• No results found

De Adviescommissie signaleert de volgende ontwikkelingen die om een herziening vragen van de tot nu toe gevolgde beleidslijn om voorwerpen van culturele betekenis, in be"^it van de overheid en van de musea, niet te beschermen in het kader van de WBC.

• Collectie Nederland: selectie en afstoting

Het beleid van de collectie Nederland, in gang gezet door minister d’Ancona in de nota Kiezen voor kwaliteit, is gericht op een zo groot mogelijke samenhang en toegankelijkheid van alle museale collecties in Nederland. Verbetering van de kwaliteit van de museale collecties zou bereikt kunnen worden via collectiemobiliteit (onderlinge ruil en bruikleen van museale stukken). Vervreemding van museale stukken was voor de minister aanvaardbaar indien de vervreemding het nationaal cultuurbezit niet zou aantasten.

In de Cultuurnota 1997-2000 ’Pantser en Ruggengraat’ trok

staatssecretaris Nuis deze lijn door en meldde zijn voornemen om voor selectie en afstoting van museale stukken een zogenaamd protocol op te stellen. Hij heeft dit opgedragen aan het Instituut Collectie Nederland, dat zich daarbij onder meer baseert op de ervaringen van een zestal musea.

• De toenemende verzakelijking bij musea

Sinds enkele jaren is mede door de verzelfstandiging van de

rijksmusea een proces van verzakelijking bij musea in gang gezet. Het marktdenken is ook doorgedrongen in het museale beleid. Zo staan musea steeds minder aflcerig tegen verkoop van museale voorwerpen om met de opbrengst daarvan hun collectie aan te vullen en te verbeteren. De beperkte budgetten voor aankopen spelen hierbij wellicht een rol. In de loop der jaren hebben musea veelal zeer omvangrijke collecties opgebouwd. Een niet onbelangrijk deel daarvan is verworven via schenkingen en legaten. Indien die

voorwerpen niet in de collectie van het museum passen, is het reëel om deze voorwerpen te verkopen. Dit geldt zeker bij gebrek aan depotruimte.Voorzover het museale voorwerp eigendom is van de Staat kan de minister een ongewenste verkoop gemakkelijk

voorkomen. Bij particuliere musea en musea van lagere overheden heeft de minister daarentegen minder greep op afstotingen

(vervreemdingen).

• De procedure bij verkoopvoorstellen van lagere overheden en particuliere musea in de praktijk

De door minister d’Ancona ontwikkelde procedure bij

verkoopvoorstellen van andere overheden of van particuliere musea is aanvankelijk een enkele maal gevolgd. Inmiddels is die procedure nauwelijks of niet meer bekend bij de betrokkenen, zo is de Adviescommissie gebleken.

Advies

Bij de beantwoording van de vraag of voorwerpen van culturele betekenis in bezit van de overheid en van de musea bescherming behoeven in het kader van de WBC, meent de Adviescommissie een onderscheid te moeten maken tussen voorwerpen van de rijksoverheid, van andere overheden (provincies/gemeenten/waterschappen e.d.) en van particuliere musea.

• WBC-bescherming van voorwerpen van culturele betekenis in bezit van de rijksoverheid, waaronder de collecties in beheer bij de

verzelfstandigde musea, ligt volgens de Adviescommissie ook thans niet in de rede. Van het rijk als eigenaar mag verwacht worden dat het geen belangrijke stukken naar het buitenland verkoopt. Bovendien zou door plaatsing van overheidsbezit op de WBC-lijst, de lijst veel te omvangrijk worden.

Voor wat betreft voorwerpen van culturele betekenis in bezit van lagere overheden, al dan niet in musea en archieven, wijst de

Adviescommissie erop dat het vernietigings- en schorsingsinstrument van de Kroon een zwaar instrument is, maar als ultimum remedlum goed gebruikt kan worden. In het verleden is het ook met succes toegepast. De door minister d'Ancona ingevoerde procedure om voorstellen tot verkoop van voorwerpen van culturele betekenis in bezit van lagere overheden op rijksniveau te toetsen, dient nieuw leven te worden ingeblazen en verplicht te worden gesteld.

• Gelet op de toenemende tendens van verzakelijking bij musea meent de Adviescommissie dat de destijds aangevoerde argumenten om voorwerpen van particuliere musea van WBC-bescherming uit te sluiten niet meer opgaan. Zolang er nog onvoldoende duidelijkheid is over de normerende werking van het te ontwerpen selectie- en afstotingsprotocol voor particuliere musea, meent de

Adviescommissie dat WBC-bescherming van voorwerpen van culturele betekenis in bezit van particuliere musea in voorkomende gevallen noodzakelijk kan zijn.

4.2.2. Bescherming van ensembles

De term ensembles wordt in dit verband gebruikt voor verzamelingen, waarvan de voorwerpen op zich of de som van voorwerpen voldoen aan de criteria voor plaatsing, doch waarbij de cultuurhistorische waarde mede wordt ontleend aan de combinatie van de som van roerende voorwerpen en de locatie, het onroerende gedeelte, waar deze zich bevinden. De voorwerpen met hun locatie tezamen vormen een

cultuurhistorisch belangrijk geheel dat voldoet aan de criteria van de WBC. Te denken valt aan een regentenkamer van een hofje, waarbij de zich daarin bevindende voorwerpen op zich niet onvervangbaar zijn, maar slechts van voldoende betekenis zijn in het interieur waar ze zich bevinden, zoals wordt aangeduid met in situ. Ensembles kunnen niet op grond van de WBC beschermd worden. De WBC ziet immers alleen toe op bescherming van roerende zaken.

