• No results found

De Raad voor Cultuur stelt in zijn advies van 23 april 1998 dat de toetsingscriteria zowel inhoudelijk als procedureel goed te hanteren zijn. Wetenschappelijke, historische en kunsthistorische elementen zijn in de criteria voldoende gewaarborgd. Voorts is de Raad van mening dat de criteria goed op elkaar aansluiten, waardoor niet te veel zaken tussen wal en schip lijken te vallen.

In zijn advies van 23 april 1998 meldt de Raad de volgende

uitzonderingen: de bescherming van ensembles en de scheidslijn tussen onroerende en roerende zaken. Voorts stelt de Raad voor Cultuur voor als criterium ’de presentatiewaarde’ toe te voegen. Hiermee wordt bedoeld dat het werk al geruime tijd getoond wordt in tijdelijke

opstellingen. De Raad geeft in overweging om het begrip symboolwaarde uit te breiden door de mate waarin een voorwerp een openbaar leven leidt toe te voegen aan dit criterium.

De Raad voor Cultuur wijst tot slot in zijn advies van 23 april 1998 en van 7 juli 1998 op de noodzaak van een discussie over de bescherming van andere dan de meer traditionele voorwerpen, zoals historische transportmiddelen en het industrieel erfgoed. De Raad is van mening dat de toetsingscriteria, zoals neergelegd in het Besluit behoud

cultuurbezit, zich niet goed lenen voor een oordeel over bescherming van dit soort voorwerpen.

De Adviescommissie heeft geen reden om te tornen aan de mening van de Raad voor Cultuur dat de toetsingscriteria in het algemeen goed te hanteren zijn en op vermelde uitzonderingen na niet voor verandering in aanmerking komen. Op de problematiek van ensembles is reeds elders ingegaan. Op de andere hievoor vermelde adviezen van de Raad wordt hierna ingegaan.

• De criteria als wezenlijk onderdeel van de wet

Uit de considerans van de wet en uit de wetsgeschiedenis blijkt het doel van de wet, namelijk het verhinderen dat voorwerpen van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis voor Nederland verloren gaan. De wet zou op slechts een zeer beperkt aantal voorwerpen van toepassing moeten zijn. In de wet zelf is echter deze beperkte reikwijdte niet terug te vinden. De criteria voor plaatsing die aan deze beperking invulling geven, zijn niet in de wet maar in een algemene maatregel van bestuur opgenomen Aangezien de criteria een wezenlijk onderdeel vormen van de door de wetgever beoogde beperkte omvang van de wet, verdient het aanbeveling deze op hetzelfde niveau, dus in de wet zelf neer te leggen. Een alternatief kan zijn om de criteria ’onvervangbaar en onmisbaar’ in de wet op te nemen, gecombineerd met een wettelijke basis voor nadere

uitwerking van die criteria in het Besluit behoud cultuurbezit.

• De presentatiewaarde

De Adviescommissie ziet geen reden om de presentatiewaarde als afzonderlijk criterium voor plaatsing toe te voegen. Het belang van de mate waarin het voorwerp een openbaar leven leidt en daardoor als het ware tot het publiek domein is gaan behoren, komt volgens de Adviescommissie voldoende tot uitdrukking in het criterium van de symboolwaarde.

• De artistieke waarde

De artistieke waarde is in het Besluit behoud cultuurbezit niet als afzonderlijk criterium voor de toetsing van de onmisbaarheid van een voorwerp opgenomen. Bij de totstandkoming van de wet is dit in negatieve zin gemotiveerd; de artistieke waarde was niet

doorslaggevend voor bescherming.Dat de artistieke waarde niet van belang is, spreekt voor zich voor wetenschappelijk materiaal. De Adviescommissie is echter van mening dat bij bepaalde voorwerpen de artistieke waarde van een voorwerp en/of verzameling wel meegeteld kan worden als complementair criterium op de reeds bestaande criteria van ijkwaarde, symboolwaarde en schakelfunctie.

