• No results found

Onderzoeksopzet 1 Inleiding

Concluderend uit de literatuurstudie komt naar voren dat culturele factoren het professionele gedrag van accountants en de wijze van interpretatie van mondiaal geldende wet- en regelgeving beïnvloeden.

In dit hoofdstuk wordt de methode van onderzoek uiteengezet die gericht is op het beantwoorden van de hoofdvraag zoals weergegeven in paragraaf 1.2. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het experiment zoals uitgevoerd door Tsakumis (2007). Reden hiertoe is dat dit onderzoek enigszins vergelijkbaar is met het onderzoek van Tsakumis (2007). Tsakumis (2007) onderzocht namelijk de invloed van cultuur op verslaggevingregels. De opzet van dit onderzoek is in de basis gelijk aan de opzet van het onderzoek van Tsakumis (2007). Voorts wordt ingegaan op de steekproefomvang en het toetsen van de gestelde hypotheses. 5.2 Het experiment

Het onderzoek is gebaseerd op een casestudy, zoals beschreven in paragraaf 1.4. Uit de casestudy volgt het experiment. Het experiment zal worden afgenomen bij een aantal registeraccountants en controleleiders die werkzaam zijn in de MKB controlepraktijk (MKB accountants). Het experiment wordt afgenomen bij MKB accountants, daar zij geacht worden op de hoogte te zijn van de wet- en regelgeving omtrent groepscontroles, voortkomend uit de herziene NV COS 600. De MKB accountants worden geacht op de hoogte te zijn daar het onderwerp “Clarity Standards” (inclusief NV COS 600) een, door het NIVRA, verplicht gesteld studie onderdeel betrof in 2010 voor registeraccountants werkzaam in de openbare praktijk.

De deelnemers aan het experiment betreft de zogenoemde meetgroep. De controlegroep, de personen die de huidige werkwijze van Alfa Registeraccountants hebben bepaald, bestaat uit een tweetal personen. Namelijk de verantwoordelijke externe accountant en de controleleider betrokken bij de groepscontrole van Limonica B.V.

Na uitvoering van het experiment wordt een zogenoemde member check uitgevoerd. Hierbij zal de controlegroep gevraagd worden een reactie te geven op de uitkomsten van het experiment, dit ter validatie van de uitkomsten van het experiment.

In eerste instantie was het de bedoeling om het experiment per e-mail af te nemen bij de deelnemers. Het experiment is echter met behulp van een online enquête programma afgenomen bij de deelnemers. Het afnemen van het experiment door middel van het online enquête programma maakt het verzamelen en uiteindelijk analyseren van de uitkomsten gemakkelijker.3

De vormgeving van het experiment is, zoals eerder is aangegeven, gebaseerd op het experiment van Tsakumis (2007). Met vormgeving wordt bedoeld dat het experiment van opzet ongeveer hetzelfde zal zijn. Dit betekent dat het experiment een casus bevat, waarin algemene informatie wordt gegeven betreffende het experiment. Tevens bevat het experiment een drietal scenario’s en een beslissingsmoment. In dit beslissingsmoment dient de deelnemer op basis van de casus en het scenario een beslissing te nemen en deze beslissing kort toe te lichten. De beslissing dient de deelnemer aan te geven in een schaal van 1 tot 10. Deze gradatie heeft ten doel de sterkte van de keuze van de deelnemer weer te geven. De scheiding tussen het ene en het andere uiterste ligt tussen gradatie 5 en 6. Het aanbrengen van deze gradatie biedt enige nuancering in het onderzoek.

Na het beslissingsmoment wordt de deelnemer gevraagd zijn of haar keuze kort toe te lichten. Verwacht wordt dat deze, korte, toelichting van de deelnemer op zijn of haar keuze bijdraagt aan een betere analyse van de onderzoeksresultaten. Aan de hand van deze korte toelichting zal worden beoordeeld of verder onderzoek, in de vorm van een kort interview, benodigd is en of dit kan leiden tot een betere conclusie van dit onderzoek.

