• No results found

Ontwikkeling energiemarkt

In document uw kenmerk : uw brief van : (pagina 87-140)

Huishoudelijk afval in Nederland

Hoofdstuk 4 Duurzame energie uit andere bronnen

4.7 Ontwikkeling energiemarkt

De energiemarkt is een internationale markt waarbij import en export en belangrijke rol spelen. In Nederland is sprake van een importoverschot (fig.14). Dit importoverschot wordt o.a. veroorzaakt door de inkoop van een overschot van mede door subsidies relatief goedkope energie uit wind, zon en waterkracht uit o.a. Duitsland. Deze import leidt tot het stilleggen van Nederlandse installaties.

Vanwege de hoge gasprijs, en daardoor de hoge kostprijs van elektriciteit die met gas wordt geproduceerd, worden m.n. gasgestookte installaties waaronder wkk’s, stilgezet. Dit leidt tot een toename van de inzet van (relatief goedkope) steenkool in de elektriciteitsproductie.

Elektriciteitsproductie uit steenkool leidt tot een veel hogere CO2-emissie t.o.v. elektriciteit uit gas.

38

Figuur 14. Ontwikkelingen import en export van elektriciteit

Prijsontwikkeling elektriciteit

Door de economische ontwikkeling is er een sterk verminderde vraag naar elektriciteit. Bij gelijkblijvende (of zelfs toenemende) productiecapaciteit leidt dit tot een dalende tendens in de elektriciteitsprijzen (fig. 15). Op korte termijn wordt geen verandering in deze prijsontwikkeling voorzien.

Wat betekent dit voor HVC?

Voor de opbrengsten per eenheid van de door HVC geproduceerde elektriciteit is een stijging de komende jaren niet waarschijnlijk. De opbrengsten uit de verkoop van elektriciteit zullen daarom naar verwachting maximaal op een vergelijkbaar niveau liggen t.o.v. de huidige opbrengsten.

Figuur 15. Ontwikkeling elektriciteitsprijs.

39 Lokale duurzame energiebedrijven en coöperaties.

Een algemene tendens is de ontwikkeling van grootschalige centrale energieopwekking naar kleinschalige decentrale systemen. Steeds meer consumenten, bedrijven en scholen kiezen er voor om in hun eigen energiebehoefte voorzien door windmolens of zonnepanelen te plaatsen. Naast individuele projecten is er veel belangstelling voor duurzame energieproductie in een particulier samenwerkingsverband. Schattingen over het aantal initiatieven varieert tussen de honderd en driehonderd. In een recente studie29 wordt gesproken over circa twintig lokale, operationele energiebedrijven, ca. zeventien in ontwikkeling, vijftien windcoöperaties en achttien coöperaties die zonne-energie opwekken en gebruiken. Er is een koepel van lokale energiebedrijven opgericht (DE Unie) die diensten zoals levering elektriciteit en gas, facturatie, financiële administratie en

communicatieactiviteiten aan haar leden gaat aanbieden.

De windcoöperaties zijn primair gericht op de productie van windstroom. De opgewekte stroom wordt verkocht aan een elektriciteitsbedrijf (en in langjarige contracten vastgelegd).

Niet iedereen beschikt over een geschikt eigen dak. Zonnecoöperaties ontwikkelen projecten waarbij zonnepanelen van burgers elders geplaatst worden, op daken van grote boerenstallen, opslagloodsen, gemeente- of bedrijfsgebouwen of op land (zonnetuinen). Eigendom en locatie zijn hier gescheiden.

Zowel wind- als zonnecoöperaties streven naar zelflevering, directe stroomlevering aan eigen leden zonder tussenkomst van de energiemaatschappijen, BTW en energiebelasting. Dit is vooralsnog niet toegestaan onder de huidige elektriciteitswet. In de Tweede Kamer is een motie (Samsom en Jansen) om zelflevering mogelijk te maken met 76 tegen 74 stemmen weggestemd. De gemeente Nijmegen, het bedrijf 4 New energy Solar en Liander zoeken de grenzen van de wet op door particulieren de mogelijkheid te bieden om zonnestroom afkomstig van panelen op gemeentelijke daken te salderen.

De deelnemers betalen geen btw en energiebelasting.

HVC en De nieuwe Windcentrale experimenteren met een concept waarbij burgers hun eigen

‘winddeel’(of aandeel) aan stroom geleverd krijgen met administratieve tussenkomst van Greenchoice. Ze betalen alleen BTW en energiebelasting en niet de productiekosten.

