• No results found

het ontwerpen van de mandoers- en mantri-ressorten door het Hoofd van het Centraal Waterschapskantoor en de vaststelling

dier ressorten in overleg met den betrokken beheerder;

2. het aanwerven en opleiden van het benoodigde mantri- en mandoerspersoneel op kosten van den betrokken beheerder;

f1) Vergelijk: „De Volksraad" door mr. C. C. van Helsdingen Jr., Batavia N . V . de Verwachting 1917, blz. 99 en „De Indische Decentralisatiewetgeving"

door P. F. Woesthoff, N . V . Boekhandel en Drukkerij voorheen E. J. Brill Leiden 1915, blz. 57.

(2) Anders: de beslissing van den voorzitter van den raad van Dengkeng.

Notulen 37e raadsvergadering onder (3) t/m. ( 7 ) .

(8) Notulen 53e vergadering raad Dengkeng onder punt 34.

(4) Verklaring gegeven door den Resident van Soerakarta; notulen 11e ver-gadering raad Dengkeng onder punt XI.

3. de aanstelling van hulppersoneel op het tijdstip dat het water-beheer door het Hoofd van het Centraal Waterschapskantoor in handen wordt genomen.

Het bovenomschreven begrip is hetzelfde als dat in artikel 62 W . R. aangeduid onder den term „waar het waterbeheer is in-gevoerd."

De beperking heeft thans nog slechts historische beteekenis. Zij doelt op het tijdperk, gelegen tusschen den overgang van het land-huurdersstelsel, waarin het beheer over het bevloeiïngswezen fei-telijk in handen was van de ondernemers, naar het conversie-beschikkingsstelseK1) waarin het beheer gevoerd wordt door het waterschap.

. , j .... j Lid 2 is te beschouwen als eene uitzondering Afzonderlijke onder- J d n } D e d a a r i n

neminq voor de toe- v , i . ^ r . %.

oo- „ A»*. ™A™ oogenomen bepaling treft eene regeling voor passing der ordon- h^g e v a l d a t fweebof m e e r c o n v e

rsiebeschik-n a rsiebeschik-n 1C' kingsondernemingen dermate één geheel

vor-men, dat zij als één onderneming te beschouwen zijn, zoodat het be-heer daarover door één persoon gevoerd wordt. De bepaling van lid 2 kan dan verhinderen dat eene dergelijke ondernemingsgroep(2) een grooter aandeel in de belangenvertegenwoordiging verkrijgt dan met het wezenlijk vormen van een eenheid in overeenstemming is te achten. Voorwaarde voor deze uitzondering is echter, dat het Hoofd van gewestelijk bestuur over het niet aanwezig zijn van eene afzonderlijke onderneming heeft beslist. Zoolang aan deze voor-waarde niet is voldaan beschikt één persoon, welke als beheerder van meer dan ééne onderneming optreedt, over meer dan één stem in den waterschapsraad. De uitzonderingen op de toelating van een beheerder als raadslid zijn limitatief. Is geen der uitzonderings-redenen aanwezig dan is een beheerder lid van den raad en als zoo-danig beschikt hij over één stem.(3)

Artikel 5.(4)

(1) De ambtelijke leden van den Waterschapsraad, waartoe worden gerekend de hoofden, bedoeld in het vorig artikel, worden, evenals de aldaar bedoelde Inlandsche landbouwers door het Hoofd

(x) Deze overgang is beter bekend onder de benaming: ,,de agrarische re-organisatie in de Vorstenlanden".

(2) Voorbeelden hiervan o.m. de ondernemingen: Wedibirit-Djiwo; Troetjoek-Plagan in Dengkeng; Randoegoenting-Tjandi Sèwoe-Bedojo; Padokan-Sonosewoe

in Opak-Progo en Temoeloes-Bakipandean, Tjolomadoe-Klodran-Djombor in Bengawan.

(3) Hiermede conform de beslissing van den Dengkeng-raad dat de heer Y.

optredende als beheerder der onderneming A en tijdelijk als beheerder der onder-neming B over twee stemmen beschikte. De beslissing van den Gouverneur van Soerakarta vermeld in de notulen der 117e bestuursvergadering Dengkeng onder punt 2, lijkt daarvan af te wijken. In feite werden de twee ondernemingen

echter vereenigd en één beheerder over beide ondernemingen aangesteld.