In zijn advies van 2 november 1994 heeft de voormalige Raad voor het Cultuurbeheer de toenmalige bewindspersoon voor cultuur gewezen op de hierna volgende problemen, die zich bij bescherming van ensembles voordoen:

• Het onderscheid tussen de roerende en onroerende zaken

Roerende zaken kunnen volgens het nieuwe Burgerlijk Wetboek als onroerend worden aangemerkt als zij als bestanddeel van een

onroerende zaak kunnen worden beschouwd. Dit is het geval indien:

- de hoofdzaak zonder de bewuste roerende zaak incompleet zou zijn, dat wil zeggen niet of in onvoldoende mate aan zijn doel zou

beantwoorden.

- De roerende zaak niet zonder beschadiging van betekenis van de onroerende zaak kan worden losgemaakt. Bijvoorbeeld een gemetselde schoorsteen is een bestanddeel van een huis.

Onder geen van beide noemers is de inboedel van de hiervoor genoemde regentenkamer als een bestanddeel van een kamer of een huis aan te merken en is er ingeval van bescherming van dat

interieur tezamen met de locatie sprake van roerende én onroerende zaken.

• Twee verschillende beschermingsregimes

Ook wanneer duidelijk is wat van een ensemble roerend en wat onroerend is, blijft de bescherming problematisch. Er zijn immers twee verschillende regimes van toepassing: de Monumentenwet voor het onroerende gedeelte en de WBC voor de roerende zaken. Deze regimes zijn qua bescherming en intentie verschillend. De

Monumentenwet 1988 beschermt tegen verminking en afbraak. WBC- bescherming is gericht op het voorkomen van ongewenste uitvoer van belangrijk cultuurbezit uit Nederland. Geen van beide wetten

voorziet in de mogelijkheid van bescherming van een combinatie van roerende en onroerende zaken.

De visie van de Raad voor Cultuur

Voor de bescherming van ensembles adviseert de Raad voor Cultuur in zijn advies van 23 april 1998 tot een uitbreiding van het begrip

verzameling, zoals dat thans in het Besluit behoud cultuurbezit is geformuleerd. Het begrip verzameling is volgend de Raad te beperkt, in die zin dat er geen verband wordt gelegd met de plaats waar de

verzameling zich bevindt en waarmee een sterke (historische of

materiële) relatie bestaat. Indien er in situ sprake is van een duidelijke eenheid tussen een roerend deel, de verzameling en een onroerend deel, de verblijfplaats, zou gesproken moeten worden van een ensemble. De Raad pleit ervoor het begrip ensemble en het criterium ensemblewaarde toe te voegen aan het Besluit. Hierdoor wordt naar de mening van de Raad het begrip verzameling verduidelijkt en genuanceerd en kan een lacune - vooral waar het de relatie betreft met de oorspronkelijk omgeving waar de verzameling zich bevindt - worden opgevuld. In zijn advies van 7 juli 1998 wijst de Raad voor Cultuur op het belang van documentatie van de in Nederland aanwezige ensembles en doet de suggestie dit te betrekken in het zogenaamde Interieurproject van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

Advies

De Adviescommissie constateert dat een eenduidige bescherming van ensembles, bestaande uit roerende en onroerende zaken, volgens de huidige criteria van de WBC en van het Besluit behoud cultuurbezit niet mogelijk is.

De Adviescommissie is van mening dat het beschermingsregime van de WBC, dat erop gericht is uitvoer van belangrijk cultureel erfgoed uit Nederland tegen te gaan, niet geschikt is om roerende zaken van ensembles op een en dezelfde plaats in Nederland te behouden.

Bij ensembles is het onroerende gedeelte veelal overheersend.

Bescherming van ensembles via een wijziging van de Monumentenwet 1988 zou op het eerste gezicht meer in de rede liggen. Echter de Adviescommissie meent dat aan bescherming van ensembles door middel van een wettelijk verbodstelsel het volgende zwaarwegende bezwaar kleeft: Het betekent dat eigenaren niet zonder toestemming hun voorwerpen kunnen verplaatsen. Dit acht de Adviescommissie een vergaande inbreuk op het eigendomsrecht. Het is de vraag of het belang van het bijeenhouden van ensembles opweegt tegen deze beperking in het eigendomsrecht.

Alvorens over te gaan tot enige vorm van wettelijke bescherming van ensembles raadt de Adviescommissie de minister aan om te bezien in hoeverre op een andere manier, via een meer positief werkend juridisch instrumentarium, hetzelfde doel bereikt kan worden. Hierbij valt te denken aan fiscale maatregelen of subsidies, die het voor eigenaren aantrekkelijk maken om ensembles bij elkaar te houden.

4.2.3. De samenstelling van de lijst

De Adviescommissie heeft kennisgenomen van forse kritiek op de samenstelling van de lijst". De lijst is onevenwichtig samengesteld; er zou te veel kerkelijke kunst en schilderkunst op voorkomen en er worden vraagtekens gezet bij de beschermingswaardigheid van geplaatste voorwerpen en verzamelingen. De lijst zou willekeurig tot stand zijn gekomen en de lijst zou bovendien periodiek moeten worden opgeschoond.

De Adviescommissie gaat hierna in op deze punten van kritiek aan de hand van een aantal zaken, die bepalend zijn voor de samenstelling van de WBC-lijst, namelijk: