ogen niet sluiten voor de vele complicaties;

immers een bezinning daarop verdiept juist het inzicht en maakt, dat de hoofdregels met hun uitzonderingen trefzekerder worden gehanteerd en zo de basis gaan vormen van een werkelijke taalbeheersing in geschrifte. Wie men het ezelsbruggetje leert leggen, krijgen de idée fixe dat ze de weg weten in een mijnenveld; ze sluiten zich af voor de finesses en schuwen de uitmuntende scholing die in het raadplegen van woordenboeken schuilt. De leermeesters zelf onderwijzers zo goed als leraren -hebben de laatste 20 jaar toch al intensief de weg van weinig weerstand bewandeld: een zeer groot gedeelte hunner kent zelf de regels niet of laat na, de inbreuk op de regels stelselmatig te bestrijden.

‘Vijfenzeventig procent van alle fouten die door alle Nederlanders op alle gebieden van schrijftaalbeheersing worden begaan, liggen “boven de streep” op mijn correctieplakzegel, dus wat de grammatica aangaat: bij de paragrafen 9 t/m 19; wat de stijl aangaat: bij de paragrafen 30 t/m 40, en wat de spelling betreft: bij de paragrafen A, I, H, K, E, C, P, U en M’2)

.

Ik nodig iedere lezer uit dit d.m.v. steekproeven op binnen zijn bereik zijnde groepen te controleren. Voor de fouten die als koplopers optreden, tekenen zich in mijn materiaal zelfs reeds percentages in doodverf af; deze behoeven nog de correctie en aanvulling van velen.

Grammaticafouten 14% par. 9 verwijzing 10% par. 10 contaminatie 10% par. 12 volgorde 8% par. 13 pleonastisch 8% par. 16 beknopte bijzinnen

7% par. 11 tijd, modaliteit, aspect

7% par. 15 conjunctie 6% enz. par. 19 incongruentie Stijlfouten e.d. 24% par. 30 woordenkeus 10% par. 31 onduidelijk (bedoeling, situatie)

10% par. 36 onlogisch, onjuist

8% par. 33 omslachtig 7% par. 32 overbodig 7% par. 35 te lapidair 7% par. 38 praattaal 6% enz. par. 37 primitief

Spelfouten (Nederlands taaleigen)

30% par. 1A Aaneenschrijven 20% par. 1I Interpunctie 7% par. 1H Hoofdletters

6% par. 1K Koppeltekens

4% par. 1E Enkel of dubbel teken

4% par. 1C C die als k is ingeburgerd

3% par. 1P Persoonsvormen

3% enz. par. 1U Spelfout door uitspraakfout

De didactische consequenties van dergelijk materiaal liggen in mijn eigen praktijk voor de hand; moesten dat misschien ook liggen in de praktijk van anderen. Daarom ook hier weer mijn opwekking aan de lezers, deze cijfers te toetsen in eigen kring. De studerende kan van het aangehechte zegel (dat hij zelf invult en ‘uitrekent’), zijn zwakke plekken aflezen. Dan komt de bestudering van deze regels in het genoemde theorieboekje (‘Waarop letten?’) en ten slotte het verbeteren van zinnen waarin telkens de gewraakte fouten (en geen andere!) voorkomen; dit is het sluitstuk van mijn

drieluik: het werkboek3)

. Hoeveel zinnen moet hij verbeteren? Paragraaf 1A (‘Aaneenschrijven of niet?’) geeft 358 stuks: voldoende voorraad om ook de hardnekkigste sloddervos op dit punt tot grote accuratesse te brengen. Ik citeer hier de eerste 24 zinnen (geheel willekeurig bijeengezet): we zien dan, dat het

ezelsbruggetje van de heer Van der Weijden inzake de substantieven maar weinig uitkomst biedt in de harde praktijk. (De zinnen zijn alle afkomstig uit schrifturen van h.b.s.'ers).

1. Een geknor van je welste.

2. Een heideveld, waar we over heen moesten. 3. We sloegen nu eens links, dan weer rechts af. 4. Zakken met koffie en suiker er in.