Het nieuwe kabinet wil het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-)energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen fiscaal stimuleren door invoering van een verlaagd tarief in de eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit die afkomstig is van coöperaties van particuliere kleinverbruikers, aan deze verbruikers geleverd wordt en in hun nabijheid is opgewekt30. Rol HVC bij lokale DE-bedrijven

Door het ontwikkelen van lokale duurzame energiebedrijven ontstaat lokaal draagvlak en komen eventuele opbrengsten aan de lokale bevolking ten goede. HVC ondersteunt daarom de vorming van deze lokale initiatieven door het beschikbaar stellen van binnen HVC aanwezige deskundigheid.

Opgedane ervaringen elders, b.v. via de Energie Coöperatie Dordrecht (ECD), komen op deze wijze beschikbaar voor de andere aandeelhouders.

29Energieke BottomUp in Lage Landen, Anne Marieke Schwencke (AS I-search), augustus 2012

30regeerakkoord VVD – PvdA ‘Bruggen slaan’ van 29 oktober 2012

40

4.8 Ontwikkeling bedrijven

Elektriciteitsproductie

De komende jaren blijft de productie van elektriciteit in Nederland groeien. Tot 2019 wordt een uitbreiding verwacht van 13 gigawatt aan nieuw vermogen31. Door de huidige economisch ontwikkelingen worden niet alle plannen (zie ook bijlage 3) gerealiseerd. Nederland is een aantrekkelijk vestigingsland voor fossiel vermogen o.a. vanwege kustlocaties met voldoende koelwatermogelijkheden en relatief goedkopere aanvoerkosten voor steenkool. De goede energie-infrastructuur en internationale verbindingen maken export naar andere landen mogelijk. Als Duitsland zijn kerncentrales op termijn sluit dan zal de export naar verwachting nog verder stijgen.

Kolencentrales zijn centrales waarmee de basislast wordt ingevuld. Door de inzet van biomassa (m.n.

hout) kan de elektriciteitsproductie worden ‘vergroend’. Door de mogelijke invoer van een zogenaamde kolentaks, een belasting op de inzet van steenkool voor de opwekking van stroom, wordt de inzet van steenkool duurder gemaakt en daarmee ontmoedigd. Door de eigenaren van grootschalige e-centrales wordt met name op basis de rol die steenkool speelt bij de eigen opwekcapaciteit verschillend gedacht; RWE/Essent, GDF Suez Energie Nederland en Eon zijn tegenstander hiervan terwijl Nuon, Eneco, Dong en de Nederlandse Energiemaatschappij (NLE) hebben aangegeven ‘niet afwijzend te staan tegenover een kolentaks’.

Warmtelevering AEB

Westpoort Warmte is een joint venture van Nuon en het Afval Energie Bedrijf Amsterdam. Hun ambitie is om in 2025 ten minste 100.000 woningen aangesloten te hebben op het stadswarmtenet.

Eind 2011 had Westpoort Warmte ruim 13.000 aansluitingen.

AVR

Door een 26 kilometer lange transportleiding wordt AVR Rozenburg aangesloten op het het

bestaande stadsverwarmingsnet. De leiding wordt eind 2013 in Rotterdam-Zuid aangesloten op het netwerk van Nuon en Eneco.

Twence

In april 2012 warmteleidingnet Twence – Essent WKC Marssteden officieel geopend. Via dit

warmtenet levert Twence (rest)warmte aan Essent voor warmtelevering aan ruim 7.000 woningen en 200 bedrijven en instellingen. Daarnaast levert Twence industriële stoom aan het nabijgelegen AkzoNobel.

ARN

Op 10 juli 2012 hebben gemeente Nijmegen, netwerkbedrijf Alliander, provincie Gelderland, Nuon en ARN de definitieve overeenkomsten gesloten om een warmtenet te realiseren. De warmte wordt geleverd door Afvalenergiecentrale ARN. In eerste instantie worden 3000 bestaande woningen met stadsverwarming, die nu nog werkt op een tijdelijke warmtebron, op het warmtenet aangesloten. In het vervolg worden nog te bouwen woningen aangesloten.

