4 Beschrijving van de poellocaties
4.11 Nieuwe poellocatie 37 (Drielingenven)
Figuur 43 Recent aangelegde poel in een kapvlakte in het centrale deel van het Makenbos (foto: Dominique
Verbelen).
Beschrijving van de omgeving: Deze poel werd aangelegd op 16 januari 2017 en situeert zich in een bosbestand dat werd gekarteerd als een biologisch zeer waardevol alluviaal elzen‐essenbos met inplant van populier. Het perceel waarop de poel werd aangelegd werd bebost tussen 1850 en 1930 maar wordt omgeven door oudere bosbestanden die permanent bebost zijn geweest van voor 1775.
Het gaat om een ietwat ‘vreemd’ gegraven poel, met drie min‐of‐meer afzonderlijke waterbekkens die van elkaar worden gescheiden door twee eilandjes.
Vegetatie: De poel is in vier jaar tijd volledig dichtgegroeid met opslag van Schietwilg. In de diepste delen staat o.a. Grote kattenstaart, Grote lisdodde, Grote wederik, Kruipende boterbloem, Mannagras, Pitrus en Wolfspoot. Op de oeverrand staan waterminnende soorten, pioniers en ruderalen door elkaar met o.a. Akkerdistel, Biezenknoppen, Bloedzuring, Bosandoorn, Canadese fijnstraal, Duinriet, Geknikte vossenstaart, Gestreepte witbol, IJle zegge, Kale jonker, Klein hoefblad, Knopig helmkruid, Kruipend zenegroen, Kruipende boterbloem, Moerasandoorn en Zeegroene rus. De minst algemene soort is Echt duizendguldenkruid. Deze soort pioniert vaak op recent afgegraven gronden, doorgaans op bodems met een goed vocht‐vasthoudend vermogen (Weeda et al., 1988). Van zodra de vegetatie zich sluit, komt de soort in de verdrukking. Naarmate de braamopslag verder toeneemt, zal de soort ook hier vermoedelijk verdwijnen. Naast wilgenopslag staat op de oevers ook opslag van abeel, berk, Esdoorn en populier, zij het in mindere mate. De vegetatie omheen de poel toont een zomers bloeiaspect met o.a. Harig wilgenroosje, Kale jonker, Knopig helmkruid, Koninginnekruid, Moersspirea, en Sint‐Janskruid.
Knelpunten en beheer: Deze poel is op amper vier jaar tijd volledig verland door opslag van wilg Figuur 44. Een deel van de wilgenopslag werd op 10 juli 2020 al manueel verwijderd. Deze locatie zal vermoedelijk jaarlijks moeten worden vrijgesteld om een verdere verlanding tegen te gaan . In het westelijke deel heeft zich ook al Grote lisdodde gevestigd. Alle stengels van deze verlandingsindicator kunnen best integraal worden verwijderd. Omdat deze moerasplant opnieuw kan opslaan uit de achtergebleven wortelstokken, kan worden overwogen om alle Grote lisdodde (indien nodig jaarlijks) te maaien in de zomer en het strooisel af te voeren. Maaien in de zomer (bij voorkeur in juli‐augustus, eventueel gevolgd door een tweede maaibeurt in de nazomer) grijpt drastisch in op de planten: door het afmaaien in volle groei kan er minder fotosynthese plaatsvinden. Dit leidt tot een aanzienlijke verzwakking van de soort (Hermy et al., 2004). Het is van belang de soort onder water te maaien, zodat het resterende deel a.h.w. wordt ‘verzopen’. Een dergelijk beheer dringt zich enkel op indien de poel zou dreigen dicht te groeien met Grote lisdodde, wat vooralsnog niet het geval is. Valt de poel in de zomer droog, dan kunnen de lisdoddestengels beter manueel worden uitgetrokken, wortelgestel incluis.
Figuur 44 ‘Verwilging’ treedt hier heel snel op. Deze spontane opslag moet jaarlijks verwijderd worden: een
arbeidsintensieve maar noodzakelijke beheeringreep waarvoor de private boseigenaar kan rekenen op de ondersteuning van een ‘vliegende’ beheerploeg van de gemeente Merelbeke (foto: Dominique Verbelen).
