• No results found

Onze rechterlijke organisatie en daarmede samenhangende vraagstukken

§ 49 Een van de machten in het staatsorganisme wier functie van een voor de maatschappij verreikende betee-kenis is, is de Rechterlijke Macht.

Eigenrichting wordt om begrijpelijke redenen door den Staat, die tot taak heeft de door hem gevestigde rechtsorde te hand-haven, als regel niet toegestaan. Daartoe is door hem in het leven geroepen een afzonderlijk orgaan, de Rechterlijke Macht, welke tot taak heeft het objectieve recht, hetzij bur-gerlijk, hetzij strafrecht, op de aan hare kennisneming onder-worpen zaken toe te passen.

In het reglement op de Rechterlijke Organisatie, datee-rende van 1847, vinden . we opgenomen de inrichting en de verplichtingen van de Rechterlijke Macht; maar ook maken we daar kennis met een aantal als in nevelen gehulde func-tionnarissen en andere justitieele ambtenaren.

De eerste vraag ter beantwoording is: wat zijn rechterlijke ambtenaren ? Het zijn alle ambtenaren, die bij de rechtsbe-deeling een bepaalde taak hebben. Daaronder vallen ten eerste de eigenlijke rechters, die na onderzoek der zaak recht spreken, die dus beslissen over het schuldig of onschuldig van beklaagde, over het toezeggen en afwijzen der vordering of het niet-ontvankelijk verklaren van den eischer in zijn eisch. Maar daartoe behooren ook de ambtenaren van het Openbaar Ministerie, de openbare aanklagers, die als orgaan van het overheidsgezag o. a. beslissen over het al of niet ver-volgen van een strafbaar feit, hun ter oore gekomen en ter terechtzitting requisitoir doen, d. i. toepassing vragen van de wet.

Als derde categorie van rechterlijke ambtenaren noem ik.

de griffiers, ev. substituut-griffiers, die ter terechtzitting een zwijgende rol vervullen en o. a. procesverbaal opmaken van

© The Tiffen Company, 2007

al wat met betrekking tot de zaak ter zitüng van den rechter voorvalt; ze zijn z o o n beetje de secretaris-archivaris van den rechter.

Tenslotte verrichten nog diensten bij de rechtspraak, maar op een lager plan, de deurwaarders en rechtsboden, waarover ik verder het zwijgen zal doen.

Nader wil ik ingaan op de categorie van rechterlijke ambte-naren, die den naam dragen van ambtenaren van het O . M . Omtrent hun ambtelijke positie en hun werkkring toch bestaat bij het publiek nog al eens misverstand. Het O . M . is een bij de Rechterlijke Macht gestationneerd overheidsorgaan. Het wordt gequalificeerd als één en ondeelbaar en vormt een hiërarchiek geheel, d. w. z. het vormt een geheel van ambte-naren met verschillende aan elkaar ondergeschikte rangen, aan welks hoofd staat de Procureur-Generaal bij het Hoog-gerechtshof. (In Nederland de Minister van Justitie).

Die uitdrukking: één en ondeelbaar wil zeggen, dat de of-ficieren van Justitie en de substituten elkaar wettig in hun functiën kunnen vervangen; hetzelfde geldt voor het parket van het Hooggerechtshof.

De P. G. heeft twee advocaten-generaal naast zich; alle overige ambtenaren van het O . M. zijn rechtstreeks aan den P. G. ondergeschikt.

Is het O. M. onafhankelijk van de eigenlijke Rechterlij-ke Macht, het is daarentegen afhanRechterlij-kelijk van het uitvoerend gezag, dus van de Regeering.

Art. 55 R. O . licht ons in over de taak van het O. M., doch wat daar gezegd wordt geldt in hoofdzaak alleen voor het Europeesche O. M. en slechts ten deele voor het Inland-sche O. M . De taak van het Europeesch O . M . bestaat uit:

Ie de handhaving der wettelijke bepalingen en der besluiten van het openbaar gezag; 2e de vervolging van alle misdrij-ven en overtredingen en 3e de executie van alle strafvon-nissen.

Het O. M. vertegenwoordigt den staat, het gouvernement, zoowel in strafzaken, waar het als openbaar aanklager op-treedt, als in civiele zaken, telkens wanneer het gouvernement als een gewoon rechtspersoon bij z o o n zaak betrokken is.