31http://www.tennet.org/tennet/nieuws/Productie-van-elektriciteit-in-Nederland-blijft-groeien.aspx

41

Hoofdstuk 5 Storten

In 2011 is 1.320 kton afval naar een stortplaats afgevoerd (fig. 16). Daarmee wordt anno 2011 nog slechts ca. 2 % van het in Nederland geproduceerde afval gestort. De twee belangrijkste

sturingsinstrumenten van de Rijksoverheid om het storten van herbruikbaar en/of brandbaar afval te voorkomen waren stortverboden voor specifieke afvalstromen en een stortbelasting op te storten afval. Met het Belastingplan 2012 is de afvalstoffenbelasting afgeschaft waarmee het stortverbod is overgebleven als instrument. Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa) wordt aangepast om het beter aan te laten sluiten op de minimumstandaarden uit het Landelijk

afvalbeheerplan (LAP 2). Daarnaast wordt door verscherpte handhaving het storten van afvalstoffen, waarvoor een stortverbod dan wel een hogere minimumstandaard voor verwerking geldt,

tegengegaan.

Een deel van de daling in 2011 is veroorzaakt doordat grondreinigingsresiduen in afwachting van het afschaffen van de ‘stortbelasting’ m.i.v. 1 januari 2012 tijdelijk in opslagdepots zijn geplaatst. In de eerste helft van 2012 zijn deze stromen alsnog gestort.

In 2011 is brandbaar afval afgegraven van 5 stortplaatsen, totaal 434 kton32. Dit brandbaar afval is verbrand in binnen- of buitenlandse AEC’s (waaronder Twence, Attero, HVC (via Sita geleverd, afkomstig van stortplaats Vink)). Door de teruggave van de voor dit afval betaalde stortbelasting, naar schatting ca. 15 miljoen euro, gecombineerd met de verkoop van de energie afkomstig uit dit afval was dit afgraven financieel aantrekkelijk33. Sinds de stortbelasting begin dit jaar is afgeschaft, doet de fiscus geen terugbetalingen meer waardoor dit afgraven financieel niet aantrekkelijk meer is.

Figuur 16. Ontwikkeling hoeveelheid gestort afval (in kton).

32Bron: Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2011. Agentschap NL, augustus 2012

33http://www.recyclingplatform.nl/nieuws/twence-en-attero-verdienen-15-miljoen-met-afgraven-stortplaats

42 Duurzaam storten

Bij de huidige (en wettelijk verplichte) manier van storten, wordt het afval verwerkt in

stortcompartimenten die volledig waterdicht zijn, zodat er geen verontreinigd water in de bodem kan komen. Als de afdichting op het afval ligt worden geleidelijk alle processen in het afvalpakket stilgelegd. Die processen komen weer op gang als de afdichting lek raakt waardoor eeuwigdurende nazorg noodzakelijk is.

Bij duurzaam storten worden biologische afbraakprocessen versneld door middel van infiltratie van water en beluchting van het afvalpakket. Wetenschappelijk onderzoek in de laatste twee decennia heeft laten zien dat biologische afbraakprocessen kunnen leiden tot een aanzienlijke vermindering van de emissies. Hiermee wordt het emissiepotentieel van stortplaatsen verlaagd waarmee de noodzaak van eeuwigdurende nazorg wordt beperkt. Duurzaam stortbeheer kan voor exploitanten daardoor een aanzienlijke kostenbesparing opleveren. Als vervolg op eerder uitgevoerde pilot-projecten, wil de stortbranche innovatief onderzoek op vier pilotstortplaatsen gedurende tien jaar te verrichten. Het voornemen is om eind 2012 een Greendeal Duurzaam Stortbeheer met betrokken partijen overeen te komen waarin partijen hun commitment voor de lange termijn uitspreken.

43

Bijlage 1 Stand van zaken aanvragen SDE+ d.d. 17 september 201234

34Bron:

http://www.agentschapnl.nl/sites/default/files/Tabellen%20Stand%20van%20zaken%20SDE%20-%2017%20september%202012.pdf.pdf

44

45

Bijlage 2 Ontwikkeling eindverbruik van duurzame energie naar bron en energievorm (Bron:

Hernieuwbare energie in Nederland 2011, CBS augustus 2012).

46

47

Bijlage 3 Bij Tennet aangemelde uitbreidingen voor de productiecapaciteit in de periode 2011 – 201935.