5. Ieder ander zou zich over gegeven hebben.

6. Grote meeuwen soorten zijn gevaarlijk voor de kleintjes. 7. Als het tepas komt, eet hij ook wel eens een kikker. 8. Een dood enkele maal.

9. Degene die zich hier mee bezig houdt.

10. Hieraan heeft de kerk danook de naam ‘Noormannen kerkje’ te danken. 11. Wereld- en Europesekampioenschappen.

12. Vader zag er om verschillende redenen vanaf, de winkel aan te houden. 13. Het zal niemand verwonderen, als het hoofd van het gezin nu weer de straat

opgaat.

14. Ik verlang er naar, daar weer te mogen wonen. 15. De huizen, los van elkaar, met tuintjes er voor. 16. Vele boeren waren hier tegen.

17. Ze zien er tegen op, met stedelingen om te gaan. 18. Toen we weg gingen, was het vijf uur.

19. Het best wil van de vrije wereld.

20. Amerika is het land, dat er op moet toe zien, dat... 21. Het Aziatische vaste land.

22. Bismarcks politiek bestond vooral hier in, dat...

23. Rusland en Oostenrijk stonden duidelijk tegenover-elkaar.

24. De lucht corridor naar Berlijn loopt boven Oostduits grond gebied.

Al is de bierkaai lang en dicht bevolkt, we moeten m.i. blijven vechten en daartoe allereerst de wapens die er, door wie ook, geconstrueerd zijn of nog worden, verfijnen en distribueren. Intussen blijft het belangrijk, dat we ons ook verdiepen in wat de heer Van der Weyden noemt ‘de typische moeilijkheid, de diepere oorzaak van het foute gebruik’. In zijn eigen reactie gaat hij daarop trouwens niet in. Hij signaleert wel het voorkomen van de fout op spijskaarten, technische contracten, emballages, reclames e.t.q., maar verzuimt bij die gelegenheid althans een oorzaak aan te geven: de typografentyrannie (zich ook uitstrekkend tot het domein van lithografen, reclameontwerpers, huis- en rijtuigschilders), een tirannie die gelooft in de mythe van de ‘strakke lijn’ en die COORNHERT LYCEUM boven de poort van een school mooier vindt dan toevoeging van een koppelteken. Hoe een taalkundige als hij, naar wie zo'n school is genoemd, er zelf over zou hebben gedacht, moet men maar niet

vragen. Het is binnen ons in 25 jaar volstrekt vervallen taalonderwijs toch al zo, dat meer scholen zich sieren met de namen van vroegere genieën naarmate zij zelf minder genieën afleveren. Het is toch al zo dat de geldontwaarding in deze kwarteeuw, waardoor een vooroorlogse gulden nog een dubbeltje waard is, een pendant heeft gekregen in een verlies aan taalbeheersing bij de brede lagen van ons volk volgens dezelfde verhouding: 100 staat tot 10. Ook dit is een oorzaak voor het bovenaan paraderen der kwesties: aaneenschrijven, leestekens, hoofdletters, koppeltekens, enz.: dat men (de overheden incluis) deze dingen oude kul van schoolmeesters acht, waar naoorlogse onderwijzers, leraren en hoogleraren zich niet meer druk om behoeven te maken; symptomen van onmacht tot accuratesse, van verloren spankracht, van gooi-het-maar-in-mijn-pet-mentaliteit. Er zijn nog veel meer oorzaken, psychische en sociologische. In een volgend artikel hoop ik op de zaak terug te mogen komen.4)

Delden, april '65 Diemer

Eindnoten:

1) Hoe moet ik corrigeren? Een handleiding voor ‘produktieve correctie, uitg. ‘Stabo’, Delden (1961).

2) Nummer en letters worden in de statistieken verduidelijkt. Zegel, theorie- en werkboek zijn gelijkluidend gecodeerd.

3) ‘5000 zinnen ter verbetering’, 3e druk, uitg. ‘Stabo’, Delden (1964). 4) Ca. 5 keer op ca. 30 gevallen!

In document Onze Taal. Jaargang 34 · dbnl (pagina 96-100)