Intusschen is bij de raden van justitie te Batavia, Semarang

Par. 49 en 50

127

en Soerabaia laatstbedoelde functie, het optreden dus in ci-viele zaken voor het gouvernement, aan Landsadvocaten op-gedragen.

Het concludeeren in civiele zaken door het O. M. bv. in zaken van echtscheiding, hetgeen in Nederland in tal van zaken geschiedt, komt hier in Indië niet voor. i )

§ 50 Afgescheiden van een proces over een administra-tief geschil kan zich voor den rechter afspelen een burgerlijk-en eburgerlijk-en strafgeding.

In het civiel proces hebben we tegenover elkaar twee par-tijen, eischer en gedaagde (verweerder).

W i e meent, dat zijn subjectief privaatrecht geschonden is, kan 's rechters tusschenkomst inroepen. Eigenrichting, het is reeds opgemerkt, is in principe verboden; dus meent iemand, dat hem civielrechtelijk onrecht geschiedt, dan staat het hem niet vrij ter handhaving van werkelijke of vermeende rechten eigenmachtig op te treden bv. door een aanval te doen op eens anders persoon of goed.

Men begrijpe me goed: een bepaald strafbaar feit vormt het plegen van eigenrichting op zich zelf niet, maar wel is het een onrechtmatige daad en overgaande tot eigenrichting begeeft men zich op een pad vol voetangels en klemmen.

W a t de W e t wil, is dat men zich wendt tot het orgaan, speciaal daarvoor ingesteld, den rechter.

Hij moet daartoe, op het gebied van het burgerlijk recht, zelf echter het initiatief nemen; doet hij dat niet, blijft hij stilzitten, dan gebeurt er niets, want de overheid komt hier niet uit zich zelf in actie.

De rechter stelt nu vast, wat recht is tusschen partijen en daarna beveelt hij de partij, die een verplichting heeft te ver-vullen, daaraan te voldoen, dit alles bij vonnis.

W o r d t door de veroordeelde partij niet vrijwillig aan het vonnis voldaan, dan kan het vonnis geëxecuteerd worden

J) In Nederland concludeert het O . M. als gevoegde partij in civiele zaken in alle zaken, die op de openbare orde betrekking hebben, ook in zaken van echtscheiding en scheiding van tafel en bed. Alvorens vonnis gewezen wordt, worden de processtukken in handen van den Officier van Justitie gesteld ter tine van conclusie (advies aan den rechter), een for-maliteit, waarvan het nut vrijwel problematiek is.

Zie voor Ned.-Indië echter art. 318 Rv.

© The Tiffen Company, 2007

op het vermogen, de roerende en onroerende goederen van dezen, soms zelfs op den persoon (gijzeling of lijfsdwang).

Principieel is de burgerlijke rechter passief, lijdelijk: het is den burgerlijken rechter niet geoorloofd invloed uit te oefenen op de vraag, ôf de civiele partij een actie zal instellen, over welke feiten ze zal klagen, wat ze als rechtsherstel zal vra-gen, ja zelfs deze belangrijke kwestie, hoe partij de door haar gestelde rechtsfeiten zal bewijzen, is iets, dat, in beginsel al-thans, buiten den rechter om gaat.

§ 51 Anders dan in het strafproces gaat het hier ook om de formeele en niet om de materieele waarheid; die lijde-lijkheid en die z. g. n. formeele waarheid drukken hun stem-pel op het geheele civiele proces. Daarover uit te weiden zou te ver voeren. Meer en meer echter begint men zich te kan-ten tegen de vooral vroeger streng doorgevoerde consequen-ties van die lijdelijkheid. Men beweert ook — en m. i. terecht

— dat het niet alleen in het strafproces, maar ook in het bur-gerlijk proces dient te gaan om de materieele waarheid. Iets is waar of onwaar en de formeele waarheid is een onding.

Doch genoeg hierover.

Laat ik nu tegenover het civiel proces stellen het karakter van het strafgeding.

Daar vinden we tegenover elkaar: de beklaagde (in N e -derland spreekt men tegenwoordig na de invoering van het nieuwe wetboek van strafvordering steeds, ôôk in het eind-onderzoek, van verdachte) en het hem vervolgende O. M., als representant van het staatsgezag.

Komt de justitie een strafbaar feit ter oore door haar amb-tenaren, speciaal de politieambamb-tenaren, dan stelt ze tegen den overtreder der strafwet een vervolging in; als regel ge-schiedt dat onafhankelijk van den wil of de medewerking van dengene tegen wien het strafbare feit is gepleegd (uit-gezonderd dan in geval van klachtdelicten).