35Bron: Kwaliteits en capaciteitsdocument 2011. Tennet

Agendapunt 5

1

financiering van HVC

Aan: Algemene Vergadering van Aandeelhouders Van: raad van commissarissen en directie

Betreft: financiering van HVC Datum: 6 november 2012

Inleiding

HVC wordt als overheidsbedrijf vanaf oprichting in 1991 gefinancierd op basis van door de

aandeelhoudende overheden verstrekte zekerheid. Deze zekerheid betreft primair een garantstelling voor de nakoming van overeenkomsten van geldlening die door HVC, onder goedkeuring van de raad van commissarissen, worden aangegaan. Deze garantstelling is een van de bepalingen in de

ballotageovereenkomst die de aandeelhouders van HVC onderling zijn aangegaan. De betreffende bepaling, artikel 9, is een ‘derdenbeding’, waarop financiers van HVC zich rechtstreeks kunnen beroepen.

Daarnaast hebben de aandeelhouders in artikel 7 bepaald het exploitatieresultaat samen te delen. Deze regeling om HVC voor gezamenlijke rekening te exploiteren, is een uitwerking van het ‘samen-uit-samen-thuis-principe’. Hoewel geen derdenbeding, biedt ook artikel 7 zekerheid voor de nakoming van

financieringsovereenkomsten. Wanneer echter artikel 7 (in plaats van artikel 9) van toepassing wordt verklaard bij het aangaan van leningen, vereist dit voor banken een (groter) solvabiliteitsbeslag, met hogere renteopslagen tot gevolg. Met name vanaf 2006 heeft HVC diverse leningen gebaseerd op artikel 7 in plaats van artikel 9, ter uitvoering van een keuze van de AVA eind 2006 om voortaan de

garantstelling op basis van artikel 9 voor wat betreft nieuwe activiteiten te beperken tot investeringen in verbrandingscapaciteit.

Tot voor circa twee jaar konden banken financiering verschaffen op basis van artikel 7 met een beperkte renteopslag. Sinds enige tijd verandert deze situatie. Door aanscherping van regels (Bazelakkoorden) gelden voor banken belangrijk hogere solvabiliteitseisen. De uitgifte van leningen waarvoor een

solvabiliteitsbeslag geldt, wordt bij gebrek aan voldoende kapitalisatie belangrijk beperkt. De verplichting tot schatkistbankieren van decentrale overheden leidt voor sommige banken tot minder liquiditeit, eveneens met een beperking van hun uitgiftemogelijkheden tot gevolg. De solvabiliteit van HVC zelf is te gering - een gevolg van de keuze voor toepassing van het ‘kostprijs+’-principe en voor garantstelling in plaats van kapitaalstorting - om deze beperkingen het hoofd te bieden.

Eind mei 2011 hebben wij u geïnformeerd over deze ontwikkeling met het voorstel een discussie te voeren over te maken nieuwe afspraken ten aanzien van de toekomstige financieringsstructuur van HVC, toen vooral met het oog op de verdere ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten op het gebied van

grondstoffen en duurzame energie. Voor een uitwerking van de discussie en het ontwikkelen van een voorstel ter besluitvorming is een klankbordgroep geformeerd, bestaande uit bestuurlijke en ambtelijke vertegenwoordigers van de aandeelhouders.

Met instemming van deze klankbordgroep, is mei jl. een voorstel, getiteld HVC van ‘afval’ naar

‘grondstoffen & energie’ aan u voorgelegd. Dit voorstel gaat uit van garantstelling door de

aandeelhouders voor financiering van collectieve, wettelijke taken (“type-1-activiteiten”). Zoals toegelicht, gaat het daarbij om nieuwe activiteiten.

2

In de vergadering van juli jl. hebben wij u mondeling geïnformeerd over de berichtgeving van BNG dat de financieringsmogelijkheden op basis van artikel 7 worden beperkt. Dit bericht kan worden gezien als uitkomst van de in 2011 uitgesproken verwachting. Het betekent echter ook een aanscherping, nu tevens de herfinancieringsmogelijkheden van bestaande activiteiten, waarvoor ‘artikel 7’-leningen zijn

aangetrokken, worden beperkt. Besluitvorming over de (her)financiering van HVC kan daarom niet langer worden uitgesteld.

In de betreffende vergadering heeft u het hiervoor genoemde voorstel geaccordeerd onder voorbehoud van een nadere uitwerking van de definitie van ‘type 1’-activiteiten en een doorkijk naar te verwachten noodzakelijke en eventueel gewenste ‘type 1’-investeringen.

De actiepunten voor de vergadering van december betreffen daarmee:

a. een uitwerking van de definitie van ‘type 1’-projecten;

b. de geraamde omvang van noodzakelijke nieuwe investeringen onder ‘type 1’;

c. een overzicht van eventueel gewenste ‘type 1’-investeringen; en

d. besluitvorming over de wijze van herfinanciering van de huidige activiteiten van HVC.