(4) Gewijzigd bij ordonnantie van 13 September 1926 (Sb. no. 404).

van qewestelijk bestuur, voorzoover Inlandsche leden betreft in over-leq met den Zelfbestuurder of diens Patih, benoemd en ontslagen.

(2) De benoeming van de in het vorige lid bedoelde leden van den Waterschapsraad geschiedt tot een aantal, in totaal gelijk aan dat der andere leden.

De bepalingen, welke in het voorgaande Uitvoering van ^ ^ t e n aanzien v a n de samenstelling van artikel 4 V. W . U . d e n r a a d 2~n g e g e v e n j worden hier verder uitgewerkt. Lid 1 bepaalt dat de „ambtelijke leden enz " worden benoemd en ontslagen door het gewestelijke b e s t u u r s h o o f d a l dan niet in overleg met den Zelfbestuurder (Vorst) of diens Patih.

Aan-gestipt worde, dat de hier gevorderde medewerking van den Zelt-bestuurder meer reden oplevert tot wijziging van den hier gebruikten

term in „het Zelfbestuur" dan in het formulier van artikel l V W O . daar het duidelijk is, dat benoeming en ontslag vaker zal moeten plaats hebben dan de vaststelling van een waterschaps-reglement. ( i ) L i d 2 van artikel 5 V . W . O. bepaalt dat de Evenwicht tusschen benoeming v a n d e „ambtelijke leden enz."

beheerders- en q e Schiedt tot een aantal in totaal gelijk aan overige raadsleden. d a (. d e r o v e r i g e l e d e n > M e n z i c t het; ook hier weer is evenwicht het parool(2). V a n een eventueel ontslag ter be-waring van het evenwicht wordt hierin echter niet gerept. Daarvoor moet men de bepalingen van artikel 5 W . R . onder lid 3 raadple-qen welke gebieden dat, wanneer splitsing of samenvoeging van ondernemingen ten gevolge heeft dat een groot«r of kleiner aantal beheerders, dan in lid 1 van het artikel bepaald, tot den water-schapsraad wordt toegelaten, het aantal ambtelijke leden evenredig vermeerderd of verminderd zal worden. .

Over het aantal is veel gesproken(s). Oorspronkelijk luidde lid 2 als volgt: , ....

In het waterschapsreglement wordt het aantal der ambtelijke leden van den Waterschapsraad en dat der niet-ambtelijke In-landsche leden bepaald. Het totaal mag niet grooter zijn dan dat der beheerders van ondernemingen." , , « . - . * , „ , „ . <

Deze bepaling had ten gevolge, dat artikel 5 W R., hetwelk dat aantal bepaalde, telkens gewijzigd zou moeten worden wanneer door samenvoeging of splitsing van ondernemingen het aantal beheer-ders-leden gewijzigd werd. Evenzoo zou gehandeld moeten worden

f1) Vergelijk het aldaar door de Regeering aangevoerde motief tot wijziging.

(2) Uiting hiervan is ook het voorstel van ondernemers om het instituut v a n plaatsvervangende raadsleden in te voeren teneinde bij verhindering van een raadslid de aan hem toevertrouwde belangen te kunnen vertegenwoordigen (en het evenwicht te handhaven). Zie notulen H e vergadering raad Dengkeng onder punt IX. TTT \7i

(3) 0 . m . notulen 17e vergadering raad Dengkeng onder punt 111 en VI;

notulen 8e vergadering punt 3.

41

wanneer het aantal der ambtelijke en der niet-ambtelijke leden her-zien werd. Elke wijziging, diende verder — krachtens den in artikel 3 V . W . O . neergelegden eisch — goedgekeurd te worden door den Gouverneur-Generaal, nadat belanghebbenden in de gelegenheid waren gesteld hunne bezwaren voor te brengen. Teneinde deze om-slachtige procedure te vermijden stelde de Regeering voor, artikel 5 lid 2 V . W . O . als volgt te wijzigen:

„Het totaal der in het vorige lid bedoelde leden van den W a t e r -schapsraad moet gelijk zijn aan dat der andere leden."