Geldt nu in het vooronderzoek d. i. in het politioneel onder-zoek, de voorloopige informatiën en de instructie het inquisi-toriaal principe, is de verdachte hier Untersuchungsobject, of wil men een nog längeren Duitschen term, Wahrheitserfor-schungsmittel, in het eindonderzoek, ik bedoel ter

terecht-Par. 51 129 zitting van den rechter, waar anders dan in het vooronderzoek het groote beginsel der openbaarheid geldt, heerscht het accusatoir beginsel; dat wil zeggen alles heeft hier plaats in het openbaar, mondeling, in de onmiddellijkheid van den rechter: beklaagde is nu geen object van onderzoek meer, maar is te beschouwen als zelfstandige procespartij. Het recht van verdediging door een raadsman wordt door de wet hier erkend en al heeft natuurlijk de Officier van Justitie een groot moreel overwicht, hij wordt toch beschouwd als partij.

Nu is in Nederland den lsten Januari 1926 een nieuw wet-boek van strafvordering ingevoerd. De Indische wetgeving is, in weerwil van den concordantie-eisch, nog niet gevolgd, waarschijnlijk in verband met de aanhangige plannen tot uni-ficatie van de strafvordering voor alle bevolkingsgroepen;

maar intusschen blijven de Europeanen van de voordeden van het nieuwe strafprocesrecht verstoken, hetgeen te be-treuren is.

De nieuwe Nederlandsche strafvordering heeft in het tee-ken gestaan meer waarborgen te treffen voor de rechten van den verdachte en de verdediging, uitbreiding alzoo van de bevoegdheden van verdachte en van zijn raadsman, zoodat tegenover het O. M. de rechten van den individu niet te zeer in het gedrang komen, iets wat, naar velen meenden, onder het oude strafprocesrecht maar al te zeer het geval was.

Ik moet om het belang der zaak hier even langer bij stil-staan.

De sociologische strafrechtsrichting heeft ter gelegenheid van de laatste herziening van het strafproces in Nederland ook op het terrein der strafrechtspleging haar denkbeelden zien zegevieren. Bij belangrijke onderdeden, die de moderne beginselen op strafrechtsgebied raken, kwamen de oude en nieuwe school typisch tegenover elkaar te staan. Minister Heemskerk, de verdediger van het ontwerp, wist tenslotte een compromis tusschen de uiterste richtingen tot stand te bren-gen. Maar toch heeft de nieuwe school merkwaardige over-winningen geboekt:

ten eerste werd een bepaling opgenomen, die ik het grond-recht van den verdachte zou willen noemen, luidende: „in alle gevallen, waarin iemand als verdachte wordt verhoord,

9

© The Tiffen Company, 2007

onthoudt de verhoorende rechter of ambtenaar zich van alles, wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat ze in vrijheid is afgelegd. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht. Hiervan wordt hem, behalve in geval van behandeling zijner zaak ter te-rechtzitting, vôôr het verhoor mededeeling gedaan".

Der langen Rede kurzer Sinn van dit artikel ligt in de woor-den: de verdachte is niet tot antwoorden verplicht.

Oorspronkelijk had men den president der rechtbank bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting ook de ver-plichting willen opleggen vooraf den beklaagde er op te wij-zen, dat hij niet verplicht was te antwoorden, maar bij amen-dement is dat uit het wetsvoorstel verdwenen. Intusschen, in Engeland gaat men wèl zoover: hier is de rechter verplicht den beklaagde te waarschuwen, dat zijn mededeelingen zelfs tegen hem, beklaagde, kunnen worden uitgespeeld.

W a t verder van groote beteekenis is, is dat van stonde af aan thans de raadsman, als regel althans, vrijen en ongehin-derden toegang tot den verdachte heeft.

Volgens wijlen Prof. Simons, een van onze meest gezag-hebbende hoogleeraren in het strafrecht, bestaat er, gelet op de uitlatingen van de staande en zittende magistratuur ter gelegenheid van de invoering van het nieuwe recht, alle reden om geen groote verwachtingen te hebben van de toepassing der nieuwe bepalingen in de praktijk. Ook wees hij er op, dat alle rechten aan beklaagde en raadsman gegeven worden onder één groote reserve: voor zoover het belang van het on-derzoek het niet verbiedt, waarvan de beoordeeling tenslotte ligt bij den Rechter-Commissaris, den Officier van Justitie en den rechter ter terechtzitting.