Daar uit de literatuurstudie in dit onderzoek blijkt dat culturele factoren zowel invloed hebben op het professionele gedrag van accountants alsmede op de wijze waarop accountants mondiaal geldende controlestandaarden interpreteren wordt ook hier in het experiment aandacht aan geschonken. Deze aandacht komt tot uiting in een tweetal scenario’s waarbij in het eerste scenario aandacht wordt geschonken aan de culturele factoren en verschillen in interpretatie van mondiaal geldende controlestandaarden. In het tweede scenario wordt aandacht geschonken aan culturele factoren en verschillen in het professionele gedrag van accountants.

Het derde en laatste scenario zal specifiek ingaan op de vraag of culturele factoren groepscontroles beïnvloeden en of in de dagelijkse praktijk aandacht geschonken dient te worden aan het effect van culturele factoren op groepscontroles. Dit laatste scenario gaat specifiek in op de kern van dit onderzoek “Hoe culturele factoren een groepscontrole beïnvloeden”.

Aan de hand van de uitkomsten van het experiment zal getracht worden de volgende hypothesen te toetsen.

1. Culturele factoren tot uiting komend in verschillen van interpretatie van mondiaal geldende controlestandaarden zijn van invloed op groepscontroles.

2. Culturele factoren tot uiting komend in verschillen van professioneel gedrag van accountants wereldwijd zijn van invloed op groepscontroles.

Concluderend uit de toetsing van de genoemde hypotheses zal naar voren komen of en hoe culturele factoren groepscontroles beïnvloeden. Voorts dient hieruit de conclusie te worden getrokken of Alfa Registeraccountants de juiste werkwijze heeft gehanteerd bij de uitvoering van groepscontroles.

Het conceptuele model voortkomend uit de eerste twee hypothesen is als volgt:

De wijze van interpretatie van ISAs Culturele factoren

Professioneel gedrag van accountants

Groepscontroles

Figuur 6: Conceptueel model eerste twee hypotheses.

Afgaande op hypothese 3 en de uiteindelijke kern van dit onderzoek leidt tot het onderstaande conceptuele model.

Culturele factoren Groepscontroles

Figuur 7: Conceptueel (kern)model. 5.3 Steekproef

5.3.1 Steekproefomvang

De totale populatie van registeraccountants bestaat uit 14.000 aldus de website van het NIVRA (2011). De opbouw van het ledenbestand staat weergegeven in de tabel hieronder. De stand per juni 2010 betreft de meest recente en beschikbare ledenstand ten tijde van de onderzoeksperiode.

Openbaar accountant 4.479 Overheidsaccountant 1.247 Interne accountant 630 Werkzaam in overige beroepen 6.034

Totaal actief 12.390

Niet actief 1.898

Totaal 14.288

Uit telefonisch contact met een medewerkster BackOffice blijkt dat 1.255 registeraccountants staan ingeschreven in het ledenbestand van het SRA. Het SRA betreft een netwerk van MKB-accountantskantoren. (SRA, 2011). Derhalve wordt er van uitgegaan dat de bij het SRA geregistreerde registeraccountants werkzaam zijn in de MKB-praktijk. Dit betekent echter niet dat alle geregistreerde registeraccountants werkzaam zijn in de MKB-controlepraktijk. De geregistreerde registeraccountants kunnen evengoed werkzaam zijn in de samenstelpraktijk. Omdat ook controleleiders worden betrokken in het experiment is derhalve uitgegaan van een populatie van 1.255, gelijk aan het totaal aantal geregistreerde registeraccountants bij het SRA.

Het berekenen van de steekproefomvang bij een populatie van 1.255 geeft overigens geen andere uitkomst dan wanneer wordt uitgegaan van een populatie van 4.479.