Tegen de opneming van het woord „moet" werd echter bezwaar gemaakt. Men zag daarin een dwingend voorschrift, hetwelk tot gevolg zou kunnen hebben, dat bij eene vertraagde vervulling eener vacature de raad niet zou kunnen vergaderen, omdat hij niet wettig samengesteld zou zijn. Voorgesteld werd daarom te bepalen dat de benoeming van de in het vorige lid bedoelde leden geschiedt tot een aantal in totaal gelijk aan dat der andere leden. Dit voorstel werd door de Regeering aanvaard. De vrees voor eene eventueel onwettige samenstelling van den raad lijkt ietwat gezocht. Ook de wet op de Indische Staatsinrichting stelt ten aanzien van den Volksraad het aantal leden vast, zoo ook de Instellingsordonnan-ties voor de locale raden enz., en niemand zal aan de wettige samenstelling dier raden twijfelen wanneer die lichamen op een zeker tijdstip niet over het bepaalde aantal leden beschikken^).

Vergeten werd voorts dat vertraagde benoeminq vertraaqd ontslaq

beteekent. s a

Bovendien kan niet worden ingezien dat in de nieuwe redactie elk element van dwang uitgeschakeld is. De eenvoudigste redactie lijkt dan ook de oorspronkelijke Regeeringsredactie, waarin het woord „moet" door „is" vervangen is. Daaruit blijkt duidelijk de norm welke der Regeering voor oogen stond, namelijk het instellen en bewaren van het evenwicht tusschen beheerders- en andere

! fd eu V a n d e n r a a d' A a n d e n i e u w e redactie kleeft het bezwaar dat het laatstgenoemde deel van die norm niet tot uitdrukking is gekomen.

De fraaie gelegenheid, welke de Regeering door het nieuwe artikel 5 V . W . O . opende, om artikel 5 W . R . aldus te redigeeren, dat wijziging voortaan overbodig zou zijn zonder de duidelijkheid te schaden, is echter niet gebruikt. Nog steeds wordt daarin het aantal der ambtelijke leden en der Inlandsche landbouwers bepaald, terwijl de ondernemingen, wier beheerders lid van den raad zullen zijn, nog steeds limitatief worden opgesomd.

Weliswaar ondervangt lid 3 van artikel 5 W . R . dit bezwaar for-meel door te bepalen dat: wanneer splitsing of samenvoeging van ondernemingen tengevolge heeft dat een grooter of kleiner aantal beheerders dan in het vorige lid vermeld tot den waterschapsraad wordt toegelaten, het aantal ambtelijke leden evenredig vermeer-derd of verminvermeer-derd zal worden, doch daardoor wordt lid 1

(x) Vergelijk bijv. het bepaalde in artikel 7 lid 3 D.B.

onduidelijk. Dat lid bepaalt dat de raad samengesteld is uit x-ambte-lijke leden, y niet ambtex-ambte-lijke Inlandsche leden en de beheerders der navolgende ondernemingen. Aangezien het nu in de bedoeling lag, (en toegepast werd bij de samenvoeging der ondernemingen Karaganom en Ponggok), die opsomming niet meer te wijzigen, geeft lid 1 daardoor een onjuist beeld van de vertegenwoordiging der ondernemersbelangen en het totaal aantal raadsleden.

Artikel 6.

(1) De Waterschapsraad kiest, behoudens het bepaalde in artikel 7, uit zijn midden een Waterschapsbestuur, waaraan, volgens regels bij het Waterschapsreglement te stellen, de dagelijksche leiding en uitvoering van zaken wordt opgedragen en zulks hetzij het Waterschapsbestuur vergadert of niet.

