• No results found

Inhoud subsysteem AOb

4.2.1.4 Onderliggende problematiek

Door te kijken naar de onderliggende problemen in de berichtgeving over het lerarentekort wordt duidelijk wat het lerarentekort precies inhoudt en hoe dit per context kan verschillen. Een dynamisch probleem zoals het lerarentekort kent verschillende invalshoeken met diverse achtergronden en gevolgen. Het lerarentekort is dan ook een stuk ingewikkelder dan enkel het tekort aan leraren. Door deze problematiek beter in kaart te brengen kan er bepaald worden wat voor invloed de coronacrisis hierop heeft. De problematiek is vanuit alle berichtgeving van elke actor gecategoriseerd en geplaatst in de vastgestelde coronafases (Zie bijlage). Vervolgens is de problematiek die het meest voorkwam samengevat in probleemcategorieën. Hierbij is de veronderstelling gemaakt dat de onderliggende problemen die meer in de

50

aandacht staan ook van grotere betekenis zijn dan de onderliggende problemen die een enkele keer genoemd worden.

Wanneer er gekeken wordt naar de onderliggende problematiek bij de berichtgeving van de AOb, valt op dat in fase 0 er een duidelijke oproep is om structurele investeringen om het lerarentekort aan te kunnen pakken (figuur 14). De focus van de AOb op het lerarentekort bestaat onder meer uit een te lage salaris, te hoge werkdruk, te slecht imago. Daarnaast wordt het lerarentekort nog verergerd doordat de problematiek ongelijk verdeelt is over het land. Grote steden hebben meer last van lerarentekort vanwege onder andere het relatief duurdere leven in de stad en de vergrote werkdruk door de stedelijke drukte en diversiteit. Daarnaast is er een ongelijkheid binnen steden door de impopulariteit van ‘slechte’, probleemwijken tegenover ‘goede’ populaire wijken bij leraren. Hierdoor worden de kinderen die het onderwijs het hardst nodig hebben het ergst getroffen door het lerarentekort. Daarbij ondermijnen de noodmaatregelen de onderwijskwaliteit, terwijl deze al aan het dalen is volgens verschillende berichtgevingen over uitgebrachte onderwijsrapporten.

Fase 1 laat in de weinige berichtgeving zien dat de coronacrisis direct een nieuwe factor is die een negatieve invloed heeft op de lerarentekort problematiek. In fase 2 wordt dit nog duidelijker naar voren gebracht. De coronacrisis verergerd het lerarentekort en daardoor neemt de werkdruk bij de leraren en de kansenongelijkheid van de kinderen toe. Het is duidelijk dat in deze periode de onderwijskwaliteit verder verslechtert door het lerarentekort en dat heeft vooral te maken met de slechte werkomstandigheden en de noodoplossingen die moeten worden genomen.

Onderliggende problematiek AOb per fase

Onderliggende problematiek (samengevat) Frequentie

Fase 0 - Gebrek aan (structurele) investeringen

- Ongelijkheid neemt toe tussen/binnen steden - Geen goede registratie van het lerarentekort - Te laag salaris

- Te slechte werkomstandigheden (werkdruk) - Kwaliteit onderwijs verslechtert

- Er wordt een politiek spel gespeeld om de politieke verantwoordelijkheidssituatie te verframen 19 10 9 9 6 6 5

51

- De kansenongelijkheid neemt toe door lerarentekort - Steeds meer leraren dreigen te stoppen door de grote

werkdruk, lage salaris en lerarentekort.

3 3

Fase 1 - Corona zit de actieplannen in de weg - Imago leraar daalt in Nederland - Salaris te laag

- Door corona is de werkdruk toegenomen

1 1 1 1 Fase 2 - Kwaliteit onderwijs verslechtert

- Werkomstandigheden zijn te slecht

- Noodoplossingen ondermijnen het onderwijs - Imago leraar is slecht

- Door corona is de werkdruk toegenomen - Corona verergerd de kansenongelijkheid - Corona verergerd het lerarentekort

3 3 2 2 2 2 1

Figuur 14, Onderliggende problemen AOb per fase samengevat

Bij de PO-Raad is het gebrek aan structurele investeringen ook de belangrijkste factor in de onderliggende problemen (figuur 15). Daarnaast zijn de werkomstandigheden als een te laag salaris, een te hoge werkdruk de fundamenten onder het lerarentekort. Hierbij wordt met een te laag salaris meestal gerefereerd aan de salariskloof met het voortgezet onderwijs. Uiteindelijk komt de kwaliteit van onderwijs flink onder druk te staan in deze fase.