De punten a.-c. betreffen een nadere uitwerking van het voorstel inzake de discussienota HVC van ‘afval’

naar ‘grondstoffen & energie’. Punt d. vloeit voort uit de ter vergadering van juli jl. toegelichte standpuntbepaling van BNG.

De uitwerking van de actiepunten a.-c. treft u aan onder agendapunt 6. Een voorstel voor actiepunt d.

volgt hieronder.

Inhoudelijk is dit voorstel op informele basis afgestemd met de bestuurlijke klankbordgroep die ook geadviseerd heeft over de nota HVC van ‘afval’ naar ‘grondstoffen & energie’.

Herfinanciering van de huidige activiteiten van HVC

De beperking van financieringsmogelijkheden onder artikel 7, waarover BNG medio 2012 heeft bericht, is gebaseerd op de volgende ontwikkelingen:

a. de keuze van de aandeelhouders om het negatief saldo van het resultaat over het boekjaar 2011 ten laste te brengen van het eigen vermogen, in plaats van te vereffenen via de tarieven of anderszins, conform artikel 7;

b. de afname van het eigen vermogen, die van de onder a. genoemde keuze het gevolg is;

c. algemene bancaire ontwikkelingen als hiervoor genoemd.

Het vorenstaande leidt ertoe dat de omvang van de ‘artikel 7’-leningen bij de geraamde ontwikkeling van het eigen vermogen substantieel dient te worden afgebouwd.

Alternatieven voor artikel 7

Voor het bieden van zekerheid aan banken ten behoeve van de financiering van HVC, anders dan op basis van artikel 7, zijn slechts enkele varianten voorhanden. Bij de discussie eerder dit jaar over de toekomstige investeringen, zijn deze geïdentificeerd.

Deze varianten zijn:

a. garantstelling op basis van artikel 9;

b. bijstorten van eigen vermogen tot circa 30% van het totaal benodigde vermogen;

c. verhogen aandeelhouderstarief/reductie garantstellingprovisie.

Op aangeven van de klankbordgroep is behalve het alternatief “garantstelling” ook de variant “bijstorten eigen vermogen” besproken. Eerder dit jaar is al geconcludeerd dat verhoging van het

aandeelhouderstarief met voor de aandeelhouders/burgers aanvaardbare percentages weinig soelaas biedt voor opbouw van eigen vermogen. Het bijstorten van eigen vermogen tot een marktconform niveau

3

van circa 30% van het totaal benodigde vermogen, betekent het storten van een bedrag van circa EUR 70.000,- per aandeel.

De raad van commissarissen heeft zich in lijn met de bespreking in de aandeelhoudersvergadering van juli 2012 op het standpunt gesteld dat tariefsverhogingen pas als (tijdelijke) uiterste maatregel aan de orde kan zijn, als blijkt dat het ombuigingsprogramma en de bezuinigingsmaatregelen waartoe besloten is, niet het noodzakelijke effect sorteren. Met het oog op vorenstaande hebben wij onderzocht hoe de

‘artikel 9’- en ‘artikel 7’-leningenportefeuilles zich ontwikkelen bij herfinanciering van bestaande activiteiten op basis van artikel 9. Hierna wordt dit uitgewerkt. Eerst gaan wij in op de verwachte resultaten voor de komende jaren.

Resultaatsontwikkeling 2011-2015

Een keuze voor herfinanciering van HVC op basis van artikel 9 vraagt een voorafgaande analyse van de financiële situatie en het perspectief daarop voor de komende jaren.

In de vergadering van juli jl. is ingegaan op de resultaten over het boekjaar 2011. Het nettoresultaat over 2011 bedroeg EUR 11,2 miljoen negatief, met name ten gevolge van een schattingswijziging. Indien de extra afschrijvingslast vanwege de overgang naar lineaire afschrijving (zie hierna) buiten beschouwing wordt gelaten, bedroeg het nettoresultaat over 2011 EUR 1,3 miljoen positief.

Belangrijke factoren die het resultaat negatief beïnvloedden zijn:

• de overgang van annuïtair naar lineair afschrijven;

In de vergadering van juli jl. is de achtergrond van deze overgang voor de boekjaar 2011 e.v.

toegelicht. Voor 2011 leidde deze nieuwe methode van afschrijving tot een EUR 12,5 miljoen hogere afschrijvingslast. Deze hogere lasten nemen jaarlijks af, in 2020 is het verschil EUR 0, daarna leidt lineaire afschrijving tot lagere lasten. Toegelicht is dat de huidige hogere afschrijvingslasten niet meer in de toekomst als last behoeven te worden genomen.

