• No results found

Veranderingen in MCS

Uit diverse onderzoeken, zoals die van Sandino (2007) en Davila en Foster (2007), komt naar voren dat de vorm van het MCS erg afhankelijk is van het soort organisatie en van de situatie waarin de organisatie zich bevindt. Sandino (2007, pp. 288-289) ziet dat bedrijven die een MCS kiezen dat past bij hun strategie beter presteren dan andere bedrijven. Davila en Foster (2007, p. 907) stellen ook nog dat MCS belangrijk gereedschap is om een bedrijf te professionaliseren. Dit sluit aan bij Chenhall (2003, p. 128) die in zijn onderzoek naar MCS ontwerp stelt dat het ontwerp van een MCS wordt beïnvloed door de context waarbinnen deze opereert.

Donaldson (2001, p. 7) stelt dat contingentiefactoren het MCS ontwerp bepalen, omdat veranderende contingentiefactoren er voor zorgen dat het MCS ontwerp verandert. Pernot en

van een “fit” tussen MCS ontwerp en de contingentievariabelen op de performance van de organisatie. Uit hun onderzoek blijkt dat een MCS misfit gepaard gaat met slechte performance en een verandering naar een meer geschikt MCS uiteindelijk bijdraagt aan een verbeterde performance (Pernot en Roodhooft, 2014, p. 168). Ook Auzair en Langfield-Smith (2005, p. 401) beschrijven dat als een organisatie effectiviteit nastreeft het op zoek gaat om een “fit” te bereiken tussen de contingentievariabelen en het MCS.

Effecten voor MCS?

Volgens Abernethy, Bouwens en Lent (2004) is een belangrijke keuze voor het ontwerp van een MCS de keuze van de organisatiestructuur. Door beslissingsbevoegdheden te delegeren aan ondergeschikte managers, is de directie in staat om te gaan met informatie-asymmetrie en kan de kennis lager in de organisatie worden geborgd. Een organisatieverandering brengt de behoefte van een wijziging in de organisatiestructuur met zich mee, omdat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden wijzigen.

Mintzberg (1992) stelt vast dat een organisatieverandering gevolgen heeft voor de organisatiestructuur, deze wordt aangepast aan eventuele veranderende omstandigheden.

Pernot (2008, p. 8) komt in zijn onderzoek tot de conclusie dat wanneer een organisatie wordt geconfronteerd met een contingentie verandering en de “fit” tussen de bestaande MCS en de omgeving weg is de performance daalt. De organisatie verandert dan het MCS zodanig dat deze weer een “fit” heeft met de nieuwe omgevingsfactoren.

Ook de onderzoeken van Kloot (1997), Abernethy, Bouwens en Lent (2004), Auzair en Langfield-Smith (2005) en Sandino (2007) tonen aan dat contingentie variabelen invloed hebben op het ontwerp van het MCS binnen een organisatie, met name de organisatiestructuur en de fase in de levenscyclus van de organisatie zijn van invloed.

In het geval van het AEB is de organisatiestructuur inderdaad gewijzigd om ervoor te zorgen dat het bedrijf beter in staat is zijn ambitie te realiseren. Hierdoor wordt de sturing eenduidig georganiseerd, de verantwoordelijkheden helder belegd en worden de lijnen korter en duidelijker binnen de organisatie. Maar welk effect heeft dit op het MCS?

Voorgaande overwegingen leiden tot de eerste propositie:

Propositie 1: de wijziging in organisatiestructuur na de verzelfstandiging van machinebureaucratie naar divisiestructuur is passend om het AEB om te vormen van gemeentelijke dienst naar commercieel bedrijf

Pernot (2008, p. 8) komt in zijn onderzoek tot de conclusie dat wanneer de organisatie wordt geconfronteerd met een contingentie verandering dit leidt tot een situatie waarin de bestaande MCS die een “fit” had in de voorgaande situatie, geen “fit” heeft met het nieuwe contingentie niveau. Daardoor daalt de performance. Als deze verlaging in performance voldoende groot is dan verandert de organisatie het MCS zodanig dat deze weer een “fit” heeft met de nieuwe kenmerken om nog verder performance verlies te voorkomen.

Organisatieverandering zorgt voor verandering in bevoegdheden en verantwoordelijkheid. Dat zorgt er weer voor dat er andere (informatie)behoeften ontstaan met betrekking tot Management Control. Deze andere behoeften leiden tot veranderende wensen ten aanzien van het MCS.

Voor het onderzoek naar de invloed van de verzelfstandiging van het AEB op het MCS zijn de contingentie variabelen gebruikt zoals beschreven door Chenhall: externe omgeving, technologie, grootte, structuur, strategie en cultuur. Zijn veranderingen in die variabelen inderdaad van invloed geweest op het MCS van de organisatie? Dat leidt tot een tweede propositie:

Propositie 2: de veranderingen in de omgevingsfactoren externe omgeving, strategie en organisatiestructuur hebben effect op het ontwerp van het MCS binnen het AEB

Uit onderzoek van Auzair en Langfield-Smith (2005) komt naar voren dat de keuze die een organisatie maakt voor een bepaald ontwerp van het MCS afhankelijk is van het soort bedrijf, de gekozen bedrijfsstrategie en het stadium in de levenscyclus waarin een organisatie zich bevindt. Zij plaatsen bureaucratische kenmerken van MCS uit de bestaande literatuur over MCS ontwerp (action, formal, tight, restricted, and impersonal controls) tegenover de minder bureaucratische kenmerken van MCS (results, informal, loose, flexible, and interpersonal controls). In het geval van het AEB zorgt de verzelfstandiging er voor dat de organisatie niet meer budget gestuurd is maar resultaat gestuurd. Hieruit komt de derde en laatste propositie voort:

Propositie 3: na de verzelfstandiging verschuiven de controls binnen het AEB van bureaucratische controls naar minder bureaucratische controls

Voordat kan worden ingegaan op de bevindingen van het onderzoek, volgt in het volgende hoofdstuk de beschrijving van de onderzoeksmethode die is gebruikt voor het beantwoorden

4 Methodologie

Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen van deze scriptie is gekozen voor een in-depth case study. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat deze onderzoeksmethode behelst en waarom hiervoor is gekozen. In 4.1 wordt eerst ingegaan op de methode in het algemeen. Daarna volgt in 4.2 een specifieke beschrijving van de dataverzameling bij het AEB.