4 Beschrijving van de poellocaties
4.6 Bestaande poellocatie 20 (De Fonseca‐poel)
Figuur 32 In deze poel kon Philippe de Fonseca in 1978 reeds de aanwezigheid van Kamsalamanders
vaststellen.De soort werd hier sindsdien tijdens de meeste bemonsteringen vastgesteld (foto: Dominique Verbelen).
Beschrijving van de omgeving: Deze relatief grote (± 736 m²) bospoel is gelegen in het zuidoostelijke deel van het Harentbeekbos en werd in 2004 in het zuiden nog begrensd door een populierenaanplant op vochtige ondergrond en een zwak ontwikkeld alluviaal essen‐olmenbos. Dit populierenbestand werd in 2010 gekapt en heraangeplant met Zwarte els, bijgemengd met o.a. wilg en Zomereik. Aan de noordkant wordt de eutrofe poel begrensd door een biologisch zeer waardevol zuur beukenbos. Dit bosbestand is iets hoger gelegen. Hoewel de kruidlaag in grote delen van dit beukenbestand zo goed als afwezig is, wordt het stuk net ten noorden van de poel gekenmerkt door een hoge abundantie aan Dalkruid. Hier staan ook andere oudbosindicatoren als Bosanemoon en Gele dovenetel. De poel takt via een zuidwestelijke uitloper aan op de Makegembeek die verderop, samen met de Makegemdriesbeek, uitmondt in de Klaasbeek en de Molenbeek.
Vegetatie: De noordoostelijke helft wordt volledig ingenomen door Waterviolier. In de poel staat o.a.
Grote lisdodde en Watermunt. De zuidwestelijke helft wordt gedomineerd door Watertorkruid. Deze schermbloemige is kenmerkend voor standplaatsen met een wisselende waterstand. De soort is een uitgesproken pionier en kiemt alleen op drooggevallen plekken (Weeda et al., 1987). Vanaf de randen droogt de poel jaarlijks volledig uit. De droogvallende oevers hebben een erg zwakke hellingsgradiënt en zijn begroeid met o.a. Bitterzoet, Grote kattenstaart, Grote wederik, IJle zegge, Moerasvergeet‐mij‐
nietje, Moeraswalstro, Perzikkruid, Pitrus, Waterpeper en Wolfspoot. In de noordwesthoek staat een vrij grote vlek Grote egelskop. In de oeverzone staan 12 Zwarte elzen en twee hoog doorgeschoten wilgen.
Knelpunten en beheer: In het poelenplan van Merelbeke werd aangeraden om na de kapping geen heraanplant uit te voeren over een strook van ca. 25 m langsheen de zuidkant van de poel (Verbelen et al., 2005). Hierdoor zou de lichtinval op de poel aanzienlijk kunnen toenemen. Met deze aanbeveling werd echter geen rekening gehouden. Hoewel de poel in 2020 voor ˂ 33% wordt beschaduwd, wordt er toch best naar de gestreefd om de mate van beschaduwing te minimaliseren. Dit kan door een deel van de recente aanplant alsnog te verwijderen en/of door de twee grote wilgen in de zuidwesthoek te kappen. Hoewel de poel jaarlijks droogvalt en er enkele verlandingsindicatoren aanwezig zijn (Grote kattenstaart, Grote lisdodde), is de verlanding voorlopig nog niet problematisch (Figuur 33).
Figuur 33 Gelukkig leidt herhaalde droogval op deze locatie nog niet tot verlanding, al lijkt Grote lisdodde de voorbije
jaren toch licht uit te breiden (foto: Dominique Verbelen).
De droogval is vermoedelijk niet het gevolg van verlanding, wel van een dalende grondwatertafel door de extreme droogte van de voorbije jaren. Ook al gaat het om symptoombestrijding en biedt het geen structurele oplossing, toch wordt aangeraden om deze poel in 2021 te ruimen, zodat het waterhoudend vermogen kan toenemen en de poel enkele weken langer water zal kunnen houden.
Hopelijk zal dit volstaan om de larven van Alpenwatersalamander, Kamsalamander, Vinpootsalamander en Kleine watersalamander tijdig te laten metamorfoseren. De ruiming gebeurt het best bij de volgende droogval, bij voorkeur tussen 15 september ‐ 15 oktober, wanneer ook juveniele Bruine kikkers zich niet meer ophouden rond de resterende vochtige modderplekjes in de poel. Het is belangrijk dat het slib voldoende ‘steekvast’ is, zodat het goed kan worden uitgeschept.