• lagere tarieven voor de verwerking van brandbaar bedrijfsafval afval door recessie en overcapaciteit;

• lagere energieopbrengsten, mede door interne levering aan aandeelhouders;

• een daling van het aanbod van slib en huishoudelijk afval; en

• tegenvallende bedrijfseconomische prestaties van de vergisters, met name door hogere kosten bij de verwerking van residuen.

Om de stijging van kosten en daling van inkomsten op te vangen, is HVC een intensief

bezuinigingsprogramma gestart, waaronder omvangrijke operationele bezuinigingen, waar mogelijk inkomstenverhogende maatregelen, alsmede het schrappen van 110 arbeidsplaatsen, circa 10% van het personeelsbestand. In totaal zullen de in dit kader te nemen maatregelen op jaarbasis EUR 19 miljoen bijdragen aan het resultaat. Sommige effecten van maatregelen treden gefaseerd op, bijvoorbeeld omdat HVC bij ontslag van medewerkers eigenrisicodrager is in het kader van de Werkloosheidswet en

vanwege lasten in het kader van een sociaal plan.

Terugvalopties bij achterblijvend resultaat over 2012 zijn:

• extra bezuinigingen;

• bijstellen van ambities;

• tijdelijke tariefmaatregelen (zie hiervoor).

De meerjarenraming 2011-2015 treft u aan als bijlage A. De omvang van de noodzakelijke investeringen in de periode 2012 – 2015 treft u aan als bijlage B. De betreffende bedragen zijn verwerkt in de

meerjarenraming. De gevolgen op de meerjarenraming en de leningenportefeuille van mogelijk toekomstige investeringsvoorstellen zullen in de betreffende voorstellen zichtbaar worden gemaakt, waarover alsdan besluitvorming plaatsvindt. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van stadsverwarming Dordrecht en stadsverwarming Purmerend. Ook voor de financiering van bestaande verplichtingen uit windpark Gemini zullen wij u een separaat voorstel voorleggen.

4

Uitwerking van een keuze voor herfinanciering op basis van artikel 9

Het effect van een keuze voor garantstelling op basis van artikel 9 voor herfinanciering van de huidige activiteiten op de ontwikkeling van de gegarandeerde leningen wordt geschetst in bijlage C. Daarbij wordt rekening gehouden met de noodzakelijke investeringen in de periode tot en met 2015. Bijlage D laat de verschillen in ontwikkeling van de leningenportefeuille zien tussen de huidige en de voorgestelde situatie.

De omvang van de ‘artikel 9’-leningen blijft vrijwel gelijk aan het niveau van de jaarrekening 2011 en stijgt niet verder. De omvang van de overige leningen (artikel 7) bouwt in deze zelfde periode van drie jaar af naar circa EUR 160 miljoen. De afbouw van de totale leningenportefeuille wijzigt niet.

Visie van de raad van commissarissen

De afgelopen jaren waren voor HVC niet eenvoudig. Er zijn, zowel binnen als buiten HVC ingrijpende ontwikkelingen. De economische recessie en de beleidsmatige uitdagingen waarvoor HVC zich ziet gesteld, kenmerken deze relatief lastige periode. Onze hoogste prioriteit betreft het opnieuw in evenwicht brengen van de operationele resultaten, met een voor de komende jaren weliswaar beperkte maar noodzakelijke winst. De meerjarenraming met de daarin geïncorporeerde maatregelen die de directie in dit kader presenteert, is ons inziens realistisch en laat voldoende perspectief zien. De continuïteit van

De afgelopen jaren waren voor HVC niet eenvoudig. Er zijn, zowel binnen als buiten HVC ingrijpende ontwikkelingen. De economische recessie en de beleidsmatige uitdagingen waarvoor HVC zich ziet gesteld, kenmerken deze relatief lastige periode. Onze hoogste prioriteit betreft het opnieuw in evenwicht brengen van de operationele resultaten, met een voor de komende jaren weliswaar beperkte maar noodzakelijke winst. De meerjarenraming met de daarin geïncorporeerde maatregelen die de directie in dit kader presenteert, is ons inziens realistisch en laat voldoende perspectief zien. De continuïteit van

In document uw kenmerk : uw brief van : (pagina 87-140)