• No results found

Bestaande poellocatie 20 (De Fonseca‐poel)

In document Poelenplan Merelbeke. Monitoring 2020 (pagina 62-66)

4  Beschrijving van de poellocaties

4.6  Bestaande poellocatie 20 (De Fonseca‐poel)

 

Figuur 32 In deze poel kon Philippe de Fonseca in 1978 reeds de aanwezigheid van Kamsalamanders  

vaststellen.De soort werd hier sindsdien tijdens de meeste bemonsteringen vastgesteld (foto: Dominique Verbelen).

 

Beschrijving van de omgeving: Deze relatief grote (± 736 m²) bospoel is gelegen in het zuidoostelijke  deel van het Harentbeekbos en werd in 2004 in het zuiden nog begrensd door een populierenaanplant  op  vochtige  ondergrond  en  een  zwak  ontwikkeld  alluviaal  essen‐olmenbos.  Dit  populierenbestand  werd in 2010 gekapt en heraangeplant met Zwarte els, bijgemengd met o.a. wilg en Zomereik. Aan de  noordkant wordt de eutrofe poel begrensd door een biologisch zeer waardevol zuur beukenbos. Dit  bosbestand is iets hoger gelegen. Hoewel de kruidlaag in grote delen van dit beukenbestand zo goed  als afwezig is, wordt het stuk net ten noorden van de poel gekenmerkt door een hoge abundantie aan  Dalkruid. Hier staan ook andere oudbosindicatoren als Bosanemoon en Gele dovenetel. De poel takt  via  een  zuidwestelijke  uitloper  aan  op  de  Makegembeek  die  verderop,  samen  met  de  Makegemdriesbeek, uitmondt in de Klaasbeek en de Molenbeek.  

 

Vegetatie: De noordoostelijke helft wordt volledig ingenomen door Waterviolier. In de poel staat o.a. 

Grote lisdodde en Watermunt. De zuidwestelijke helft wordt gedomineerd door Watertorkruid. Deze  schermbloemige is kenmerkend voor standplaatsen met een wisselende waterstand. De soort is een  uitgesproken pionier en kiemt alleen op drooggevallen plekken (Weeda et al., 1987). Vanaf de randen  droogt de poel jaarlijks volledig uit. De droogvallende oevers hebben een erg zwakke hellingsgradiënt  en zijn begroeid met o.a. Bitterzoet, Grote kattenstaart, Grote wederik, IJle zegge, Moerasvergeet‐mij‐

nietje, Moeraswalstro, Perzikkruid, Pitrus, Waterpeper en Wolfspoot. In de noordwesthoek staat een  vrij grote vlek Grote egelskop. In de oeverzone staan 12 Zwarte elzen en twee hoog doorgeschoten  wilgen. 

 

Knelpunten en beheer: In het poelenplan van Merelbeke werd aangeraden om na de kapping geen  heraanplant uit te voeren over een strook van ca. 25 m langsheen de zuidkant van de poel (Verbelen  et al., 2005). Hierdoor zou de lichtinval op de poel aanzienlijk kunnen toenemen. Met deze aanbeveling  werd echter geen rekening gehouden. Hoewel de poel in 2020 voor ˂ 33% wordt beschaduwd, wordt  er toch best naar de gestreefd om de mate van beschaduwing te minimaliseren. Dit kan door een deel  van de recente aanplant alsnog te verwijderen en/of door de twee grote wilgen in de zuidwesthoek te  kappen. Hoewel de poel jaarlijks droogvalt en er enkele verlandingsindicatoren aanwezig zijn (Grote  kattenstaart, Grote lisdodde), is de verlanding voorlopig nog niet problematisch (Figuur 33). 

 

Figuur 33 Gelukkig leidt herhaalde droogval op deze locatie nog niet tot verlanding, al lijkt Grote lisdodde de voorbije  

jaren toch licht uit te breiden (foto: Dominique Verbelen).

 

De droogval is vermoedelijk niet het gevolg van verlanding, wel van een dalende grondwatertafel door  de extreme droogte van de voorbije jaren. Ook al gaat het om symptoombestrijding en biedt het geen  structurele  oplossing,  toch  wordt  aangeraden  om  deze  poel  in  2021  te  ruimen,  zodat  het  waterhoudend vermogen kan toenemen en de poel enkele weken langer water zal kunnen houden. 

Hopelijk  zal  dit  volstaan  om  de  larven  van  Alpenwatersalamander,  Kamsalamander,  Vinpootsalamander en Kleine watersalamander tijdig te laten metamorfoseren. De ruiming gebeurt  het  best  bij  de  volgende  droogval,  bij  voorkeur  tussen  15  september  ‐  15  oktober,  wanneer  ook  juveniele Bruine kikkers zich niet meer ophouden rond de resterende vochtige modderplekjes in de  poel. Het is belangrijk dat het slib voldoende ‘steekvast’ is, zodat het goed kan worden uitgeschept. 