Een ruiming zal niet alleen een positieve impact hebben op de waterbergende capaciteit, ook Waterviolier zal hierdoor positief worden beïnvloed. Hoewel de soort beschikt over een langlevende zaadbank en een ruiming tot op de minerale laag dus eigenlijk geen kwaad kan, is het toch aangewezen om de poel niet over de ganse oppervlakte even grondig te ruimen en aantal plaatsen waar Waterviolier groeit ongemoeid te laten. Het behoud van deze soort is door haar bladstructuur en door de hoge bedekkingsgraad in het voorjaar immers van cruciaal belang voor watersalamanders tijdens
de eiafleg en opgroeifase. Door een aantal stukken niet tot op de minerale bodem af te schrapen, wordt geprobeerd om altijd voldoende refugium aan zaden, waterplanten, macro‐invertebraten, … over te houden, zodat een kolonisatie van de poel na ruiming snel kan verlopen. Voor de stukken met Waterviolier die toch zouden worden geruimd, kan op een paar plaatsen voorzichtig de watervioliervegetatie manueel uit de weke bodemlaag los te trekken en na de ruiming opnieuw terug in de poel te plaatsen.
Bij het uitvoeren van beheerwerkzaamheden moet maximaal rekening worden gehouden met een nest van Havik vlakbij deze poellocatie. Haviken zijn erg verstoringsgevoelig, zeker in de fase van de nestbouw of herstelwerkzaamheden aan een bestaand nest. Haviken kunnen met de nestbouw starten begin februari, twee maand voor de aanvang van de eileg. In deze periode moeten alle werkzaamheden in buurt van de bestaande poellocatie worden vermeden. Ook wanneer de jongen al uit het ei zijn gekomen, blijven de oudervogels waakzaam in de buurt aanwezig (Figuur 34). Ze zijn dan wel minder verstoringsgevoelig.
Figuur 34 Man Havik, waakzaam vlakbij het nest (foto: Norbert Huys).
Belang: In deze poellocatie werden door de jaren heen alle in België voorkomende salamandersoorten aangetroffen. In gans Vlaanderen zijn er maar zeven poelen gekend waarin het gezamenlijk voorkomen van Vuursalamander, Alpenwatersalamander, Kamsalamander, Vinpootsalamander en Kleine watersalamander kon worden aangetoond. Elk van deze poelen ligt op het grondgebied van de gemeente Merelbeke! De aanwezigheid van Kamsalamander op deze locatie werd voor het eerst vastgesteld in 1978 door Philippe De Fonseca. Tijdens de gestandaardiseerde bemonsteringen die in 2004 en 2020 werden uitgevoerd werden zowel adulte exemplaren als larven gevangen. Het lijkt er dus naar dat deze poel al erg lang wordt gebruikt door Kamsalamanders. Dit was in 2004 vermoedelijk dan ook de ‘bronpoel’ van waaruit de soort een aantal nieuw gegraven poelen heeft gekoloniseerd. In 2004 werd Kamsalamander in Merelbeke slechts in drie poelen aangetroffen. In 2020 is dit aantal gestegen naar 16. Het relatieve belang van poellocatie 20 is daardoor misschien enigszins gedaald, al blijft de herpetologisch waarde toch erg hoog. In geen enkel van de poelen die in 2020 in Merelbeke werden onderzocht, werden meer volwassen Vinpootsalamanders aangetroffen.
Deze poel wordt, net als veel andere poelen in of nabij de Makegemse Bossen, vaak als drinkplaats gebruikt door Reeën (Figuur 35).
Figuur 35 Ree geklikt door een trailcam, vlakbij de bestaande poellocatie 20 (foto: Norbert Huys).
Aanwezige soorten 2020: Alpenwatersalamander, Kamsalamander, Vinpootsalamander, Kleine watersalamander.
Aanwezige soorten ˂2020: Vuursalamander, Alpenwatersalamander, Kamsalamander, Vinpootsalamander, Kleine watersalamander, Gewone pad, Bruine kikker.
Evolutie: Doordat het zuidelijk aangrenzend populierenbestand in 2010 werd gekapt, is de mate van beschaduwing op de poel afgenomen. Mogelijk heeft dit ertoe geleid dat er zich opvallend meer planten in de poel hebben gevestigd. Vooral de sterke toename van Waterviolier is opvallend. Door de opeenvolging van een aantal erg droge voorjaren valt de poel de laatste jaren al eind juni droog.
Hierdoor hebben zich aan aantal verlandingssoorten kunnen vestigen. Vooral Grote lisdodde moet goed worden opgevolgd. Indien deze soort zou toenemen en grotere delen van de poel zou innemen, kan ze best manueel worden verwijderd en afgevoerd. Net zoals bij de meeste van de opgevolgde bospoelen zal droogval de verdere evolutie van deze poel bepalen.
Beheerprioriteit: middelmatig.