Belang: In het poelenplan van Merelbeke werd gesteld dat er geen historische waarnemingen van Vuursalamander uit het Makenbos bekend waren. Historische waarnemingen van eind jaren ’70 ‐ begin jaren ’80 op slechts 100 m ten zuiden van de zuidgrens van het Makenbos lieten echter vermoeden dat de soort hier vroeger wel voorkwam (Verbelen et al., 2005). Op 25 mei 2008 werd onder een houtstapel langsheen de centrale dreef bij beheerwerkzaamheden een adult zwanger vrouwtje Vuursalamander gevonden, op ca. 180 m ten zuiden van nieuwe poellocatie 37 (Figuur 45). Hoewel niet totaal onverwacht, was dit toch enigszins een verrassing: de soort werd in het Makenbos tijdens een grondige inventarisatie in 2004 immers niet gevonden.
Figuur 45 Op 25 mei 2008 kwam de bevestiging dat er in het Makenbos wel degelijk (nog) Vuursalamanders
aanwezig zijn (foto: Filip Verbelen).
Toen op 18 juni 2016 op de centrale dreef ook een verkeersslachtoffer werd gemeld, werd aan de eigenaar van het terrein toestemming gevraagd om in het najaar van 2017 het Makenbos grondig te mogen zoeken naar Vuursalamanders. Op 2 oktober 2017 werd het hele traject van de dreef afgelopen.
Dit leverde 22 volwassen exemplaren op. Om een betere inschatting te kunnen maken van de omvang van de populatie werd de ganse lengte van de centrale dreef in 2018 en 2019 twee keer per jaar belopen. Dit leverde op 22 september 2018 in totaal 49 exemplaren op; een tweede telling (op 26 oktober 2018) was goed voor 17 exemplaren. In 2019 lagen de aantallen nog hoger met 66 Vuursalamanders op 25 september 2019 en een recordaantal van 74 individuen op 16 oktober 2019.
De monitoring van deze populatie zal ook de komende jaren worden verdergezet.
De aanwezigheid van dergelijke aantallen Vuursalamanders deed een aantal vragen rijzen. Omdat het Makenbos op het dichtste punt op ca. 550 m van het Heilig Geestgoed ligt en ervan wordt gescheiden door de drukke Hundelgemsesteenweg werd verondersteld dat de geïsoleerde populatie van het Makenbos genetisch zou kunnen verschillen van de Vuursalamanders uit de Makegemse Bossen.
Daarom nam een medewerker van het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek op 23 oktober 2017 een genetisch staal af van 35 exemplaren uit het Makenbos. Deze stalen zullen worden vergeleken met de stalen die eerder werden afgenomen van Vuursalamanders uit de Makegemse Bossen.
Het was ook niet duidelijk waar de vrouwtjes Vuursalamander hun larven zouden afzetten. In het Makenbos waren immers nauwelijks geschikte voortplantingslocaties aanwezig. De visrijke walgracht omheen het waterkasteel is niet geschikt en leverde bij de bemonstering in 2004 ook geen larven op.
Op aangeven van Natuurpunt en in overleg met de eigenaar werden door de gemeente Merelbeke in 2017 in het Makenbos 13 nieuwe poelen aangelegd. Een eerste bemonstering van 11 van deze poellocaties op 19 april 2019 leverde zeven poelen op (waaronder de nieuwe poellocatie 37) waarin larven van Vuursalamander werden gevonden: een onverhoopt succes en misschien toch ook wel een indicatie dat er in het Makenbos voorheen een (grote) nood was aan geschikte voortplantingslocaties voor Vuursalamander (Figuur 46).
Figuur 46 Situering van de 13 poellocaties die in 2017 in het Makenbos werden aangelegd. Larven van
Vuursalamander werden sinds de aanleg aangetroffen in de groene poellocaties. De rode poellocaties werden wel al bemonsterd maar hierin werden vooralsnog geen larven van Vuursalamander aangetroffen. De gele poellocaties werden nog niet bemonsterd en zullen worden opgenomen in de monitoring van 2021.
Het belang van poellocatie 37 en van elke andere nieuw aangelegde bospoel in het Makenbos mag dan ook niet worden onderschat. Ook het relatief hoge aantal adulte watersalamanders dat in de nieuwe poellocatie 37 werd gevangen tijdens de eerste fuikbemonstering op 9 april 2020 (2 Alpenwatersalamanders, 23 Vinpootsalamanders) onderstreept het belang van deze poel.
Aanwezige soorten 2020: Alpenwatersalamander, Vinpootsalamander.
Aanwezige soorten ˂2020: Vuursalamander.
Beheerprioriteit: hoog.