• No results found

Onduidelijkheid rollen en verantwoordelijkheden eHealth

Hoofdstuk 4 Invloed recente veranderingen op opschalingsproblematiek eHealth

4.1.1 Onduidelijkheid rollen en verantwoordelijkheden eHealth

In hoofdstuk 1 hebben we kunnen zien dat er onduidelijkheid bestaat over de rollen en verantwoordelijkheden rond de implementatie en opschaling van eHealth. Daarnaast hebben we met het behandelen van de financieringswijzigingen in het vorige hoofdstuk kunnen zien dat de AWBZ overgeheveld is naar de Wmo, Wlz en Zvw. Door het overhevelen van één wet naar drie verschillende wetten kan dit mogelijk de onduidelijkheid verergeren.

42

De onduidelijkheid bleek ten eerste te bestaan rond de vraag wie er dient te investeren in eHealth (Pols, 2012: 149; Oudshoorn, 2011: 78; Tijink, 2016: 47). Jan Thie3 en Marlies Veld4

bevestigen dit door te wijzen op de complexiteit van het Nederlandse financieringsmodel waarin het wisselend is wie er betaald voor eHealth (Interviews Thie, 2017; Veld, 2017). Dit kan de zorgvrager (mantelzorger), zorgorganisatie, zorgverzekeraar en de overheid zijn. Uit het interview met Mirande Groener5 blijkt het ontbreken van een eenduidig financieringsmodel ook te zorgen

voor onduidelijkheid bij eHealth-ontwikkelaars. Zij stelt dat zorgverzekeraars soms eHealth- ontwikkelaars aan tafel hebben zitten die niet goed snappen hoe de financiering in elkaar zit en waar de ruimte ligt (Interview Groener, 2017).

De onduidelijkheid over de vraag wie er dient te investeren wordt bevestigd door meerdere respondenten. Er wordt echter wel opgemerkt dat dit vraagstuk steeds minder relevant wordt. In de afgelopen jaren is er namelijk een trend zichtbaar waarin meer gebruik wordt gemaakt van goedkopere consumentenelektronica (Interview Thie, 2017). In het geval van beeldzorg werd in het begin complete hardware met bijpassende software verhuurd, hier zijn eHealth-leveranciers met de ontwikkelingen rond consumentenelektronica mee gestopt. Hierdoor is het vraagstuk rond de investeringen in dure apparatuur voor eHealth minder bepalend geworden in de opschalingsproblematiek.

Ten tweede bleek de onduidelijkheid rond eHealth te bestaan door het aantal betrokken zorgorganisaties per zorgvrager (Oudshoorn, 2011: 9-10). Uit het interview met Thie blijken de veranderingen in de financieringsstructuren bij te dragen aan dit probleem. Zorgvragers zouden door deze verandering vaker aangewezen zijn op meerdere zorgorganisaties en financiers. Als voorbeeld noemt hij de chronisch zieken, deze doelgroep had voorheen vooral te maken met de thuiszorg. Nu zijn ze voor een deel van de zorgverlening vaker ook aangewezen op huisartspraktijken (Interview Thie, 2017). De chronisch zieke uit het voorbeeld is nu niet alleen

3Jan Thie is sinds 2007 werkzaam als senior expert eHealth binnen Vilans. Vilans is een kennisinstituut dat zich inzet voor het

toekomstbestendig maken van zorgorganisaties. Het instituut heeft ook een belangrijke rol bij het VWS-programma ‘In Voor Zorg’. Thie is werkzaam geweest in verschillende zorgsectoren en heeft onder andere beeldzorg in zijn projectenportefeuille. Daarnaast heeft hij trajecten gecoacht in het kader van ‘In Voor Zorg’.

4 Marlies Veld is sinds 2016 werkzaam als projectmanager internationale projecten voor het Amsterdam Health & Technology

Institute (AHTI). AHTI is een kennisinstituut dat drie jaar bestaat. Met haar achtergrond in Internationale Betrekkingen probeert Veld vanuit haar functie een bijdrage te leveren aan het verlagen van de zorgkosten in ontwikkelde landen. Aan de andere kant zet zij zich via AHTI in om de zorg in minder ontwikkelde landen op gang te krijgen.

5Mirande Groener is sinds 2010 werkzaam als programmaleider eHealth bij Achmea. Groener is in het verleden onderdeel geweest

van het managementteam van Stichting Zorg Binnen Bereik. Een samenwerkingsverband tussen Achmea en Philips, waarbij gewerkt werd aan een interactief zorgplatform voor zorgvragers en zorgprofessionals. De stichting is inmiddels doorgestart onder een nieuwe naam: Zorg Ondersteunt.

