• No results found

Bestaande poellocatie 14 (Bruine kikkerpoel)

In document Poelenplan Merelbeke. Monitoring 2020 (pagina 54-58)

4  Beschrijving van de poellocaties

4.4  Bestaande poellocatie 14 (Bruine kikkerpoel)

 

Figuur 27 Dit is de grootste poel in de Makegemse Bossen. Het is tevens één van de belangrijkste  

voortplantingslocaties van Bruine kikker in het boscomplex (foto: Dominique Verbelen).

 

Beschrijving van de omgeving: Deze langwerpige bospoel ligt in een oud zuur beukenbestand in het  Bruinbos. De poel grenst aan de Van Miegroet‐dreef, de centrale dreef die de Bosstraat doorheen het  Bruinbos met de Makkegemstraat verbindt. Deze dreef werd vernoemd naar wijlen professor Marcel  Van  Miegroet,  een  eminent  bosbouwkundige  die  als  één  van  de  eersten  in  Vlaanderen  aandacht  besteedde aan het multifunctionele karakter van bossen. De poel kan vanaf het knuppelpad langsheen  de  Van  Miegroet‐dreef  gemakkelijk  worden  overzien  en  biedt  hierdoor  een  recreatief‐esthetische  meerwaarde  voor  zachte  bosrecreanten.  Ten  zuidwesten  van  de  eutrofe  poel  ligt  een  kleine  oppervlakte gedegradeerde droge struikheidevegetatie die wordt gedomineerd door Adelaarsvaren. 

Op  herpetologisch  vlak  is  dit  relict  van  belang  voor  het  overleven  van  een  kleine  populatie  Hazelwormen. Tot 1971 zou volgens wijlen dr. Cieters op dit heiderelict ook nog Nachtzwaluw hebben  gebroed. 

 

Vegetatie: Zoals vaak het geval is bij zure beukenbosbestanden is de kruidlaag hier zeer soortenarm. 

In de directe omgeving van deze poellocatie staat enkel wat Adelaarsvaren en weinig spontane opslag  van Haagbeuk. Ook op de oevers van de poel groeit nauwelijks vegetatie. Tegen het knuppelpad aan  staat Egelboterbloem, Kruipende boterbloem, Moeraswalstro, Pitrus, Waterpeper en Wolfspoot. In de  zuidelijke  uitloper  werden  o.a.  enkele  pollen  Elzenzegge,  Geelgroene  zegge,  Gele  lis,  Grote  kattenstaart, Grote wederik, ca. 10 m² Mannagras, Pitrus, Wijfjesvaren en Zeegroene rus gevonden. 

Elzenzegge  is  in  het  complex  van  de  Makegemse  Bossen  niet  algemeen.  De  soort  wordt  vooral  gevonden  langs  beschaduwde  slootkanten  en  andere  min  of  meer  open,  natte  plekken  in  het  bos. 

Geelgroene zegge is in Vlaanderen vrij zeldzaam. De soort werd ook eerder al gevonden aan de rand 

van de noordelijk aangrenzende bestaande poellocatie 15 (De Schuijmer, 2003). In de poel zelf staat  een tiental Zwarte elzen die tot ver in het voorjaar deels in het water staan. De vochtige boomvoeten  met luchtwortels vormen er een geschikt substraat voor epifytische mossen.  

 

