• No results found

Onderzoeksmethode

In document Risicoverslaggeving bij SW-bedrijven (pagina 42-45)

5. Onderzoeksopzet

5.1 Onderzoeksmethode

5.1.1 Empirische versus normatieve benadering

In het onderzoek van Knoops (1999) naar risicoverslaggeving wordt een onderscheid gemaakt tussen een normatieve en een empirische benadering. Bij de empirische benadering wordt de kwaliteit van de informatie gemeten aan de hand van reacties. Zo wordt de kwaliteit van de financiële verslaggeving gemeten aan de hand van de reacties van de kapitaalmarkt. De empirische benadering wordt ook wel omschreven als de indirecte methode, aangezien de kwaliteit indirect worden afgeleid uit de reacties, blijkend uit koop- en verkoopgedrag van de gebruikers.

De normatieve benadering gaat over hoe de verantwoordingsinformatie er uit zou moeten zien. Hoe iets er uit zou moeten zien, wordt dan bepaald door bepaalde uitgangspunten als

verslaggevingsbeginselen, die worden ontleend aan de theorie, (vermeende)

informatiebehoeften van gebruikers en/of normen voortvloeiende uit wet- en regelgeving. Hieronder vallen ook de gebruikersbenaderingen, waarbij de informatiebehoeften van gebruikers worden afgeleid uit enquêtes onder gebruikers, uit de modellen die de gebruikers geacht worden te hanteren of uit het daadwerkelijk gebruik van verantwoordingsinformatie. De normatieve benaderingen kunnen dus een empirisch fundament hebben in het onderzoek naar de informatiebehoeften van gebruikers.

In de context van dit onderzoek is risicorapportering gerelateerd aan de eisen en verwachtingen met betrekking tot deze verslaggeving van risico’s. Het invullen van de informatiebehoeften van de stakeholders is dus belangrijk om een goede norm te kunnen bepalen. Immers, hoe beter voldaan wordt aan de norm, des te hoger is de kwaliteit van de verslaggeving (Mertens & Hoogendoorn, 2001). In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van de normatieve benadering.

In dit onderzoek wordt de normatieve benadering gehanteerd, waarbij de jaarverslagen worden getoetst aan de vooraf vastgestelde norm. Deze norm is gebaseerd op de (vermeende) gebruikersbehoefte zoals die is geïdentificeerd in eerder onderzoek naar risicoverslaggeving.

43

5.1.2 Onderzoek met de indexanalyse

Een voorbeeld van de normatieve methode betreft de indexanalyse. De basis van de indexanalyse is uiteraard het ontwerpen van de index, oftewel het toetsingskader. De in de literatuur gehanteerde indexen zijn lijsten waarop onderwerpen staan vermeld die volgens de onderzoekers opgenomen dienen te worden in de risicoverslaggeving. De indexanalyse volgens diverse onderzoekers is een zeer geschikte methode om de mate van disclosure te meten (Hassan 2008). Voor het analyseren van de hoeveelheid risicoverslaggeving wordt dan ook vaak een indexanalyse gehanteerd. De index wordt vaak opgebouwd vanuit regelgeving en/of gecategoriseerde risico’s (Linsley en Shrives, 2006), onderwerpen met betrekking tot internal control en de Corporate Governance Code (Deumes en Knechel 2008).

Woods en Reber (2003) meten de mate van risicoverantwoording door het woord risico te tellen. De gedachte was hierin vrij basaal: hoe vaker het woord risico voorkwam, hoe hoger de mate van risicoverantwoording. Op deze index is veel kritiek geuit. Linsley en Shrives (2006) stellen dat het woord risico weinig informatief is over de risicoverslaggeving. Er kan immers sprake zijn van risicoverslaggeving zonder dat het woord risico concreet genoemd wordt. Ook kan het woord risico benoemd worden, terwijl er geen sprake is van risicoverantwoording. Volgens Linsley en Shrives (2006) dient er dan ook een analyse te worden uitgevoerd op de bredere context.

Beretta en Bozzolan (2004) uiten kritiek van ongeveer dezelfde strekking. Zij zeggen dat de kwaliteit van risicoverslaggeving afhankelijk is van de kwantiteit en de rijkheid van de inhoud. Volgens Milne en Adler (1999) dient de index opgesteld te worden met volzinnen. Onder andere Beretta en Bozzolan (2004), Linsley en Shrives (2006), en Abraham en Cox (2007) gebruiken dan ook een methode die gericht is op volzinnen, in plaats van woorden te tellen. Echter hier kan ook de nodige kritiek op worden geuit. Men kan immers met veel wollige taal veel schrijven, maar weinig relevante informatie verschaffen. Daarnaast is de methode zeer arbeidsintensief. Daarom wordt uit praktisch oogpunt vaak gezocht naar een letterlijke vermelding in plaats van een grondige gedetailleerde beoordeling van het gehele document. Om de relevantie van het onderzoek te vergroten, wordt vaak naar een bredere context gekeken. Een veel gebruikte methode hierbij is het opstellen van een raamwerk. Per categorie wordt vervolgens door middel van een puntensysteem een score aan de verantwoordingselementen verbonden. Op deze wijze kunnen belangrijke onderdelen een hoger aandeel krijgen in de totale score (e.g. Botosan, 1997). De kwantiteit wordt hiermee vertaald naar kwaliteit (Mohobbot, 2005; Michiels e.a., 2008). Het idee hierachter is dat voor het beoordelen van informatie kwantiteit en kwaliteit niet scheidbaar zijn. Aangezien kwaliteit onmeetbaar is (Botosan, 2004), wordt algemeen geaccepteerd dat kwantiteit een adequate meeting is van kwaliteit (Beretta en Bozzolan, 2007).