(2) In het Waterschapsreglement wordt het aantal leden van het Waterschapsbestuur bepaald. Het aantal ambtelijke leden is met inbegrip der mogelijk verkozen niet-ambtelijke Inlandsche leden even groot als dat der uit de beheerders van ondernemingen gekozen leden.

v , . . Het in dit artikel bedoelde bestuur is het dage-VerKiezing üjksch bestuur, terwijl de raad het algemeen bestuursleden. bestuur is. Beiden, tezamen, worden begrepen in den term „besturen der waterschappen". (Vergelijk ook artikel 193 der Grondwet en art. 186 lid 2 en lid 3 I. S.). De verkiezing der bestuursleden is geregeld in artikel 14 W . R. Elke candidatuur moet door minstens drie raadsleden worden gesteund; zij geschiedt schriftelijk, draagt de onderteekening van de voorstellers, en wordt den voorzitter ter hand gesteld (artikel 10 H. R . M1) . Verkozen is hij, die de volstrekte meerderheid van stemmen heeft verkregen, tenzij slechts één candidaat is gesteld, in welk geval deze bij enkele candidaatstelling verkozen wordt verklaard.

In de praktijk wordt geen rekening gehouden met het feit dat de beheerders-leden in den raad zitting hebben als beheerders en niet ais de heer X. Bij de verkiezing van bestuursleden-beheerders moet derhalve verkozen worden: de beheerder der onderneming Y.

Bij voortijdig aftreden van zulk een bestuurslid zou dan automatisch de persoon, welke hem als beheerder opvolgt, hem eveneens opvol-gen als bestuurslid. In de praktijk wordt echter de heer X gekozen en bij voortijdig aftreden als beheerder acht men eene vacature aan-wezig, zoodat overgegaan wordt tot de keuze van een nieuw beheer-ders-bestuurslid. W i l men dit gebruik bestendigen dan dienen de bepalingen betreffende de verkiezing van bestuursleden gewijzigd te worden.

(!) Hier en verder de nummering van het H. R. Dengkeng gevolgd.

43

Evenwicht tusschen H e t t w e e d e ï l d verlangt, ook hier weer, een beheerdersleden en e v e n w i c h t tusschen het beheerders element en overige leden. ^e t a mbtelijke element, welker volledigheid

echter weer gedeeltelijk opgeheven wordt door de, in lid 4 van artikel 7 V . W . O. opgenomen, bepaling dat bij staking van stemmen in het waterschapsbestuur de voorzitter eene beslissende stem heeft. Volgens den Heer Tollenaar werd zulks noodig geacht, wijl het bestuur als uitvoerend lichaam tot eene beslissing moet kunnen komen.

Aantal leden. H e t a a n t a l l e d e n moet in het W . R. worden be-paald. Hieraan is, zij het dan ook op niet geheel juiste wijze, gevolg gegeven door in artikel 27 W . R. neer te schrij-ven dat het bestuur bestaat uit den voorzitter en vijf andere leden van den waterschapsraad.

Aanwijzing van den voorzitter van het bestuur heeft reeds plaats gehad in artikel 7 V . W . O. en was hier derhalve overbodig. Vol-staan had kunnen worden met de vermelding, dat het bestuur bestaat uit zes leden. Daardoor ware dan tevens vermeden de ver-warring, gesticht door opneming van het woord ,,andere"(i).

Artikel 27 W . R. eischt voorts dat door den raad nog vijf plaats-vervangende bestuursleden benoemd zullen worden en wel zal volgens artikel 10 H. R. voor elk der verkozen leden persoonlijk een plaatsvervanger worden aangewezen.

Ook hier blijkt weer dat niet genoegzaam rekening is gehouden met de mogelijkheid van het ambtshalve zitting nemen als bestuurs-lid. In zulk een geval kan volgens artikel 10 H. R. voor dat be-stuurslid geen plaatsvervanger worden gekozen; toch eischt artikel 27 W . R. dat er vijf plaatsvervangers benoemd zullen worden.

Men zal dus wel moeten aannemen, dat, in dit geval en alle soort-gelijke gevallen, de bepalingen van het waterschapsreglement en het huishoudelijk reglement niet van toepassing zijn, indien opvolaing daarvan tengevolge zou hebben dat in strijd werd gehandeld met de stellige bepalingen der V . W . O. (2).

