• No results found

(aanwijzing vergunningplichtige gevallen: recyclen van

In document BESLUIT ACTIVITEITEN LEEFOMGEVING (pagina 62-65)

bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, vervaardigen van brandstoffen of opvulmateriaal uit bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen en

voorbehandelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen voor nuttige toepassing)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.184, voor zover het gaat om het recyclen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, het vervaardigen van brandstoffen of opvulmateriaal uit bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen of het voorbehandelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen voor nuttige toepassing, anders dan de activiteiten met afvalstoffen, bedoeld in de artikelen 3.185 tot en met 3.191 en 3.193 tot en met 3.196.

2. Het verbod geldt ook voor andere milieubelastende activiteiten met deze afvalstoffen die worden verricht op dezelfde locatie als dat recyclen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, vervaardigen van brandstoffen of opvulmateriaal uit bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen of het voorbehandelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen voor nuttige toepassing.

3. Het verbod geldt niet als de activiteit alleen bestaat uit:

a. het vernieuwen van het loopvlak van banden van voertuigen;

b. het extruderen of spuitgieten van kunststof dat een bedrijfsafvalstof is;

c. het als grondstof inzetten van rubber, kunststof, metalen, steen, steenachtig materiaal, papier, karton, textiel, bont, leer, gips, kurk, hout of houtachtig materiaal in een

productieproces of reparatieproces, als de afvalstoffen bedrijfsafvalstoffen zijn;

d. het maken van diervoeder voor eigen dieren van plantaardig materiaal uit de landbouw, tuinbouw, voedselbereiding of voedselverwerking, als de capaciteit voor het maken van diervoeder van deze afvalstoffen niet meer is dan 4.000 ton/jaar; of

e. het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie, waarop het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is.

4. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten,

geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste en tweede lid, behalve als die activiteiten alleen bestaan uit de activiteiten, bedoeld in het derde lid.

Artikel 3.193 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: verdichten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de

milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.184, voor zover het gaat om het verdichten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

2. Het verbod geldt niet voor het verdichten van bedrijfsafvalstoffen dat geen belemmering vormt voor de nascheiding of recycling als het opslaan van de afvalstoffen die worden verdicht, niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.185.

Artikel 3.194 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: scheiden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.184, voor zover het gaat om het scheiden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

2. Het verbod geldt niet als dat scheiden alleen bestaat uit:

a. het scheiden van afvalstoffen, waarvan het opslaan niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.185;

b. het demonteren bedoeld in artikel 3.186;

c. het ontwateren of drogen, bedoeld in artikel 3.187;

d. het verkleinen, bedoeld in artikel 3.188;

e. het reinigen, bedoeld in artikel 3.189; of

f. het voorbereiden voor hergebruik, bedoeld in artikel 3.190.

Artikel 3.195 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: mengen van bedrijfsafvalstoffen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.184, voor zover het gaat om het mengen van bedrijfsafvalstoffen.

2. Het verbod geldt ook voor andere milieubelastende activiteiten met deze afvalstoffen die worden verricht op dezelfde locatie als dat mengen.

3. Het verbod geldt niet als het mengen alleen bestaat uit:

a. het mengen van bedrijfsafvalstoffen met stoffen of materialen die geen afvalstoffen zijn, als het opslaan van de afvalstoffen niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.185 en er wordt gemengd tijdens een productieproces of reparatieproces;

b. het mengen van rie-biomassa met stoffen of materialen die geen afvalstoffen zijn, als het opslaan van de rie-biomassa niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.185;

c. het bij het verbranden van rie-biomassa mengen van partijen rie-biomassa die behoren tot verschillende categorieën van afvalstoffen, bedoeld in bijlage II, als het opslaan van de afvalstoffen of het verbranden van de rie-biomassa niet als vergunningplichtig is

aangewezen in artikel 3.179 of 3.185; of

d. het mengen van bedrijfsafvalstoffen die behoren tot dezelfde categorie van afvalstoffen,

bedoeld in bijlage II, als het opslaan van de afvalstoffen niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.185.

Artikel 3.196 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: mengen van gevaarlijke afvalstoffen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.184, voor zover het gaat om het mengen van gevaarlijke afvalstoffen.

2. Het verbod geldt ook voor andere milieubelastende activiteiten met deze afvalstoffen die worden verricht op dezelfde locatie als dat mengen.

3. Het verbod geldt niet als dat mengen alleen bestaat uit het mengen van gevaarlijke afvalstoffen die behoren tot dezelfde categorie van afvalstoffen, bedoeld in bijlage II, als het opslaan van de afvalstoffen niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.185.

Artikel 3.197 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: verwijderen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.184, voor zover het gaat om het verwijderen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, met uitzondering van het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam.

2. Het verbod geldt ook voor andere milieubelastende activiteiten met deze afvalstoffen die worden verricht op dezelfde locatie als dat verwijderen.

3. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van stoffen of afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.198 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.184, wordt voldaan aan de regels over:

a. het stralen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.13;

b. het schoonbranden van metalen, bedoeld in paragraaf 4.14;

c. het lassen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.16;

d. het solderen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.17;

e. het mechanisch en thermisch bewerken van metalen, bedoeld in paragraaf 4.18;

f. het mechanisch bewerken van steen, bedoeld in paragraaf 4.19;

g. het mechanisch bewerken van diverse materialen, bedoeld in paragraaf 4.20;

h. het reinigen, lijmen en coaten van diverse materialen, bedoeld in paragraaf 4.21;

i. het onderhouden en repareren van verbrandingsmotoren, gemotoriseerde voertuigen, vaartuigen of werktuigen, bedoeld in paragraaf 4.22;

j. het kleinschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.39;

k. het grootschalig tanken, bedoeld in paragraaf 4.40;

l. het ontvangen van afvalstoffen, bedoeld in paragraaf 4.50, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk;

m. het vullen van gasflessen met propaan of butaan, bedoeld in paragraaf 4.101;

n. het opslaan van goederen, bedoeld in paragraaf 4.104; en

o. het laden en lossen van schepen, bedoeld in paragraaf 4.107.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om:

1°. het nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijk afval als per dag 10 ton of meer gevaarlijk afval wordt ontvangen; en

2°. het verwijderen van niet-gevaarlijk afval bij een capaciteit van 50 ton of meer per dag;

b. energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk; en

d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk.

Artikel 3.199 (gegevens en bescheiden)

1. Ten minste vier weken voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 3.184, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt over:

a. de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht; en b. de verwachte datum van het begin van de activiteit.

2. Ten minste vier weken voor de begrenzing wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.

In document BESLUIT ACTIVITEITEN LEEFOMGEVING (pagina 62-65)