Een gangbare betrouwbaarheidspercentage voor het bepalen van een steekproefomvang is 95% (Keller, 2008) . Binnen dit onderzoek wordt ook het percentage van 95% gehanteerd. Uitgangspunt voor de nauwkeurigheidsmarge binnen dit onderzoek is 20%. Een gangbaar percentage is 5% (Keller, 2008). Indien wordt uitgegaan van een nauwkeurigheidsmarge van 5% resulteert dit in een steekproefomvang van 354. Het uitvoeren van het experiment met een dermate grote steekproefomvang levert in de praktijk veelal niet de gewenste respons. Dit blijkt onder andere uit de ervaringen van een aantal directe collega’s bij Alfa Registeraccountants. Het niet verkrijgen van de gewenste respons wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het deelnemen aan het experiment een tijdsinvestering vereist van de (potentiële) deelnemers. Deze tijdsinvestering uit zich in het invullen van het experiment (de deelname) en het eventuele open interview achteraf. In de praktijk blijkt dat registeraccountants veelal niet bereid zijn een dergelijke tijdsinvestering te doen als het gaat om afstudeeronderzoeken. Derhalve is gekozen voor een hogere nauwkeurigheidsmarge om verzekerd te zijn van een hoog responspercentage in plaats van een hogere nauwkeurigheid.

De verwachte uitkomst van het experiment is voorafgaand aan het experiment niet bekend. Derhalve wordt deze gesteld op 50%.

Door bij het berekenen van de steekproef uit te gaan van een; - populatie van 1.255,

- betrouwbaarheidspercentage van 95%, - nauwkeurigheidsmarge van 20%, - verwachte uitkomst van 50%.

5.3.2 Soort steekproef

De uitvoering van het experiment zal geschieden op basis van een steekproef zoals hiervoor beschreven. De steekproef betreft in dit geval een niet aselecte steekproef. Reden voor het uitvoeren van een niet aselecte steekproef is voornamelijk gebrek aan tijd en de verwachte lage respons bij het uitvoeren van een aselecte steekproef. Het verwachte respons percentage bij het uitvoeren van een niet aselecte steekproef ligt ongeveer op 95%. Deze verwachting wordt onderbouwd door het feit dat de deelnemers voortkomen uit de nabije omgeving van de auteur van dit rapport. De beperkingen van een niet aselecte steekproef staan beschreven in paragraaf 8.4.1.

5.4 Toetsen van de hypotheses

Het doel van het toetsen van een hypothese in het algemeen is het vaststellen of er voldoende statistisch bewijs is om te concluderen dat een gestelde hypothese ondersteund wordt door data (Keller, 2008). Aan de hand van de uitkomsten van het beschreven experiment is het mogelijk een hypothese te toetsen en een uitspraak te doen over de gestelde hoofdvraag.

Daar het experiment zich richt op het beantwoorden van de vraag of culturele factoren groepscontroles beïnvloeden en op de beantwoording van de vraag of Alfa Registeraccountants de juiste werkwijze heeft gehanteerd is, zoals eerder beschreven, een gradatie opgenomen in het beantwoorden van de vraag behorende bij het experiment. De gradatie loopt van 1 tot 10 en is bedoeld om de sterkte van de keuze van de deelnemer aan te geven. Tevens bevat de gradatie een omslagpunt. Deze ligt tussen gradatie 5 en 6 en is in het experiment aangegeven met “|”. Dit omslagpunt is van belang voor het toetsen van de hypotheses.

Namelijk, indien de uitkomst van de toetsing van de hypotheses 1 en 2 groter is of gelijk is aan 6 wordt de nul hypothese niet verworpen ten gunste van het alternatief. Indien de uitkomst van de toetsing van de hypotheses groter is dan 6 wordt de nul hypothese niet verworpen ten gunste van het alternatief. Bij een uitkomst groter dan 6 blijven de deelnemers aan het onderzoek de huidige werkwijze wel hanteren, hiermee zeggen de deelnemers dat culturele factoren niet van invloed zijn op groepscontroles.

De eerste twee hypotheses laten zich als volgt noteren: H0: μ ≥ 6

De derde hypothese vereist een andere notatie. Dit komt voort uit de gehanteerde vraagstelling in het experiment, zie bijlage 3; scenario C. De derde hypothese laat zich als volgt noteren:

H0: μ ≤ 6 H1: μ > 6

Om de kans van een onterechte verwerping van de nulhypotheses tot minimaal te beperken wordt in dit onderzoek een significantieniveau van 5% gehanteerd. (Stigler, 2008).

6. Resultaten experiment