• No results found

Jaargang 1997

■ E M<MNTIENDq*L_

519

Besluit van 30 oktober 1997, houdende instelling van de Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit (Besluit

Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit)

Wij Beatrix, bij <fe gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis, van 27 oktober 1997, nr. 1997/27291 (8059), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken ' Kohnstamm;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de KaOc, wet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Er IS een Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit, hierna te noemen: de Adviescommissie.

Artikel 2

De Adviescommissie heeft tot taak op basis van een evaluatie van de werking van de Wet tot behoud van cultuurbezit als mede op basis van verkenningen binnen de sector van het roerend cultureel erfgoed te komen tot een aanbeveling over mogelijke bijstellingen van de Wet tot behoud van cultuurbezit.

Artikel 3

1. De Adviescommissie streeft ernaar haar eindrapport voor 1 juli 1998 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit te brengen.

2. Na het uitbrengen van haar eindrapport is de Adviescommissie opgeheven.

Artikel 4

De archiefbescneiden van de Adviescommissie worden na opheffing van de Adviescommissie of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van de Directie Cultureel Erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordfgeplaatst en vervalt met ingang van 1 september 1998.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal woraen geplaatst.

's-Gravenhage, 30 oktober 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm

Uitgegeven de achttiende november 1997

De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

5763562 'SSN 0920 ■ 2064 Sdu Uitgevers

i-Gravennaae 1997 Staatsblad 1997 519 2

NOTA VAN TOELICHTING

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges wordt door middel van het onderhavige besluit de Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit ingesteld.

Deze adviescommissie heeft tot taak eenmalig advies uit te brengen over mogelijke bijstellingen van de Wet tot behoud van cultuurbezit.

In het algemeen overleg dat de eerste ondergetekende op 12 december 1996 heeft gevoerd met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het onderdeel cultuurbehoud uit de Cultuurnota 1997-2000 IS ook de werking van de Wet tot behoud van cultuurbezit ter sprake gekomen (Kamerstukken II 1996/97, 25 013, nr. 11). Met name is aanoacht besteed aan het beschikbare financiële kader als onderdeel van het regime van de Wet tot behoud van cultuurbezit. Ook is de vraag gesteld of de lijst van beschermde voorwerpen nog wel evenwichtig is.

Meoe naar aanleiding van dat overleg heeft de eerste ondergetekende besloten om te onderzoeken of de Wet tot behoud van cultuurbezit wellicht aanpassingen behoeft.

De ervaring leert dat de introductie van regelingen ter bescherming van roerend cultureel erfgoed in Nederland altijd gepaard gaat met heftige discussie tussen de kunsthandel, de musea en de overheid. Om die reden heeft de eerste ondergetekende ervoor gekozen niet zelf dat onderzoek te doen. Besloten is eerst door een onafhankelijke commissie advies te laten uitbrengen over mogelijke aanpassingen van het huidige wettelijke systeem. Dat advies moet gebaseerd zijn op een door de com missie uit te voeren evaluatie van die wet.

Normaliter zou een dergelijke taak in h^,.,den gelegd worden van de Raad voor cultuur die ingevolge de Wet op het specifiek cultuurbeleid tot taak heeft te adviseren over het cultuurbeleid van het Rijk. In het kader van de uitvoering van de Wet tot behoud van cultuurbezit heeft de Raad voor cultuur een aantal adviserende taken. Een onderzoek naar de werking van de wet met als uitkomst mogelijke aanpassingen impliceert dus ook een onderzoek naar de wijze waarop de Raad voor cultuur haar taken behartigt. Daaruit kunnen weer voorstellen voortvloeien over de positie van de Raad voor cultuur in dit wettelijk systeem. Om te voorkomen dat de Raad voor cultuur mede over zichzelf zou moeten oordelen is de evaluatie en advisering dus niet aan de Raad toebedeeld maar aan de onderhavige adviescommissie.

Uiteraard zal de Raad voor cultuur in een volgend stadium in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen over het regenngs- standount dat zal worden ingenomen naar aanleiding van het advies van de onderhavige commissie.

De adviestaak van de commissie is naar zijn aard eenmalig en tijdelijk.

Het bestaan van de commissie is dan ook beperkt tot het tijdstip waarop ZIJ haar eindrapport heeft uitgebracht. Volgens de huidige planning zal dat uiterlijk 1 juli 1998 gebeuren. Om te voorkomen dat een geringe

overschrijding van deze planning tot een verlenging van het instellings- besluit van de commissie zou moeten leiden, is ervoor gekozen het besluit zelf per 1 september 1998 te laten vervallen.