In fase 1 is er geen berichtgeving van de PO-Raad. Bij fase 2 is nog steeds het gebrek aan structurele investeringen de belangrijkste onderliggende problematiek van het lerarentekort. En met name investeringen voor het aanpakken van de hoge werkdruk, het lage salaris en het slechte imago van het primair onderwijs. Uiteindelijk verslechtert hierdoor de

onderwijskwaliteit. Bovendien zit de coronacrisis de maatregelen en investeringen tegen het lerarentekort in de weg en neemt door corona het lerarentekort zelfs toe.

Onderliggende problematiek PO- Raad per fase

Onderliggende problematiek (samengevat) Frequentie

Fase 0 - Gebrek aan (structurele) investeringen

- Kwaliteit van onderwijs komt onder druk te staan 14 6

52 - Salariskloof PO en VO - Te hoge werkdruk - Te laag salaris 5 5 3 Fase 1 Geen berichtgeving

Fase 2 - Structurele investeringen nodig

- Toenemende ongelijkheid tussen/ binnen steden - Werkomstandigheden moeten beter (salaris,

werkdruk en imago)

- Corona zit maatregelen/ investeringen tegen lerarentekort in de weg

- Lerarentekort ondermijnd onderwijskwaliteit - Coronacrisis versterkt het lerarentekort

5 3 3 2 2 1 Figuur 15, Onderliggende problemen PO-Raad per fase samengevat

Vanuit de berichtgeving van het AD blijkt ook dat het gebrek aan structurele investeringen ver uit het belangrijkste onderliggende probleem is (figuur 16. Een reden hiervoor is dat vaak wordt aangeduid dat het lerarentekort wordt onderschat. Door een te laag salaris en een te hoge werkdruk en een slecht imago is het lerarentekort zodanig groot

geworden dat er noodmaatregelen nodig zijn. Het gaat hierom situaties met onbevoegden voor de klas, klassen samen voegen of zelfs een vierdaagse lesweek introduceren. Totdat uiteindelijk scholen zelfs moeten sluiten. Allemaal situaties die de onderwijskwaliteit nog verder verlagen. Daarnaast is het lerarentekort niet gelijkwaardig verdeelt en zijn er grote problematieke verschillen tussen steden en binnen steden.

Fase 1 verschilt met fase 0 doordat er plotseling sprake is van de coronacrisis die het lerarentekort verergert en de aandacht ontneemt. In fase 2 zetten deze onderliggende problemen zich door. Naast dat een gebrek aan structurele investeringen nog steeds een belangrijke factor is voor het lerarentekort, moeten er steeds meer noodplannen komen die ook weer om financiering vragen. De coronacrisis zorgt ervoor dat het toekomstperspectief voor het lerarentekort nog onzekerder wordt dan daarvoor. De verschuiving van prioriteiten en aandacht zorgen voor een nog grotere afstand tussen het lerarentekort en nieuwe

53

Onderliggende problematiek AD per fase

Onderliggende problematiek (samengevat) Frequentie

Fase 0 - Gebrek (structurele) oplossingen/ investeringen - Lerarentekort wordt onderschat

- Noodmaatregelen zijn nodig - Imago PO moet aantrekkelijker - Salaris is te laag

- Werkdruk is te hoog

- Ongelijkheid problematiek tussen steden - Verdeeldheid en woede onderwijspolder over

convenant

- School moet/dreigt te sluiten door lerarentekort - Lerarentekort neemt snel toe

- Onderwijskwaliteit verslechtert door lerarentekort - Ongelijkheid problematiek binnen steden

- Leraren kunnen/ mogen niet ziek worden

22 12 9 7 7 6 6 6 6 4 4 4 4 Fase 1 - Corona verergerd het lerarentekort

- De coronacrisis verschuift de prioriteiten van lerarentekort

1 1

Fase 2 - Corona verergerd het lerarentekort - Structurele investeringen nodig

- Noodplannen moet gefinancierd worden - Ongelijkheid binnen/ tussen steden neemt toe - Corona zorgt voor een onzekere

toekomstperspectief

- Noodplannen en kansenongelijkheid nemen toe 8 2 2 2 2 2 Figuur 16, Onderliggende problemen AD per fase samengevat

Ook bij de Volkskrant is voornamelijk sprake in fase 0 dat het gebrek aan structurele investeringen een onderliggend probleem is (Figuur 17).Daarnaast is het opvallend dat er vaak wordt aangedragen dat de leerkrachten te zachtaardig zijn in hun protestacties en er mede daardoor nog geen structurele investeringen zijn gekomen tegen het lerarentekort. Daarnaast is er kritiek op de invulling van de lerarenopleidingen als een van de mede

54

oorzaken van het lerarentekort. Zij-instromers of pabo studenten zouden bijvoorbeeld graag de keuze willen hebben om niet met kleuters te hoeven werken, wat nu nog niet altijd het geval is bij de opleidingen. Verder moeten de werkomstandigheden qua salaris, werkdruk en imago verbeteren. En als laatste worden zowel de politieke verdeeldheid als de gebrekkige samenwerking in de onderwijspolder gezien als onderliggende problemen van het

lerarentekort.