Voor de bescherming van het schilderij Bar aux Folies Bergères van Manet zou de overheid bijvoorbeeld bij plaatsing sterker gestaan hebben indien de artistieke waarde van het schilderij in de redengeving tot plaatsing kon worden meegenomen. Voorts is het meewegen van de artistieke waarde ook een extra waarborg dat bescherming van kunstvoorwerpen in het kader van de WBC zich beperkt tot kunst van kwaliteit.

• Historische transportmiddelen en industrieel erfgoed

De Adviescommissie acht het - kennelijk in tegenstelling tot de Raad voor Cultuur - wel degelijk mogelijk dat andere categorieën van objecten dan de meer traditionele voorwerpen, zoals historische transportmiddelen en het roerend industrieel erfgoed, ook voor bescherming in het kader van de WBC in aanmerking kunnen komen.

d. Periodieke actualisatie van de lijst

Het merendeel van de beschermde voorwerpen is geplaatst vlak na de totstandkoming van de wet. De Adviescommissie constateert dat juist bij die voorwerpen nog al wat redengevingen van plaatsing achterhaald zijn of onvoldoende systematisch zijn geformuleerd. In sommige gevallen bevatten die redengevingen zelfs slordigheden. Het is de

Adviescommissie opgevallen dat de redengevingen van plaatsing van recente jaren vollediger zijn en systematischer zijn gefomuleerd.

Het is evident dat door veranderde cultuurhistorische inzichten en of veranderingen in de collectie Nederland op de WBC-lijst redengevingen voor plaatsing aan actualiteitswaarde inboeten. De Adviescommissie pleit er dan ook voor dat de lijst eenmaal per tien jaar aan een

onderzoek wordt onderworpen, waarbij de nadruk wordt gelegd op het up-to- date maken van de redengevingen tot plaatsing. Bij een

herziening van de redengeving voor bescherming valt niet uit te sluiten dat er aanleiding is om een voorwerp van de lijst te schrappen.

Bijvoorbeeld door verwerving van de Staat van een ander vergelijkbaar voorwerp in dezelfde staat is een reden tot plaatsing van een voorwerp als het enige authentieke stuk in Nederland achterhaald. Dit kan leiden tot schrapping van dat voorwerp van de lijst. Ook is het mogelijk dat omtrent de status of authenticiteit in de loop der jaren twijfels zijn gerezen, die hebben geleid tot een wetenschappelijk algemeen geaccepteerd gewijzigd inzicht.

Het onderzoek kan volgens de Adviescommissie worden uitgevoerd door de bestaande Commissie Wet Behoud Cultuurbezit van de Raad voor Cultuur. De nodige expertise is in deze commissie aanwezig, of kan door deze commissie worden ingeschakeld.

^"z/e Memorie van Toelichting pag. 9

De Adviescommissie is zich ervan bewust dat het wijzigen van

redengevingen tot plaatsing gebeurt bij ministerieel besluit. Ingeval het onderzoek uitmondt in een opsomming van kleine en redactionele aanpassingen kan gedacht worden aan één gecombineerd ministerieel besluit voor meerdere voorwerpen, zijnde een bundel van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Advies

• De Adviescommissie meent dat het geen doelstelling van de WBC is, en evenmin behoort te zijn, om te streven naar een lijst die een zodanige afspiegeling vormt van het Nederlands cultuurbezit, dat de verscheidene categorieën van voorwerpen van culturele betekenis in evenredigheid zijn vertegenwoordigd.

• De Adviescommissie meent dat de procedure en criteria voor plaatsing voldoende waarborgen zijn voor een verantwoorde samenstelling van de lijst, waarbij zij de volgende kanttekeningen maakt:

- de wenselijkheid van het opnemen van de artistieke waarde van een voorwerp als aanvullend criterium voor bescherming voor de toetsing van de onmisbaarheid;

- de wenselijkheid van bescherming van andere categorieën van objecten dan die van het klassieke erfgoed;

- de noodzaak om de lijst van beschermde voorwerpen eenmaal per tien jaar te herzien, waarbij het primair gaat om het actualiseren c.q. corrigeren van de redengevingen tot plaatsing vanwege

veranderde kunst- en cultuurhistorische inzichten, dan wel vanwege veranderingen in de collectie Nederland.