Knelpunten en beheer: Deze  grote poel (± 1.047  m²) valt jaarlijks  droog, net als de meeste  andere  bospoelen in het complex van de Makegemse Bossen.  Op 17 september 2004 werd  de noordelijke  helft  van  de  poel  geruimd  tot  op  de  minerale  laag  en  werd  de  baggerspecie  dun  gespreid  op  de  aangrenzende bosbodem. De dikke laag dood organisch materiaal die zich de voorbije 15 jaar opnieuw  op  de  bosbodem  heeft  geaccumuleerd,  wordt  best  bij  een  volgende  droogval  (bij  voorkeur  in  de  periode  15  september  ‐  15  oktober)  geruimd  (Figuur  28).  Een  dergelijke  ruiming  zal  om  de  15  jaar  moeten worden uitgevoerd en moet dan ook als periodiek onderhoud worden ingepland. Het volstaat  om enkel de noordwestelijke, diepste helft te ruimen. Door de zuidoostelijke, smallere uitloper niet te  ruimen,  blijft  er  altijd  een  deel  van  de  poel  bedekt  met  ontbindend  bladval  van  Gewone  beuk  en  Zomereik, wat ideaal is voor larven van Vuursalamander. De geruimde modder wordt best afgevoerd. 

Hoewel op de aangrenzende bospercelen geen kwetsbare (voorjaars)flora aanwezig is, moet aandacht  worden besteed aan een potentieel interessante zaadbank met kensoorten van heischrale vegetaties. 

Het lijkt niet aangewezen om een zaadbank die kenmerkend is voor voedselarme, zuurdere gronden  te bedekken met een dikke laag voedselrijk slib. Doordat de poel grenst aan de centrale exploitatieweg,  moet afvoer van slib praktisch relatief gemakkelijk uitvoerbaar zijn. 

 

Figuur 28 De dikke laag dood organisch materiaal die zich sinds de vorige ruiming (in 2004) heeft opgestapeld in  

het noordelijke deel van de poel (tegen het knuppelpad aan) kan best worden geruimd bij een volgende droogval, bij voorkeur tussen 15 september - 15 oktober (foto: Dominique Verbelen).

 

In 2007 werd door het Agentschap voor Natuur en Bos beslist om in het beukenbestand omheen de  poel een uitgestelde dunningskapping uit te voeren. Hiervoor werden alle bomen die zouden worden  gekapt,  geschalmd  (Figuur  29).  Een  dergelijke  kapping  zou  echter  negatief  zijn  geweest  voor  de 

Vuursalamander. Deze soort heeft nood aan sterk beschaduwde, ‘koude’ voortplantingslocaties met  een grote hoeveelheid traag verterende bladval op de bodem. Aan land verschuilen Vuursalamanders  zich overdag vaak in de holtes aan de boomvoeten van oude beuken. Door de geplande kapping zou  het leefgebied van Vuursalamanders worden aangetast doordat er minder ‘boomvoetschuilplaatsen’ 

beschikbaar  zouden  zijn  en  er  openingen  in  de  kroonlaag  zouden  ontstaan  waardoor  de  mate  van  beschaduwing  op  de  poel  sterk  zou  afnemen  en  de  hoeveelheid  bladval  zou  verminderen.  Na  een  overleg  met  een  aantal  betrokken  actoren  werd  beslist  om  de  kapping  niet  te  laten  doorgaan.  De  ecologische vereisten waaraan het leefgebied van Vuursalamanders moet voldoen werden nadien ook  juridisch  verankerd  in  het  bosbeheerplan  van  de  Makegemse  Bossen.  Hierin  werd  gesteld  dat  een  strook  van  50  meter  rond  elke  gekende  voortplantingslocatie  van  Vuursalamanders  moet  worden  gevrijwaard van exploitatie, zowel bij een eindkap als bij dunningen (ABO, 2014).  

 

Figuur 29 Gewone beuken en Zomereiken aan de rand van de bestaande poellocatie 14, in 2007 geschalmd met  

het oog op een uitgestelde dunningskapping. Na overleg met het Agentschap voor Natuur en Bos werd deze kapping niet uitgevoerd omdat die een negatieve impact zou hebben gehad op habitatvereisten van Vuursalamanders (foto: Dominique Verbelen).