In fase 1 wordt in het enige bericht van die periode beschreven dat de coronacrisis het lerarentekort verergerd. In fase 2 blijft de coronacrisis een versterkend probleem voor het lerarentekort. Daarnaast wordt de ongelijkheid tussen steden en binnen steden benadrukt als belangrijke onderliggende factoren van de problematiek.

Onderliggende problematiek Volkskrant per fase

Onderliggende problematiek (samengevat) Frequentie

Fase 0 - Structurele investeringen zijn nodig - Protestacties zijn te zachtaardig

- Lerarenopleiding moet beter worden ingericht - Te hoge werkdruk

- Groot onbegrip/woede over sluiten convenant - Imago PO moet aantrekkelijker

- Te laag salaris

- Noodmaatregelen zijn nodig

- Verdeeldheid politiek verergerd lerarentekort

11 5 4 3 3 2 2 2 2

Fase 1 - Corona verergerd het lerarentekort 1

Fase 2 - Ongelijkheid binnen/ tussen steden - Corona verergerd het lerarentekort en de

kansenongelijkheid

3 3

Figuur 17, Onderliggende problemen Volkskrant per fase samengevat

Vanuit het interview met Jan van de Ven wordt duidelijk dat de problematiek in het onderwijs divers is, maar drie problemen centraal staan. ``Naast het lerarentekort, ik noem dat altijd de drie eenheid, lerarentekort, onderwijskwaliteit en kansenongelijkheid. Dat zijn eigenlijk de drie grootste problemen van deze tijd.’’ (Jan van de Ven, 14/09/2020).

55

Door de coronacrisis werden deze problemen een voor een uitvergroot. In fase 1 bleek in eerste instantie kansenongelijkheid direct belangrijker te worden, met op de voet gevolgd de onderwijskwaliteit dat door het afstandsonderwijs ook achteruit ging. Het lerarentekort zelf verdween in fase 1 uit beeld, maar kwam toen de scholen weer opengingen in fase 2 nog problematischer terug.

``Het lerarentekort speelde voornamelijk voor de coronacrisis, in de coronacrisis speelde met name kansenongelijkheid ten aanzien van middelen voor thuisonderwijs, of je ouders thuis had die het mogelijk maakte om dat afstandsonderwijs te volgen. Of bijvoorbeeld de Nederlandse taal niet machtig waren, of een onveilige thuissituatie of twee fulltime werkende ouders, vijf kinderen in huis, ga er dan maar aan staan. Qua kansenongelijkheid heeft de coronacrisis al heel snel een impact gehad. Onderwijskwaliteit ook wel redelijk, omdat de kwaliteit van afstandsonderwijs ook erg verschillend was.’’ (Jan van de Ven, 14/09/2020).

``Maar het lerarentekort is toen van half maart tot half juni volledig van de kaart

verdwenen, terwijl vanaf 8 juni toen de scholen weer volledig opengingen, toen stak het weer meteen de kop op uiteraard. Ook vanwege het feit dat een hoop leraren met

gezondheidsrisico’s niet naar school konden of mochten komen en alle vervangerspools natuurlijk leeg zijn.’’ (Jan van de Ven, 14/09/2020).

4.2.1.5 Deelconclusie

De invloed van de coronacrisis komt duidelijk naar voren in de concepten van de

problematiek. De issuefases laten zien dat het aanduiden van de problematiek bij zowel de belangenbehartigers als de kranten het belangrijkste is in de berichtgeving. Toch is er ook aandacht voor de beleidsmogelijkheden en de beleidsbeslissingen. Het valt op dat de AOb als vakbond duidelijk meer aandacht heeft voor het aanduiden van de problematiek dan de PO- Raad, die als werkgeversorganisatie meer aandacht besteedt aan de beleidsmogelijkheden en beleidsmaatregelen rondom het lerarentekort. In fase 1 en 2 is er veel minder aandacht dan in fase 0 voor het lerarentekort, maar binnen de berichtgeving die in deze fases verschijnt staat het aanduiden van de problematiek niet meer bovenaan, maar komt er ook steeds meer berichtgeving over de maatregelen die genomen worden en wat er nog meer gedaan zou kunnen worden om het lerarentekort tegen te gaan.