In het samenstel der bepalingen komt er geen voor dat de plaats-vervanger van den voorzitter aanwijst. W e l is de plaatsvervan^'/io van het voorzitterschap van het bestuur geregeld. Artikel 42 lid 3 W . R. bepaalt namelijk, dat bij verhindering van den voorzitter de vergaderingen worden voorgezeten door het in jaren oudste lid (van het bestuur). De plaatsvervanging van het voorzitterschap van den raad is daarentegen weer niet geregeld. Mag men daaruit concludeeren, dat de souvereine raad zulks zelf mag doen?

(x) Vergelijk de ter zake gegeven toelichting op artikel 4 V . W . O . (2) Anders de bestaande praktijk, welke voor het ambtelijk bestuurslid een plaatsvervanger kiest. Verg. bijv. de notulen der 40e vergadering, raad Deng-u e9' J °o k n o t u I e n 1 9 e vergadering raad Dengkeng onder (93) waaruit Wijkt dat de toenmalige Resident van Soerakarta besliste dat volgens het be-paalde m artikel 27 W . R . ook voor een ambtshalve zitting hebbend bestuurslid

een plaatsvervanger wordt benoemd.

Plaatsvervanging van den voorzitter werd niet noodig geoor-deeld, wijl de voorzitter die functie vervult in zijn qualiteit van Hoofd van plaatselijk bestuur. De bestaande bestuursinrichting eischt echter dat er steeds een Hoofd van plaatselijk bestuur zal zijn, die dus ambtshalve als voorzitter optreedt. Bovendien heeft de voorzitter het immer in zijn macht eene vergadering uit te stellen indien hij door een of ander oorzaak verhinderd kan zijn de

ver-gadering bij te w o n e n . (1) (2)

Deze argumentatie zou gedeeltelijk ook toegepast kunnen worden op de plaatsvervanging van het ambtelijk bestuurslid — Hoofd van plaatselijk bestuur. Ook deze neemt immers zitting als orgaan van den Lande. Geheel steekhoudend is ze echter niet, want bij verhin-dering van den voorzitter — Hoofd van plaatselijk bestuur of van zijn collega-ambtelijk bestuurslid — is er wel een Hoofd van plaatselijk bestuur, doch kan deze verhinderd zijn als orgaan van het waterschap te fungeeren. Dat dit geval zou kunnen ontstaan werd erkend door de plaatsvervanging van het voorzitterschap van het bestuur te regelen; maar waarom dan niet tevens die van den raad geregeld, zoomede die van het ambtshalve zitting hebbende bestuurslid? Dat de voorzitter eene vergadering zou kunnen uitstel-len moge in den regel waar zijn, maar dat geldt niet voor zijn collega-bestuurslid. In zulk een geval zou dus het evenwicht ver-broken zijn. En hoe dan te handelen, ingeval een bepaald aantal raadsleden gebruik maakt van het in artikel 15 lid 1 gegeven recht?

Uit dat recht vloeit immers, volgens Prof. Oppenheim(S), VOOrt, dat die leden dan tevens datum en uur, waarop de vergadering gehouden zal worden, kunnen bepalen. In dat geval kan de voor-zitter de vergadering dus niet uitstellen.

Uit het voorgaande kan wel blijken, dat de regeling van het plaatsvervangerschap en dat van de plaatsvervanging verbetering noodig heeft. Een middel daartoe zou zijn het instituut van het plaatsvervangerschap op te heffen. Dit toch was een uitvloeisel van het kostbare evenwicht, hetwelk noodig geacht werd in verband met het gevreesde antagonisme tusschen beheerders leden en amb-telijke leden. Aangezien die vrees thans niet meer geducht behoeft te worden en de praktijk aangetoond heeft dat ook in een onvol-tallig bestuur de zaken, op harmonische wijze, vruchtbaar tot afdoe-ning worden gebracht, lijkt het — historisch verklaarbare — insti-tuut thans niet meer noodig.

Artikel 7.

(1) Voorzitter van den Waterschapsraad en van het W a t e r -schapsbestuur, tevens lid van laatstgenoemd bestuur, is het Hoofd van plaatselijk bestuur, binnen wiens ambtsgebied het waterschap is gelegen.

f1) Meening van het Hoofd van Gewestelijk bestuur van Soerakarta; zie notulen 46e vergadering raad Dengkeng onder punt 27. _

(2) Zie ook Woesthoff „De Indische Decentralisatiewetgeving blz. 83.