Aan een prognose kan men zich inderdaad niet wagen:

eerst over 20 of 25 jaren zal het mogelijk zijn de waarde van het nieuwe Nederlandsche strafprocesrecht te schatten. Maar toch kom ik tot de conclusie, dat in elk geval de uitbreiding van de bevoegdheden van verdachte en advocaat den rechter tot twijfel zal kunnen brengen en dat is, naar ik meen, een verbetering te achten.

§ 52 Ik wil thans twee belangrijke vraagstukken aanroeren

Par. 52 131 in zake de rechtspleging, het eerste is, wat verdient de voorkeur: beroepsrechters of leekenrechtspraak, dus jury-rechtspraak ?

Het is wel merkwaardig, dat men in ons land nooit de jury heeft gewild; i ) toch ziet men, in meerdere of geringere mate, overal een jury deelnemen aan de rechtspraak, be-halve dan in ons land en in Turkije.

Tot de Grondwetsherziening van 1922 was juryrechtspraak grondwettelijk uitgesloten; sedert is door art. 156 G. W . de mogelijkheid tot het instellen van een jury geopend, doch alleen voor burgerlijke- en niet voor strafzaken.

De jury, zooals die b.v. bestaat in Engeland en Frankrijk is een eigenaardige instelling. In eerstgenoemd land is ze al sinds eeuwen in zwang. Vermoedelijk heeft ze daar haar intrede gedaan met Willem den Veroveraar, als uitvloeisel van Normandisch recht.

De Engelschen zijn er zeer tevreden mede, zoo zelfs, dat ze haar niet alleen in strafzaken maar ook in burgerlijke zaken bezi-gen. Het zijn ook gezworenen, die voor het Hof der echtscheidin-gen uitspraak doen en in strafzaken is de jury steeds vereischt.

Ook het Amerikaansche recht kent de jury.

Gaan we na, hoe de gezworenen worden gerecruteerd ? De Engelsche wet zegt, dat de juryleden moeten zijn:

„good and lawful men" en bovendien moeten het zijn men-schen van eenig aanzien. Al zijn in de Britsche democratie alle burgers voor de wet gelijk, dan wil dat nog niet zeggen, dat men hen equivalent acht. De Engelschman toch oordeelt, dat zij, die zich geen behoorlijke positie in het leven kunnen scheppen en die dus niets bij een slechte rechtspraak te ver-liezen hebben, ook geen goede rechters kunnen zijn, van-daar, dat er voor het jurylidmaatschap zekere kenteekenen van maatschappelijken welstand zijn gesteld. Ook vrouwen kunnen sedert eenige jaren zitting nemen in de jury.

Ieder, die aan de gestelde eischen voldoet, moet, als hij opgeroepen wordt, deelnemen aan de jury; alleen om deug-delijke redenen, bv. wegens ziekte, kan men zich verschoonen.

De juryleden krijgen slechts een geringe vergoeding, één

') Raffles heeft er over gedacht het jurystelsel voor de rechtspraak over de inheemsche bevolking in te voeren, waarvan echter niets gekomen is.

© The Tiffen Company, 2007

shilling per dag; toch zal de Engelschman zich niet licht aan dezen plicht onttrekken.

De jury nu heeft, op grond van de in het openbaar in haar tegenwoordigheid gehouden debatten, uitspraak te doen omtrent de schuld van den beklaagde. Men laat, zoo dat heet, het openbaar geweten spreken. Z e doet uitspraak (verdict) naar eer en geweten, niet gebonden aan eenige bewijsleer. Het oordeel wordt ook ongemotiveerd gegeven, want de gezwo-renen zijn alleen rekenschap schuldig voor God en geweten.

De Engelsche jury beslist over de schuld aan het ten laste gelegde, dus ook over de toerekeningsvatbaarheid en de qua-lificatie van het delict; de Fransche jury (en dit systeem is in de andere landen van het continent overgenomen) beslist met a of neen op bloot feitelijke vragen alleen, Gewoonlijk wordt bij juryrechtspraak de strafmaat aan den rechter overgelaten.