Daarnaast is de inhoud van het onderwijssubsysteem waarbinnen de

belangenbehartiging van het lerarentekort plaatsvindt belangrijk om te begrijpen hoe de fases van de coronacrisis van invloed zijn op de problematiek. Uit de berichtgeving blijkt dat het

56

subsysteem een conflicterend karakter heeft, met verschillende spelers die aan de ene kant op willen komen voor de belangen waar zij voor staan, maar tegelijkertijd ook mee willen werken aan het verbeteren van het lerarentekort. Het subsysteem kent daarom op de tweede plaats een samenwerkend karakter. Opvallend is dat er een duidelijk verschil in organisaties te zien is tussen het meer conflicterende AOb en de PO-Raad die meer gericht is op delegeren en samenwerken. Tegelijkertijd blijkt uit het interview met het Lerarencollectief dat de coronacrisis ook mogelijkheden biedt om beter samen te werken binnen het subsysteem. Het Lerarencollectief is vanuit haar brugfunctie direct ingesprongen op de vraag om informatie voorziening, de roep om hulp vanuit zowel de beroepsgroep als ministerie en de

samenwerkingsverbanden die hiervoor nodig waren in fase 1 en 2 van de coronacrisis. Ook de afstand van het lerarentekort op de coronacrisis is een belangrijke indicatie in hoeverre de coronacrisis invloed heeft op het lerarentekort. Vanaf het moment dat het

coronavirus voorkwam in Nederland veranderde de coronacrisis van een afstandelijke crisis zonder geografische of beleidsnabijheid, in een geografische nabije crisis. Vanaf week 11 werd het beleid en de belangenbehartiging rondom het lerarentekort voor het eerst beïnvloed door het lerarentekort. In de daarop volgende maanden bleef de invloed van de coronacrisis op het lerarentekort alleen maar toenemen, vooral op de momenten wanneer de scholen weer deels en helemaal open gingen. De coronacrisis kan daarom als een directe crisis voor het lerarentekort beschouwd worden.

Uiteindelijk gaat de problematiek van het lerarentekort over de problemen die ervaart worden. Deze onderliggende problemen van het lerarentekort geven invulling aan wat er precies met het lerarentekort bedoelt wordt. Om te begrijpen hoe de coronacrisis van invloed is op het lerarentekort dient er per fase gekeken te worden naar de veranderingen in deze onderliggende problemen. Hieruit blijkt dat de belangrijkste onderliggende problemen

bestaan uit een gebrek aan structurele investeringen, een te laag salaris, een te hoge werkdruk en een slecht imago van het werken in het primair onderwijs. Dit zijn de belangrijkste

oorzaken waardoor het lerarentekort is ontstaan, met als gevolg dat de kwaliteit van onderwijs daalt, de ongelijkheid toeneemt tussen en binnen steden en dat de kwetsbaarste kinderen het zwaarst getroffen worden. De coronacrisis is een directe crisis voor het

lerarentekort, hierdoor neemt het perspectief op verbeteringen in de oorzaken af en lijken de gevolgen juist versterkt te worden. Daarbij lijkt het erop dat de heropening van de scholen gecombineerd met de coronacrisis, het lerarentekort verder doet toenemen. De problematiek lijkt per fase daardoor te verergeren.

57

4.2.3 Issuemanagement

De derde deelvraag is gericht op de invloed die de fases van de coronacrisis hebben op het issuemanagement rondom het lerarentekort. Hiervoor is in eerste instantie binnen de

berichtgeving en interview gekeken naar welke focusing events belangrijk zijn geweest voor het issuemanagement en welke venues hierbij geholpen hebben. Het tweede concept gaat in op de beïnvloedingsroute die gebruikt wordt. Wordt er bijvoorbeeld verslag gedaan van een openbare route of van interne processen? Vervolgens is het van belang om te kijken naar welke arena centraal staat in de berichtgeving en welk frames er naar voren komen. Daarna wordt er gekeken of de berichtgeving omarmend, doorgevend of aanvallend is. Als laatste komen de keuzes aan bod die overeenkomen met het gedrag dat binnen een subsysteem kan voordoen zodra dat subsysteem geconfronteerd wordt met een crisis.