• No results found

Nutssector en industrie

In document BESLUIT ACTIVITEITEN LEEFOMGEVING (pagina 31-62)

§ 3.4.1 Drinkwaterbedrijf

Artikel 3.93 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het bewerken van drinkwater voor de openbare drinkwatervoorziening.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat bewerken functioneel ondersteunen.

Artikel 3.94 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen) Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.93.

Artikel 3.95 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.93, wordt voldaan aan de regels over:

a. het kleinschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.39;

b. het grootschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.40; en c. het opslaan van goederen, bedoeld in paragraaf 4.104.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1.

Artikel 3.96 (gegevens en bescheiden)

1. Ten minste vier weken voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 3.93, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt over:

a. de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht; en b. de verwachte datum van het begin van de activiteit.

2. Ten minste vier weken voor de begrenzing wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.

§ 3.4.2 Gasdrukregelstation of gasdrukmeetstation

Artikel 3.97 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen het regelen van aardgasdruk en het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas in een gasdrukregelstation of gasdrukmeetstation:

a. met een ontwerpcapaciteit van ten minste 10 Nm3/u en een werkdruk aan de inlaatzijde van ten minste 1.600 kPa; of

b. met een ontwerpcapaciteit van ten minste 650 Nm3/u en een werkdruk aan de inlaatzijde van ten minste 10 kPa.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat regelen of meten functioneel ondersteunen.

Artikel 3.98 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen) Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.97, voor zover het gaat om een gasdrukregelstation en gasdrukmeetstation met:

a. een werkdruk aan de inlaatzijde van meer dan 10.000 kPa; of b. een gastoevoerleiding met een diameter van meer dan 50,8 cm.

Artikel 3.99 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.97, wordt voldaan aan de regels over een gasdrukregelstation en gasdrukmeetstation, bedoeld in paragraaf 4.29, als de werkdruk aan de inlaatzijde niet meer is dan 10.000 kPa en de gastoevoerleiding een diameter heeft van ten hoogste 50,8 cm.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk.

Artikel 3.100 (gegevens en bescheiden)

1. Ten minste vier weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in artikel 3.97 worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt over:

a. de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht; en b. de verwachte datum van het begin van de activiteit.

2. Ten minste vier weken voor de begrenzing wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.

§ 3.4.3 Buisleiding met gevaarlijke stoffen

Artikel 3.101 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het exploiteren van een buisleiding voor:

a. aardgas, met een uitwendige diameter van ten minste 50 mm en een druk van ten minste 1.600 kPa;

b. andere brandbare stoffen dan aardgas, met een uitwendige diameter van ten minste 70 mm of een binnendiameter van ten minste 50 mm en een druk van ten minste 1.600 kPa;

c. giftige stoffen; of

d. kooldioxide, zuurstof of stikstof, met een uitwendige diameter van ten minste 70 mm of een binnendiameter van ten minste 50 mm en een druk van ten minste 1.600 kPa.

2. De aanwijzing omvat ook de voorzieningen die bij de buisleiding horen, met uitzondering van een verpompingsstation of compressorstation waarop paragraaf 3.3.1 van toepassing is.

3. Onder de aanwijzing valt niet het exploiteren van een buisleiding:

a. in de Noordzee;

b. door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht in of boven een militaire zeehaven als bedoeld in artikel 3.323 of een militaire luchthaven als bedoeld in artikel 3.326; of

c. die een activiteit met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in bijlage VII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving functioneel ondersteunt en ligt binnen de begrenzing van de locatie waarop die activiteit wordt verricht.

Artikel 3.102 (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.101, wordt voldaan aan de regels over een buisleiding met gevaarlijke stoffen, bedoeld in paragraaf 4.108.

§ 3.4.4 Metaalproductenindustrie

Artikel 3.103 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het behandelen van het oppervlak van metalen of kunststoffen door een elektrolytisch of chemisch procedé, bedoeld in categorie 2.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies, als het oppervlak van metalen wordt behandeld;

b. het verwerken van metalen door smelten, legeren, gieten, walsen, trekken, klinken of smeden met hamers;

c. het op metaal aanbrengen van anorganische deklagen, conversielagen of deklagen van gesmolten metaal;

d. het behandelen van het oppervlak van metalen door een elektrolytisch of chemisch procedé;

e. het harden en gloeien van metalen en het diffunderen van stoffen in het metaaloppervlak; en

f. het maken van producten van metaal.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met f, functioneel ondersteunen.

3. Onder de aanwijzing vallen niet de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met f, als deze alleen worden verricht:

a. tijdens het verrichten van een bouwactiviteit of sloopactiviteit of het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een weg;

b. bij een huishouden of bij het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis;

c. voor educatieve doelen; of

d. tijdens het maken, onderhouden, repareren en behandelen van de scheepshuid van schepen, bedoeld in paragraaf 3.4.11.