Moeten we nu onze rechtsbedeeling voor achterlijk hou-den en het betreuren, dat Nederland, vasthouhou-dende aan na-tionale instellingen, afwijzend blijft staan tegenover leeken-rechtspraak in strafzaken ? Ik meen van niet. De juryrecht-spraak brengt in de rechtzaal een sfeer, die in het belang van de hoogheid van het recht schadelijk kan zijn en ook niet zelden schadelijk is. De gezworenen laten zich onder den in-vloed van politieke factoren, van gevoelsargumenten1 ) en der-gelijke nog al eens tot uitspraken verleiden, waarin het recht totaal zoek is. Speciaal de uitspraken van de Fransche jury hebben in dat opzicht een treurige vermaardheid ; van de gelegenheid om, soms op onzuivere manier, op het volks-gevoel te werken wordt door de balie nog al eens dankbaar gebruik gemaakt.

§ 53 Keeren we thans weer tot onze rechtspraak, de be-roepsrechtspraak, terug.

Regel is ten onzent rechtspraak in twee instanties, d. w. z.:

men behoeft zich als regel bij de beslissing van den eersten rechter niet neer te leggen, doch kan een tweede behandeling

*) De voornaamste oorzaak van de vaak zonderlinge beslissingen der jury is, komt me voor, de eigenaardige opvatting, die de jury omtrent haar taak heeft, volgens welke ze geroepen zou zijn over de zedelijke schuld van beklaagde te oordeelen en een feit niet bewezen zou mogen verklaren, wanneer naar haar oordeel het feit door de omstandigheden, waaronder het gepleegd werd, niet strafwaardig is.

Par. 53 en 54

133

bij een hoogeren rechter uitlokken, hetzij door hooger beroep, hetzij door een ander middel als revisie. In enkele gevallen doet de rechter, zoo dat heet, recht in eerste instantie en te-vens in hoogste ressort, bv. de landrechter.

Daar, waar na de tweede behandeling nog het rechtsmid-del van cassatie openstaat, mag men toch niet van een derde instantie spreken, omdat de behandeling door den cassatie-rechter (in Ned.-Indië het H. G. R. en in Nederland de H. R. ) alleen rechtsvragen beslist, maar de feiten als vast-staande aanneemt zooals de judex a quo ( de rechter van wien het vonnis afkomstig is) die heeft beslist.

§ 54 En thans een andere belangrijke vraag: wat verdient de voorkeur collegiale rechtspraak, d. i. de rechtspraak, die in handen gelegd is van meerdere rechters of alleenrechtspraak ?

In het eerste geval spreekt men van een raad, hof of recht-bank, in het laatste geval van gerecht. Bij een gerecht kan de rechter al dan niet verplicht zijn, alvorens vonnis te wijzen, het advies in te winnen van bijzitters, assessors, hetgeen bv.

het geval is bij het districts- en regentschapsgerecht, maar niet bij het landgerecht en het residentiegerecht.

De collegiale is de rechtspraak naar Fransch model, de alleenrechtsprekende rechter is de Angelsaksische rechter.

De laatste jaren waait er in ons land een voor het instituut van de alleenrechtspraak gunstige wind, waarbij ook fiscale motieven, bezuinigingsmaatregelen, een woordje meespreken.

Een krachtig voorstander daarvan is Prof. Star Busmann.

W e hebben de alleenrechtspraak reeds n. 1. de kantonrech-ter, die in civiele en in strafzaken vonnist en in strafzaken heeft de evolutie reeds ten deele doorgewerkt door de in-stelling in Nederland van den politie- en den kinderrechter en kort geleden ook hier van den politierechter ! ).

») Bij Ord. Stbl. 1932 No. 460, in werking getreden 1 Jan. 1933, werd ook hier te lande, mede wegens bezuinigingsredenen overgegaan tot de instelling van politierechters.

Eenvoudige strafzaken, waarvan de raden van justitie in eersten aanleg kennisnemen, worden berecht door politierechters, enkelvoudige kamers van den raad van justitie, welke gevormd wordt door:

a) één of meer leden van eiken raad, door den president van het H. G. H.

daartoe voor twee jaren benoemd ;

b) de door den G. G. bij regeeringsverordening aan te wijzen residentie-rechters in 's raads ressort.

1 3 4 Par. 54 Moeten we op dien weg verder ? Voorop dit.

Onze rechtspraak is niet populair.

W a t vooral de alleenrechtspraak goede kansen geeft, is het niet onverdiende verwijt van den tragen gang van onze

W a t vooral de alleenrechtspraak goede kansen geeft, is het niet onverdiende verwijt van den tragen gang van onze