Een  ruiming  zal  niet  alleen  een  positieve  impact  hebben  op  de  waterbergende  capaciteit,  ook  Waterviolier zal hierdoor positief worden beïnvloed. Hoewel de soort beschikt over een langlevende  zaadbank en een ruiming tot op de minerale laag dus eigenlijk geen kwaad kan, is het toch aangewezen  om  de  poel  niet  over  de  ganse  oppervlakte  even  grondig  te  ruimen  en  aantal  plaatsen  waar  Waterviolier groeit ongemoeid te laten. Het behoud van deze soort is door haar bladstructuur en door  de hoge bedekkingsgraad in het voorjaar immers van cruciaal belang voor watersalamanders tijdens 

de  eiafleg  en  opgroeifase.  Door  een  aantal  stukken  niet  tot  op  de  minerale  bodem  af  te  schrapen,  wordt  geprobeerd  om  altijd  voldoende  refugium  aan  zaden,  waterplanten,  macro‐invertebraten,  …  over te houden, zodat een kolonisatie van de poel na ruiming snel kan verlopen. Voor de stukken met  Waterviolier  die  toch  zouden  worden  geruimd,  kan  op  een  paar  plaatsen  voorzichtig  de  watervioliervegetatie manueel uit de weke bodemlaag los te trekken en na de ruiming opnieuw terug  in de poel te plaatsen. 

 

Bij het uitvoeren van beheerwerkzaamheden moet maximaal rekening worden gehouden met een nest  van  Havik  vlakbij  deze  poellocatie.  Haviken  zijn  erg  verstoringsgevoelig,  zeker  in  de  fase  van  de  nestbouw of herstelwerkzaamheden aan een bestaand nest. Haviken kunnen met de nestbouw starten  begin  februari,  twee  maand  voor  de  aanvang  van  de  eileg.  In  deze  periode  moeten  alle  werkzaamheden in buurt van de bestaande poellocatie worden vermeden. Ook wanneer de jongen al  uit het ei zijn gekomen, blijven de oudervogels waakzaam in de buurt aanwezig (Figuur 34). Ze zijn dan  wel minder verstoringsgevoelig. 

 

Figuur 34 Man Havik, waakzaam vlakbij het nest (foto: Norbert Huys).  

 

Belang: In deze poellocatie werden door de jaren heen alle in België voorkomende salamandersoorten  aangetroffen. In gans Vlaanderen zijn er maar zeven poelen gekend waarin het gezamenlijk voorkomen  van  Vuursalamander,  Alpenwatersalamander,  Kamsalamander,  Vinpootsalamander  en  Kleine  watersalamander  kon  worden  aangetoond.  Elk  van  deze  poelen  ligt  op  het  grondgebied  van  de  gemeente  Merelbeke!  De  aanwezigheid  van  Kamsalamander  op  deze  locatie  werd  voor  het  eerst  vastgesteld in 1978 door Philippe De Fonseca. Tijdens de gestandaardiseerde bemonsteringen die in  2004 en 2020 werden uitgevoerd werden zowel adulte exemplaren als larven gevangen. Het lijkt er  dus naar dat deze poel al erg lang wordt gebruikt door Kamsalamanders. Dit was in 2004 vermoedelijk  dan ook de ‘bronpoel’ van waaruit de soort een aantal nieuw gegraven poelen heeft gekoloniseerd. In  2004  werd  Kamsalamander  in  Merelbeke  slechts  in  drie  poelen  aangetroffen.  In  2020  is  dit  aantal  gestegen naar 16. Het relatieve belang van poellocatie 20 is daardoor misschien enigszins gedaald, al  blijft de herpetologisch waarde toch erg hoog. In geen enkel van de poelen die in 2020 in Merelbeke  werden onderzocht, werden meer volwassen Vinpootsalamanders aangetroffen. 

 

Deze poel wordt, net als veel andere poelen in of nabij de Makegemse Bossen, vaak als drinkplaats  gebruikt door Reeën (Figuur 35). 

 

Figuur 35 Ree geklikt door een trailcam, vlakbij de bestaande poellocatie 20 (foto: Norbert Huys).  

 

Aanwezige  soorten  2020:  Alpenwatersalamander,  Kamsalamander,  Vinpootsalamander,  Kleine  watersalamander.  

Aanwezige  soorten  ˂2020:  Vuursalamander,  Alpenwatersalamander,  Kamsalamander,  Vinpootsalamander, Kleine watersalamander, Gewone pad, Bruine kikker. 

 

Evolutie: Doordat het zuidelijk aangrenzend populierenbestand in 2010 werd gekapt, is de mate van  beschaduwing  op  de  poel  afgenomen.  Mogelijk  heeft  dit  ertoe  geleid  dat  er  zich  opvallend  meer  planten in de poel hebben gevestigd. Vooral de sterke toename van Waterviolier is opvallend. Door de  opeenvolging  van  een  aantal  erg  droge  voorjaren  valt  de  poel  de  laatste  jaren  al  eind  juni  droog. 

Hierdoor  hebben  zich  aan  aantal  verlandingssoorten  kunnen  vestigen.  Vooral  Grote  lisdodde  moet  goed worden opgevolgd. Indien deze soort zou toenemen en grotere delen van de poel zou innemen,  kan  ze  best  manueel  worden  verwijderd  en  afgevoerd.  Net  zoals  bij  de  meeste  van  de  opgevolgde  bospoelen zal droogval de verdere evolutie van deze poel bepalen. 

 

Beheerprioriteit: middelmatig. 

 

   

In document Poelenplan Merelbeke. Monitoring 2020 (pagina 62-66)