4.2.4. Verval van beschermde voorwerpen door slecht onderhoud Het doel van de WBC is te voorkomen dat ’voorwerpen van bijzonder cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis teloorgaan voor het Nederlands cultuurbezit’. Het systeem van de WBC is erop gericht de vervreemding naar het buitenland te kunnen voorkomen. Echter, dit verloren gaan kan ook veroorzaakt worden door verval c.q. fysieke achteruitgang van het voorwerp. De Adviescommissie meent dan ook te moeten ingaan op de vraag of het aanbeveling verdient de werking van de wet uit te breiden zodat ook verval van beschermde voorwerpen door slecht onderhoud moet worden tegengegaan, door bijvoorbeeld

eigenaren bij wet de verplichting op te leggen om hun bezit te onderhouden.

In de eerste plaats meent de Adviescommissie dat onderzocht moeten worden of het verval of de fysieke achteruitgang van beschermde voorwerpen door slecht onderhoud in die mate voorkomt, dat met een juridisch instrument moet worden ingegrepen. Als dat zo is, dan moet dat te kiezen instrument in een evenredige verhouding staan tot het doel.

De Adviescommissie heeft kennisgenomen van eenzelfde discussie in het kader van de Monumentenwet 1988, waarbij de wetgever ervan heeft afgezien een algemene onderhoudsplicht voor een eigenaar van een monument neer te leggen in de wet. Een dergelijke verplichting zou een te vergaande inbreuk op het eigendomsrecht zijn. Wel is in het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 een onderhoudsplicht verbonden aan het krijgen van een subsidie voor restauratie van het beschermde monument. Voorts is er voor beschermde rijksmonumenten een mogelijkheid om kosten van onderhoud fiscaal aftrekbaar te maken.

Onroerende zaken zijn doorgaans onderhoudsgevoeliger dan roerende zaken vanwege weersomstandigheden en dergelijke. Toch meent de Adviescommissie voor de WBC in deze problematiek een parallel te kunnen trekken met de gevonden oplossing voor de onroerende

monumenten. Van eigenaren die een stukje nationaal erfgoed beheren, mag verwacht worden dat zij als een goed huisvader met hun bezit omgaan, in die zin dat zij al het mogelijke doen om verval en

achteruitgang van beschermde voorwerpen te voorkomen. Het is aan de Inspecteur Cultuurbezit om hiervoor de benodigde aanwijzingen te geven. De Adviescommissie is echter van mening dat een wettelijke plicht tot onderhoud van beschermde voorwerpen een te vergaande inbreuk op het eigendomsrecht betekent, indien hier geen voordelen in de vorm van subsidie voor onderhoud en restauratie c.q. fiscale

aftrekbaarheid van onderhoudskosten tegenover staan.

Advies

Vanwege een te vergaande inbreuk op het eigendomsrecht acht de Adviescommissie het maatschappeiijk niet aanvaardbaar om de doelstelling van de wet op te rekken door in de wet een plicht tot onderhoud te introduceren om iangs die weg verval en fysieke achteruitgang van beschermde voorwerpen tegen te gaan. Een

aanvaardbaar alternatief voor een onderhoudsplicht is om aan subsidie voor onderhoud en restauratie van beschermde voorwerpen

voorwaarden voor onderhoud te verbinden. Daarnaast kan gedacht worden aan de mogelijkheid van fiscale aftrekbaarheid van

onderhoudskosten van beschermde voorwerpen en verzamelingen.

4.2.5. Problemen bij aankopen

a. De procedure bij aankoop door de Staat