(3) Zie Oppenheim „Gemeenterecht", blz. 242.

(2) Is een waterschap gelegen binnen het ambtsgebied van meer dan een plaatselijk bestuurshoofd, dan bepaalt het Hoofd van gewestelijk bestuur, door welke dier bestuurshoofden het voorzitter-schap zal worden bekleed, terwijl alsdan de niet tot voorzitter benoemde plaatselijke bestuurder(s) gewoon lid van het W a t e r -schapsbestuur zullen (!) zijn, tenzij het Hoofd van gewestelijk bestuur het tegendeel bepaalt.

(3) Door elk der leden van den Waterschapsraad en van het Waterschapsbestuur kan niet meer dan één stem worden uitge-bracht.

(4) Bij staking van stemmen in het Waterschapsbestuur heeft de voorzitter een beslissende stem.

, , ^ , . j , . Bij de bespreking der voorgaande artikelen Ambtsgebied van het ^ h c t t£] k e n s a n o o d i h e t t h a n s besproken Hoofd van plaatselijk a r t i k d y a n v e r s c h i l l e n d e z i j d e n o n d e r he t bestuur. vergrootglas te nemen. V a n de weinige

facet-ten welke overblijven, behoeven nog slechts drie vertoond te wor-den. Het eerste heeft betrekking op de ligging van het waterschap binnen het ambtsgebied van een plaatselijk bestuurshoofd. Moet het waterschapsgebied te dien aanzien in den beperkten zin van lid 1 van artikel 1 V . W . O. worden beschouwd, dan wel in den meer uitgebreiden van lid 2 van dat artikel? Valt naast het gebied in engeren zin ook rekening te houden met de zaken welke tot het gebied gerekend worden? In het laatstgenoemde geval zou een plaatselijk bestuurshoofd, binnen wiens ambtsgebied die zaken ge-legen waren, eveneens lid van een waterschapsbestuur kunnen zijn.

De praktijk geeft geen oplossing, daar het onderstelde geval zich nog niet voorgedaan heeft. Vermoedelijk zal ook de wetgever aan eene dergelijke vertegenwoordiging niet gedacht hebben. Houdt men echter in het oog dat de samenstelling van den raad en die van het bestuur primair gebaseerd zijn op eene vertegenwoordiging van de, in het waterschap aanwezige, (bevloeiïngs-)belangen, dan lijkt eene vertegenwoordiging van de belangen, welke een bepaald gebied — feitelijk buiten dat van het waterschap gelegen — kan hebben bij de verzorging daarvan door het waterschap, niet oneigen-aardig.

. . j Het tweede facet heeft betrekking op de Aanwijzing van den a a n w ijz i n g v a n d e n voorzitter, wanneer een voorzitter van een w a t e r s c h i s g eleg e n binnen het ambtsge-waterschap gelegen b i e d y a n m e e r d a n é é n H o o f d v a n pia a t s eii j k binnen het ambtsge- b e s t u u r - I n d a t g e v a] w i j s t het Hoofd van bied van meer dan g e w e s t ei i jk bestuur één hunner tot voorzitter eénHoofd van plaat- 3 a n D i e a a n w i j z i n g g e s ch i e d d e door in arti-sehjk bestuur. k e I 6 w R d a a r t o e a a n t e w ijz e n: voor Opak-Progo: de Assistent Resident van Jogjakarta; voor Den-keng: de Assistent Resident van Klaten en voor Bengawan: de Assistent Resident van Soerakarta. Sinds 1 Juli 1928

(bestuurs-(*) Waarom ook niet „zal(zullen)"?