De commissie zal allereerst een analyse maken van de wijze waarop de Wet tot behoud van cultuurbezit op dit moment functioneert. Daarbij zal antwoord worden gegeven op de vraag of de doelstellingen van de wet woroen bereikt en op de vraag of het instrumentarium doeltreffend en

efficiënt is. Vervolgens zal de commissie op basis van haar bevindingen aanbevelingen over het wettelijke systeem moeten doen.

Met inachtneming van de Kaderwet adviescolleges regelt de commissie haar werkzaamheden overigens naar eigen inzicht. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris (en de aan deze secretaris toegevoegde medewerkers). De commissie kan de secretaris en diens medewerkers onoer meer met de uitwerking van bepaalde evaluatievragen belasten.

De benoeming van de leden van de adviescommissie zal op basis van artikel 6, derde lid, van de Kaaerwet adviescolleges plaats vinden door de eerste ondertekenaar. Bi| dat benoemmgenbesluit zal tevens de secretaris van de commissie worden benoemd. Eveneens zal daarbij -met inacht- neming van hetVergoedingenbesluit adviescolleges - het bedrag worden vastgesteld dat de leden van de commissie per vergadering als

vergoeding ontvangen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm

Staatsblad 1997 519 4

Staatsblad

van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

524

Besluit van 24 augustus 1998 ter verlenging van het Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, van 20 augustus 1998, nr. 1998/33949 (8074), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dr. A. Peper;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit’ wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

1. De Adviescommissie streeft ernaar haar eindrapport voor 1 januari 1999 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit te brengen.

B

In artikel 5 wordt het zinsdeel «en vervalt met ingang van 1 september 1998» vervangen door: en vervalt met ingang van 1 maart 1999

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Staatsblad 1998 524 1

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van ' stb. 1997,519. toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 augustus 1998

Beatrix De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper

Uitgegeven de zevenentwintigste augustus 1998 De Minister van Justitie, A. H. Korthals

STB4461 ISSN 0920 2064 Sdu Uilgevers

's Gfavenhage 1998 Staatsblad 1998 524 2

NOTA VAN TOELICmiNG

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges is door middel van het Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit de - gelijknamige Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit ingesteld. Deze adviescommissie, die onder leiding staat van prof. mr. I. C. van der Vlies, heeft tot taak eenmalig advies uit te brengen over mogelijke bijstellingen van de Wet tot behoud van cultuurbezit.

De adviestaak van de commissie is naar zijn aard dus tijdelijk. Het bestaan van de commissie dient dan ook beperkt te zijn tot het tijdstip waarop zij haar eindrapport heeft uitgebracht. Volgens de aanvankelijke planning zou de commissie haar eindrapport uiterlijk 1 juli 1998 uitbrengen. Om te voorkomen dat een geringe overschrijding van die planning tot een verlenging van het instellingsbesluit van de commissie zou moeten leiden, was ervoor gekozen het Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit zelf per 1 september 1998 te laten vervallen.

Inmiddels is gebleken dat de commissie meer tijd nodig heeft om tot een degelijk advies te kunnen komen. De commissie heeft met name extra tijd gevraagd om in het najaar 1998 een symposium te kunnen organi- seren. Zo'n symposium moet dienen om de meningen van een groot aantal belanghebbenden bij de Wet tot behoud van cultuurbezit te kunnen polsen. De commissie acht het voor het draagvlak van een uit te brengen advies van groot belang dat zij daarbij de verschillende in Nederland levende standpunten over die wet kan betrekken.

Aangezien wij het belang van zo'n symposium in dit geval onder- schrijven, is besloten de streefdatum war-op de commissie haar advies zou moeten uitbrengen te wijzigen van 1 juli 1998 in 1 januari 1999 (artikel I, onderdeel A).

Om te voorkomen dat een geringe overschrijding van deze nieuwe planning (wederom) tot een verlenging van het instellingsbesluit van de commissie zou moeten leiden, is ervoor gekozen het besluit zelf per 1 maart 1999 te laten vervallen (artikel I, onderdeel B).

Omdat het oorspronkelijke besluit 1 september 1998 als expiratiedatum kent, is ervoor gezorgd dat dit wijzigingsbesluit vóór die datum in werking is getreden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper

Staatsblad 1998 524 3

3