Artikel 3.104 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het behandelen van het oppervlak van metalen of kunststoffen door een elektrolytisch of chemisch procedé, bedoeld in categorie 2.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.105 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen) Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, voor zover het gaat om:

a. het smelten, met inbegrip van het legeren, of het gieten van non-ferrometalen, anders dan:

1°. aluminium en legeringen van aluminium met lood, zink, tin, koper, nikkel, ten hoogste 19% silicium, ten hoogste 1% mangaan, ten hoogste 5,5% magnesium, ten hoogste 1,5%

ijzer, ten hoogste 1% titanium of ten hoogste 1% chroom;

2°. koper en legeringen van koper met lood, zink, tin, aluminium, nikkel, ten hoogste 5%

silicium, ten hoogste 13% mangaan, ten hoogste 6% ijzer of ten hoogste 0,1% fosfor;

3°. lood, zink, tin en legeringen van deze metalen met nikkel; of

4°. goud, zilver, platina en legeringen met ten minste 30% van deze metalen tot ten hoogste 500 kg/jaar;

b. het smelten, met inbegrip van het legeren, of het gieten van non-ferrometalen waarbij:

1°. de verloren wasmethode wordt toegepast en ten minste 500 kg was per jaar wordt verbruikt;

2°. de lost foam methode wordt toegepast; of 3°. vormzand thermisch wordt geregenereerd;

c. het harden of gloeien van metalen of het diffunderen van stoffen in het metaaloppervlak, als daarbij zouten, oliën of gassen anders dan inerte gassen of koolzuurgas worden gebruikt; of

d. het aanbrengen van metaallagen met een cyanidehoudend bad met een inhoud van ten

minste 100 l.

Artikel 3.106 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen alleen vanwege mer-beoordeling)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, voor zover het gaat om het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor:

a. het verwerken van ferrometalen door warmwalsen, het smeden met hamers, of het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal;

b. het smelten, met inbegrip van het legeren, van non-ferrometalen, met uitzondering van edele metalen, en met inbegrip van terugwinningsproducten;

c. het behandelen van het oppervlak van metalen met een elektrolytisch of chemisch procedé;

d. het maken van auto’s of motoren van auto’s of het assembleren van auto’s;

e. het bouwen of repareren van luchtvaartuigen; of f. het maken van spoorwegmaterieel.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, voor zover het gaat om:

a. het met testbanken beproeven van motoren, turbines of reactoren; of b. het uitstampen van metalen met springstoffen.

Artikel 3.107 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen vanwege geluidemissie) Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, voor zover het gaat om het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het verwerken van metalen waarvan de niet in een gesloten gebouw ondergebrachte productieoppervlakte daarvoor ten minste 2.000 m2 is:

a. door warmwalsen of koudwalsen voor zover het smeltpunt van de metalen ten minste 800 K is en de dikte van het aangevoerde materiaal ten minste 1 mm is;

b. in een walsinstallatie of trekinstallatie voor het maken van profielmateriaal of stafmateriaal;

c. in een walsinstallatie, trekinstallatie of lasinstallatie voor het maken van metalen buizen;

d. door smeden voor het maken van ankers of kettingen;

e. door het maken of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers; of f. door het samenvoegen van plaatmaterialen, profielmaterialen, stafmaterialen of buismaterialen door smeden, klinken, lassen of monteren.

Artikel 3.108 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: lozen van koelwater) Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen van koelwater met een warmtevracht van meer dan 50 MW, afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, voor zover het niet gaat om de activiteit, bedoeld in artikel 3.104.

Artikel 3.109 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, wordt voldaan aan de regels over:

a. het aanbrengen van lagen op metalen, bedoeld in paragraaf 4.11;

b. het smelten en gieten van metalen, bedoeld in paragraaf 4.12;

c. het stralen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.13;

d. het schoonbranden van metalen, bedoeld in paragraaf 4.14;

e. het etsen en beitsen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.15;

f. het lassen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.16;

g. het solderen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.17;

h. het mechanisch en thermisch bewerken van metalen, bedoeld in paragraaf 4.18;

i. het reinigen, lijmen en coaten van diverse materialen, bedoeld in paragraaf 4.21;

j. het onderhouden en repareren van verbrandingsmotoren, gemotoriseerde voertuigen, vaartuigen of werktuigen, bedoeld in paragraaf 4.22;

k. het proefdraaien van verbrandingsmotoren, bedoeld in paragraaf 4.23;

l. een oplosmiddeleninstallatie, bedoeld in paragraaf 4.34;

m. het kleinschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.39;

n. het grootschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.40;

o. het vullen van gasflessen met propaan of butaan, bedoeld in paragraaf 4.101;

p. het opslaan van goederen, bedoeld in paragraaf 4.104; en q. het laden en lossen van schepen, bedoeld in paragraaf 4.107.

2. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, wordt voldaan aan de regels over het lozen van koelwater, bedoeld in paragraaf 4.110, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk.

3. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 2.1 tot en met 2.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk;

d. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk; en

e. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk en het niet gaat om een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met q.

Artikel 3.110 (gegevens en bescheiden)

1. Ten minste vier weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in artikel 3.103 worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt over:

a. de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht; en b. de verwachte datum van het begin van de activiteit.

2. Ten minste vier weken voor de begrenzing wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.

§ 3.4.5 Minerale producten industrie

Artikel 3.111 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van keramische producten door verhitting, bedoeld in categorie 3.5 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

b. het maken van producten van glas, met een oven met een individuele nominale belasting op bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW;

c. het maken van keramische producten door verhitting, met een oven met een individuele nominale belasting op bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW;

d. het maken van asfalt of asfaltproducten;

e. het winnen van steen, mergel, zand, grind of kalk;

f. het breken, malen, zeven en drogen van mergel, zand, grind, kalk, steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan;

g. het maken van kalkzandsteen of cellenbeton; en

h. het maken van betonmortel of producten van betonmortel.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met h, functioneel ondersteunen.

3. Onder de aanwijzing vallen niet de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met h, als deze alleen worden verricht:

a. tijdens het verrichten van een bouwactiviteit of sloopactiviteit of het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een weg;

b. bij een huishouden of bij het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis; of c. voor educatieve doelen.

Artikel 3.112 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.111, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van keramische producten door verhitting, bedoeld in categorie 3.5 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.113 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen) Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.111, voor zover het gaat om:

a. het maken van asfalt of asfaltproducten; of b. het maken van kalkzandsteen of cellenbeton.

Artikel 3.114 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen alleen vanwege mer-beoordeling)

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de

milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.111, voor zover het gaat om het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van keramische producten door verhitting.

Artikel 3.115 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen vanwege geluidemissie) Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.111, voor zover het gaat om het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor:

a. het breken, malen, zeven of drogen van mergel, zand, grind, kalk, steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan, bij een capaciteit van 100.000.000 kg/jaar of meer;

b. het winnen van steen, mergel, zand, grind of kalk; of c. het maken van betonmortel of producten van betonmortel.

Artikel 3.116 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.111, wordt voldaan aan de regels over:

a. een asfaltcentrale, bedoeld in paragraaf 4.7;

b. een betoncentrale, bedoeld in paragraaf 4.8;

c. het vormgeven van betonproducten, bedoeld in paragraaf 4.9;

d. het mechanisch bewerken van steen, bedoeld in paragraaf 4.19;

e. het mechanisch bewerken van diverse materialen, bedoeld in paragraaf 4.20;

f. het reinigen, lijmen en coaten van diverse materialen, bedoeld in paragraaf 4.21;

g. het kleinschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.39;

h. het grootschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.40;

i. het vullen van gasflessen met propaan of butaan, bedoeld in paragraaf 4.101;

j. het opslaan van goederen, bedoeld in paragraaf 4.104; en k. het laden en lossen van schepen, bedoeld in paragraaf 4.107.

2. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.111, wordt ook voldaan aan de regels over het lozen van koelwater, bedoeld in paragraaf 4.110, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk.

3. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 3.1 tot en met 3.5 of 6.8 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk;

d. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk; en

e. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk en het niet gaat om een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met k.

Artikel 3.117 (gegevens en bescheiden)

1. Ten minste vier weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in artikel 3.111 worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt

over:

a. de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht; en b. de verwachte datum van het begin van de activiteit.

2. Ten minste vier weken voor de begrenzing wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.

§ 3.4.6 Chemische producten industrie

Artikel 3.118 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het maken van elastomeren, verf, lak, drukinkt, lijm, waspoeder of enzymen;

b. het vullen van spuitbussen met drijfgassen;

c. het maken van vloeibare biobrandstof;

d. het maken van vloeibare gassen uit de buitenlucht; en e. het maken van schoonmaakmiddelen of cosmetica.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met e, functioneel ondersteunen.

3. Onder de aanwijzing vallen niet de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, als deze alleen worden verricht:

a. bij een huishouden of bij het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis;

b. voor educatieve doelen; of c. bij een laboratorium.

Artikel 3.119 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.118, voor zover het gaat om het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor:

a. het maken van elastomeren, verf, lak, drukinkt, lijm, waspoeder of enzymen;

b. het vullen van spuitbussen met drijfgassen;

c. het maken van vloeibare biobrandstof; of

d. het maken van vloeibare gassen uit de buitenlucht.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.120 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.118, wordt voldaan aan de

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.118, wordt voldaan aan de

In document BESLUIT ACTIVITEITEN LEEFOMGEVING (pagina 31-62)