46

h e r v o r m i n g ) , v a l t D e n g k e n g b i n n e n h e t g e b i e d v a n slechts één af-deelingshoofd, d a a r o m is a r t i k e l 6 W . R . D e n g k e n g i n g e t r o k k e n ( i ) . V o o r O p a k - P r o g o en B e n g a w a n is artikel 6 dier W . R . ' e n gewij-zigd door onderscheidenlijk als voorzitter a a n te wijzen d e R e s i d e n t v a n J o g j a k a r t a en de R e s i d e n t v a n S o e r a k a r t a (1) . A a n w i j z i n g v a n d e n voorzitter in het W . R. lijkt o n n o o d i g en geeft a a n l e i d i n g tot wijziging v a n het r e g l e m e n t . V o l g e n s h e t b e p a a l d e in a r t i k e l 7 V . W . O . kon v o l s t a a n w o r d e n met een g e w o o n Residentsbesluit ( e n g ) . H i e r v o o r is geen g o e d k e u r i n g v a n d e n G o u v e r n e u r G e n e -raal vereischt.

T e n s l o t t e zij n o g m e d e g e d e e l d , d a t het H o o f d v a n gewestelijk b e s t u u r e e n i g e m a l e n g e b r u i k heeft g e m a a k t v a n zijne b e v o e g d h e i d om te b e p a l e n , d a t een H o o f d v a n plaatselijk b e s t u u r geen deel zou u i t m a k e n v a n h e t b e s t u u r v a n een w a t e r s c h a p , h e t w e l k m e d e b i n -n e -n zij-n a m b t s g e b i e d gelege-n w a s (2) . I n d i e n zulks t o e g e p a s t w o r d t op b e s t u u r s l i d m a a t s c h a p v a n een w a t e r s c h a p g e l e g e n in d e t w e e g e w e s t e n S o e r a k a r t a en J o g j a k a r t a dient het b e p a a l d e in artikel 33 lid 1 V . W . O . o p g e v o l g d te w o r d e n , z o o d a t d e H o o f d e n v a n g e -westelijk b e s t u u r g e m e e n s c h a p p e l i j k o p t r e d e n . (3)

o p t r e d e n (3) .

A r t i k e l 8.

D o o r d e n W a t e r s c h a p s r a a d en het W a t e r s c h a p s b e s t u u r w o r d e n huishoudelijke r e g l e m e n t e n v a s t g e s t e l d tot regeling v a n h u n n e v e r g a d e r i n g e n en w e r k z a a m h e d e n , w e l k e de g o e d k e u r i n g v a n het H o o f d v a n gewestelijk b e s t u u r b e h o e v e n , alvorens v a n k r a c h t t e zijn.

H • Vi A i—k D e hier o n d e r d e n term v a n „huishoudelijk r e g l e -r i u i s n o u d e n j k m e n t" a a n g e g e v e n regeling w o r d t in b e p a l i n g e n r e g l e m e n t . v a n a n cje r e v e r t e g e n w o o r d i g e n d e lichamen veelal r e g l e m e n t v a n o r d e g e n o e m d . M r . S c h e p e l (4) b e s c h o u w t ze als v e r -o r d e n i n g e n , -o m d a t zij r e g e l g e v e n d e b e s c h i k k i n g e n zijn, b e s t e m d om a l g e m e e n , d a t is ook v o o r alle t o e k o m s t i g e gevallen, te v o o r zien. D e z e o p v a t t i n g schijnt echter ten a a n z i e n v a n de V o r s t e n

-l a n d s c h e w a t e r s c h a p p e n niet a a n v a a r d b a a r . (5)

I1) Besluit van: den Resident van Soerakarta van 30 Juni 1928 no. 371b;

1 2 6 1 1/6/T.B.

den Resident van Jogjakarta en Soerakarta van 30 Juni 1928 no. ^ den Resident van Soerakarta van 30 Juni 1928 no. 371a. Allen goedgekeurd bij besluit van den Gouverneur-Generaal van 28 Juli 1928 no. 25 (Jav. Crt. van 3 Augustus 1928 no. 62).

(2) Zoo ten aanzien van de Assistent Residenten van Klaten en Bojolali als bestuurslid van het waterschap Bengawan (voor de Bestuurshervorming) en van den Resident van Klaten als bestuurslid van Bengawan en Opak-Progo

(2) Zoo ten aanzien van de Assistent Residenten van Klaten en Bojolali als bestuurslid van het waterschap Bengawan (voor de Bestuurshervorming) en van den Resident van Klaten als bestuurslid van Bengawan en Opak-Progo