43

aangewezen op de zorgorganisaties en zorgverzekeraar, maar ook op de gemeente. Dit komt door het onderscheid in lichte langdurige zorg, waarbij dit gedeeltelijk binnen de Wmo en de Zvw valt. Met het onderscheid tussen de Wmo en Zvw in de nieuwe financieringsstructuur lijkt een scheiding van zorg en welzijn nagestreefd te worden. Voor welzijn kan de zorgvrager terecht bij de gemeente (Wmo) en voor zorg bij de zorgverzekeraars (Zvw). Dit lijkt bevestigd te worden door Groener, zij stelt: ‘Wij heten niet voor niets een zorgverzekeraar. Wij verzekeren mensen van zorg en dat valt onder de Zvw, anders kunnen wij het [eHealth: ZH] niet financieren’ (Interview Groener, 2017). De scheiding tussen welzijn en zorg kan daarnaast verklaard worden met het nieuwe zorgbeleid van de nationale overheid, waarbij meer aandacht is voor zelfredzaamheid, voorzorg en regie van de zorgvrager. De gemeente krijgt met de decentralisatie een belangrijke rol op het gebied van welzijn. Met de toename van het aantal actoren en de scheiding van welzijn en zorg kan het echter nog onduidelijker worden wie de inzet van eHealth dient op te pakken. De scheiding van welzijn en zorg lijkt de implementatie van eHealth in de praktijk te bemoeilijken. Zorgverzekeraars houden zich namelijk ook bezig met voorzorg, preventie en leefstijlbeïnvloeding. Een voorbeeld is het programma Actify van Achmea, waarmee verzekerden met korting producten en diensten kunnen kopen die gericht zijn op leefstijlbeïnvloeding (Interview Groener, 2017). Zorgverzekeraars lijken dus ook een bijdrage te leveren om ervoor te zorgen dat mensen langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Groener stelt: ‘Feitelijk ondersteun je ook dingen die de gemeenten eigenlijk moeten oppakken’ (Ibidem). Hierbij noemt zij beeldzorg als voorbeeld, waarbij deze eHealth-toepassing ook een positief effect kan hebben op het bestrijden van eenzaamheid.

Ten derde lijkt de onduidelijkheid dus te bestaan door de vraag wie van de actoren profiteert van de inzet van eHealth (Tijink, 2016: 47; Peeters et al., 2013: 37). Dit probleem wordt vooral aangekaart door de respondenten die werkzaam zijn voor zorgorganisaties en kennisinstituten. Elie Rusthoven6 stelt dat de baten en lasten van eHealth-toepassingen in andere zorgfinancieringsposten

kunnen liggen: ‘de baten liggen bijvoorbeeld deels in de preventieve sfeer’. Hierdoor worden kosten bespaard in de Wlz waar de zwaardere zorg wordt vergoed, terwijl de kosten liggen in de Zvw of de Wmo waar meer wordt ingezet op preventie (Interview Rusthoven, 2017). De gewijzigde financieringsstromen zorgen op deze manier voor een toenemende onduidelijkheid rond de vraag wie er profiteert van de inzet van eHealth.

6 Elie Rusthoven is sinds 2015 werkzaam als projectleider eHealth en Innovatie binnen de afdeling Strategie, Kwaliteit en Innovatie

van Cordaan. Cordaan is een zorgorganisatie die binnen de caresector zorg levert aan 2000 zorgvragers. Cordaan heeft momenteel twee eHealth-projecten, namelijk leefstijlmonitoring en COPD-thuis-meten voor ouderen en chronisch zieken.

44

De onduidelijkheid rond de rollen en verantwoordelijkheden bij eHealth blijkt nog steeds als barrière ervaren te worden. Ondanks het gebruik van simpelere eHealth-toepassingen via consumentenelektronica is er nog steeds geen eenduidig financieringsmodel, waardoor de rollen van betrokken actoren onduidelijk blijven. De onduidelijkheid rond de rollen en verantwoordelijkheden lijkt zelfs versterkt te worden door de veranderingen in de financiering van de Zvw, Wmo en Wlz. Zorgvragers zijn steeds vaker aangewezen op meerdere actoren, waarbij de inhoudelijke zorg wisselend valt onder een van de drie wetten. Doordat zorgvragers nu nog vaker bij verschillende zorgorganisaties hun zorg ontvangen, groeit ook de onduidelijkheid over wie in de zorgketen profiteert van het gebruik van eHealth en wie ervoor zou moeten betalen.