Taylor et al (2008 ) maken in hun onderzoek ook gebruik van een indexanalyse. Zij delen in hun onderzoek risico’s in vijf categorieën in. In het onderzoek richten zij zich voornamelijk op het kwantificeren van risico’s die zijn gerelateerd aan branche- en ondernemingsspecifieke kenmerken. In hun index wordt zowel gebruikgemaakt van verplichte

risicoverslaggevingsonderwerpen als van niet-verplichte onderwerpen.

Het onderzoek van Michiels e.a. (2008) is deels gebaseerd op het onderzoek van Linsley en Shrives (2006). De risico’s worden eerst ingedeeld in categorieën. Daarna worden zinnen aan deze categorieën toegekend. Vervolgens wordt het aantal zinnen per categorie gemeten.

44 Deumes (2008) richt zijn onderzoek niet zozeer op jaarverslagen maar op prospectussen. Ook hij hanteert een indexanalyse die een aantal risicofactoren omvat. De kwaliteit verslaggeving van deze factoren wordt in drie niveaus opgedeeld. Deumes (2008) onderzoekt vervolgens de relatie met enkele variabelen van de aandelenprijs. De conclusie is dat naar aanleiding van de informatie die opgenomen was in de prospectussen, deze variabelen voorspeld hadden kunnen worden.

Onderzoekers kiezen bij het toepassen van een indexanalyse vaak verschillende scopes. Beretta en Bozzolan (2004) focussen zich bijvoorbeeld vooral op een specifieke sectie van het

jaarverslag, in plaats van op het gehele document. Zij gebruiken een toetsingskader van meerdere factoren, om kwaliteit te meten. Het resultaat is echter vergelijkbaar met eerder onderzoek. Zij concluderen dat de risicoverslaggeving vooral de reeds aanwezige risico’s bevat en dat risicoverslaggeving zich zeer beperkt richt op het geven van toekomstige informatie. Dit is in overeenstemming met de bevindingen van o.a. Mohobbot (2005) en Linsley en Shrives (2006). Deze auteurs vonden ook weinig informatie over de impact van de risico’s. Hill en Short (2008) gebruiken het risicoraamwerk weer anders. Zij delen hun raamwerk in diverse categorieën in. Wanneer het jaarverslag deze categorieën raakt, wordt de score toegekend.

5.1.3 Het toepassen van de index

De indexanalyse wordt vaak uitgevoerd met een zelf ontworpen index, welke opgesteld wordt op basis van literatuur, branchespecifieke ontwikkelingen en wet- en regelgeving. In de diverse onderzoeken worden dan ook verschillende indexen gehanteerd. Zo gebruiken Linsley en Shrives (2006) een index van gecategoriseerde risico’s.

Een indexanalyse moet volgens Krippendorf (1980, 2004) aan diverse voorwaarden voldoen. De eerste voorwaarde is hierbij ‘stabiliteit’. Hiermee bedoelt Krippendorf dat de inhoud op dezelfde wijze gecodeerd dient te worden. De tweede voorwaarde betreft

‘reproduceerbaarheid’, wat betekent dat verschillende onderzoekers tot eenzelfde resultaat zouden moeten komen. De laatste voorwaarde betreft ‘classificatie’, waarmee de mate waarin een classificatie voldoet aan een standaardnorm bedoeld wordt. De stabiliteit van de

indexanalyse is het meest lastige, aangezien er amper standaard coderingsregels zijn. Hierdoor is het zeer waarschijnlijk dat de uitkomsten onderling zullen afwijken.

Een ander belangrijk element betreft het omzetten van de kwantitatieve gegevens naar kwaliteit. Zoals eerder betoogd, dient dat via een index te worden ingericht. De methoden voor het opbouwen van het index kunnen worden ingedeeld in twee categorieën:

- meetinstrument zonder weging van aparte onderdelen; - meetinstrument met weging van aparte onderdelen.

Bij een meetinstrument met weging van aparte onderdelen, wordt de score gebaseerd op diverse waarden per onderwerp. Hoe belangrijker het onderwerp is, des te meer punten krijgt dit onderwerp als dit behandeld wordt. Het belang van de onderwerpen kan door middel van enquêtes en interviews in kaart worden gebracht (Beattie e.a. 2004).

Bij het meten zonder weging van aparte onderdelen, wordt er geen nadere nuance aangebracht in de uitwerking van de diverse onderwerpen. Per onderwerp wordt er een score van 0 (niet aanwezig) of 1 (wel aanwezig) uitgebracht. De index is dan ook geschikt om de hoeveelheid van de onderwerpen die behandeld worden in het jaarverslag te toetsen. Omdat dit onderzoek zich richt op de hoeveelheid van kwaliteitsbepalende factoren met betrekking tot

45

5.2 Kwaliteitsbepalende factoren

In document Risicoverslaggeving bij SW-bedrijven (pagina 42-45)