 

Net als bij de bestaande poellocatie 7 werd ook hier een houtstapel ontmanteld die werd gebruikt als  schuilplaats door verschillende Vuursalamanders en Kamsalamanders. Opnieuw werden de verzaagde  boomstammen aan elkaar gesjord tot vlot om de poel te ‘bevaren’. Blijkbaar nodigt de combinatie van  gestapeld  hout  en  water  nabij  wandelwegen  uit  tot  deze  ongewenste  waterrecreatie.  Hieraan  kan  worden verholpen door niet langer hout te stapelen langsheen publiek toegankelijke paden die vlakbij  grotere bospoelen liggen. Sowieso moet ook meer worden ingezet op handhaving in openbare bossen  zodat  overtredingen  vaker  kunnen  worden  vastgesteld  en  beteugeld.  Zachte  recreatie  in  de  Makegemse Bossen wordt door de overheid terecht gestimuleerd maar de recreatieve functie moet  steeds in evenwicht blijven met de belangrijke ecologische functie die dit boscomplex vervult. 

 

Belang: Voor Bruine kikker is dit één van de belangrijkste voortplantingsplaatsen in het complex van  de  Makegemse  Bossen.  Het  is  ook  een  vaste  voortplantingslocatie  voor  Vuursalamanders.  Deze  bospoel valt later droog dan de meeste andere bospoelen. Op 7 juli 2020 zat het grondwaterpeil hier  slechts 10 cm onder de poelbodem. Zelfs op 12 augustus 2020 ‐ op het einde van de warmste week  ooit sinds het begin van de meteorologische metingen in 1833 ‐ zaten hier nog tientallen juveniele  Bruine  kikkertjes  die  het  vocht  van  de  uitdrogende  humeuse  maar  toch  nog  vochtige  bodem  opzochten. Met een ruiming tot op de minerale laag zou deze poel zelfs in droge en warme jaren water  moeten  kunnen  houden  tot  eind  juli.  In  het  Bruinbos  is  het  aanbod  aan  waterlocaties  beperkt  waardoor het belang van elke waterhoudende locatie nog verder toeneemt. Hoe het ook zij: deze poel  moet ook in de toekomst verder worden beheerd als een voortplantingslocatie voor Bruine kikker en  Vuursalamander. Kappingen in een straal van 50 m omheen deze poel mogen dan ook niet worden  uitgevoerd. 

 

Aanwezige soorten 2020: Vuursalamander, Alpenwatersalamander, Bruine kikker. 

Aanwezige  soorten  ˂2020: Vuursalamander, Alpenwatersalamander, Vinpootsalamander, Bruine  kikker. 

 

Evolutie:  In  deze  bospoel  werden  tijdens  de  twee  fuikbemonsteringen  in  2004  maximaal  28  adulte  Alpenwatersalamanders  en  14  volwassen  Vinpootsalamanders  vastgesteld.  Opmerkelijk:  ondanks  deze  relatief  hoge  aantallen  konden  toen  tijdens  de  schepnetbemonstering  van  geen  van  beide  soorten  larven  worden  gevonden.  In  2020  leverde  een  identieke  bemonstering  slechts  3  adulte  Alpenwatersalamanders. Er werden geen volwassen Vinpootsalamanders meer gevonden en ook nu  werden tijdens de schepnetbemonstering van geen van beide soorten larven vastgesteld. Het is niet  echt duidelijk hoe de lagere aantallen van 2020 t.o.v. 2004 moeten worden verklaard, al zouden de  drie  opeenvolgende  droge  en  warme  voorjaren  en  zomers  van  2018,  2019  en  2020  hier  voor  iets  kunnen  tussen  zitten.  De  poel  en  het  omgevend  landhabitat  lijkt  nauwelijks  gewijzigd  en  de  hoeveelheid dood organisch materiaal op de bodem van de poel is vergelijkbaar met de situatie van  2004. Een min of meer identieke poel dus, maar wel met opmerkelijk minder salamanders. 

 

Beheerprioriteit: middelmatig. 

   

   

In document Poelenplan Merelbeke. Monitoring 2020 (pagina 54-58)