• No results found

De oorlog ontwrichtte in landen die actief in oorlog waren, de gehele samenleving. Omdat veel mannen aan het front moesten vechten, kregen vrouwen noodgedwongen meer zichtbare en naar buiten gerichte rollen in de samenleving te vervullen. Deze nieuwe rollen voor vrouwen werden over het algemeen niet gezien als extra rechten voor vrouwen, maar als nieuwe plichten die vrouwen dienden te vervullen, in elk geval zo lang de mannen afwezig waren. In Nederland lag dit anders gezien de neutraliteit en het feit dat mannen niet in groten getale werden opgeroepen voor de militaire dienst. De oorlog bleek voor de Nederlanders tegelijkertijd een bron van last en van kansen te zijn. Op praktisch niveau ging dit aan de ene kant op voor de voedseltekorten waar de Nederlandse bevolking net als de belegerde landen regelmatig mee kampten. Aan de andere kant was de oorlog voor een aantal Nederlanders, vooral in de grensprovincies, gelegenheid voor smokkelarij, zoals Maartje Abbenhuis beschrijft. Sommigen deden dit uit bittere noodzaak, terwijl anderen zich door de oorlog verrijkten.101 Ook voor de Nederlandse feministen had de oorlog die in het buitenland gevoerd werd consequenties. Deze zijn grofweg onder te verdelen in twee categorieën. Ten eerste in de perceptie die er onder feministen was over de gebeurtenissen in het buitenland. Ten tweede was er een verschuiving tussen verhoudingen tussen feministen en niet-feministen binnen Nederland. Waar er op sommige momenten toenadering van de ene naar de andere groep werd gezocht, bleef er in andere gevallen sprake van spot over de feministische standpunten van andere pacifisten.

Een ongemakkelijke spagaat

100 Z.a, ‘Binnen de grenzen’, Evolutie 24 (1918) 185-193 aldaar 190.

101 M. Abbenhuis, ‘Als de oorlog aan de deur klopt. De aantrekkelijkheid, gevaren en mogelijkheden van neutraliteit aan de grenzen van Nederland 1914-1918’ in: M. Kraaijestein en P. Schulten ed., Wankel evenwicht.

45

Tijdens de oorlog berichtte Evolutie regelmatig over gebeurtenissen in het buitenland, waar in vredestijd door feministen zeer verheugd op zou zijn gereageerd. Het was in deze nieuwe situatie vaak moeilijk voor de redactie van Evolutie om te bepalen of de redactie vanuit hun feministische identiteit verheugd moest reageren op nieuws, of dit nieuws vanuit hun pacifistische en antimilitaristische identiteit moest verguizen. Dit was al te zien in de reactie op het verkrijgen van Nederlandse vrouwen op het Engelse kiesrecht. In de

oorlogsverslaggeving zouden deze dilemma’s nog vaak terugkeren. Ook had de oorlog

invloed op de verhoudingen tussen Nederlanders en feministische groeperingen. Hierop waren grofweg twee reacties te zien in de oorlog. Ten eerste een parcours vol nieuwe mogelijkheden en ten tweede een aantal stekeligere reacties van mede-antimilitaristen die het desalniettemin moeilijk vonden om samen te werken met de feministische pacifisten of zelfs hun

antimilitaristische opvattingen en acties serieus te nemen.

Vóór de oorlog ging Evolutie vooral over feministische kwesties zoals kiesrecht, gelijk arbeid voor gelijk loon en juridische en financiële kwesties voor (on)getrouwde vrouwen. De identiteit van Evolutie was hiermee primair feministisch en op kiesrecht gericht. Daarnaast had Evolutie al langer een pacifistische en antimilitaristische identiteit. Tijdens de oorlog trad logischerwijs deze antimilitaristische identiteit meer op de voorgrond. Het was in het begin van de oorlog zoeken naar een nieuwe juiste verhouding tussen de kiesrechtstrijd en oorlog. Niet alle lezeressen waren het met de uiteindelijke verdeling eens. In 1915 stond er een ingezonden brief in Evolutie van een boze lezeres die haar abonnement opzegde omdat ze vond dat Evolutie nog slechts een antimilitaristisch tijdschrift geworden was en te weinig ging nog [‘meer’] over het vrouwenkiesrecht.102 Ideaal zou het voor de redactie zijn om beide

onderwerpen met elkaar te verweven. Tijdens de oorlog probeerde de redactie deze twee identiteiten (feministisch en pacifistisch) met elkaar in overeenstemming te brengen door te laten zien dat ‘het vrouwenvraagstuk’ niet geholpen werd door de oorlog. Soms kon dit op natuurlijke wijze, soms ook kwam het gekunsteld over of leken deze twee identiteiten elkaar tegen te spreken. Dit leidde soms tot een ongemakkelijke spagaat.

Voorbeelden waar het wel lukte om de oorlog te bekritiseren en tegelijkertijd de aandacht te vestigen op het vrouwenvraagstuk waren meestal stukken waarin dubbele standaarden werden blootgelegd. Zo werd er een lang artikel gewijd aan het ambt van

diacones, een protestantse liefdadigheidsverpleegster, ongeveer te vergelijken met katholieke non. Het standpunt van Evolutie in dezen was dat ziekenverpleging van ‘roeping’ een beroep

46

moest worden voor alleenstaande vrouwen en dat dit uiteraard betaald diende te zijn. Tegenstanders, echter, meenden dat ziekenverpleging een genadewerk moest blijven en dat vrouwen van nature de vastigheid, verbeeldingskracht en zelfstandigheid misten om

ziekenverzorging als beroep te doen. Op dit punt kwam Evolutie met een weerlegging waarbij de oorlog om de hoek kwam kijken en stelde dat ook mannen niet zelfstandig waren

aangezien zij ‘zich als makke schapen allemaal laten maken tot moordenaar in den

vreeschelijken’.103 Een tweede voorbeeld waar dubbele standaarden in verband met de oorlog worden blootgelegd was de mannelijke aanval op de Engelse suffragettes, met wie de

Nederlandse feministen een moeizame verhouding hadden. Aan de ene kant werden de suffragettes door Evolutie zelf neergezet en beschreven als ‘kinderachtig’ en ‘weinig verfijnd’. Aan de andere kant stipte Evolutie de hypocrisie aan van mannen die de Engelse suffragettes veroordeelden om hun vermeende gewelddadige gedrag, maar tegelijkertijd de oorlog rechtvaardigen met het motto ‘het doel heiligt de middelen:

Duitschland heeft onrecht erkend ‘bijgevolg kan het daarom (…) België gerustelijk uitmoorden, Engelse suffragettes hadden hetzelfde motto, [maar er] werd toen in de pers gesproken over ‘furies’s, ‘wilden’ en hysterische vrouwen’, waarom wordt er nu niet over hysterische mannen gesproken?104

Op andere momenten leek de oorlog juist te zorgen voor een kleinere kloof tussen beide seksen. Evolutie reageerde opgetogen en opgelucht op een artikel uit De Telegraaf van 25 september 1914 waarin de ‘heldhaftige liefde der Fransche vrouwen in oorlogstijd’ bezongen werd:

Wij vinden het héél gelukkig dat er nu eindelijk eens geconstateerd wordt, dat aan vrouwen, bij wie het gevoelselement altijd de overhand heeft, zooals men zo vaak belieft te beweren, een zekeren heldhaftigen moed en een zelfverloochenende liefde, die er haar toe brengt haar leed op te kroppen, zoolang de omstandigheden haar tot handelen dwingen, wordt toegeschreven, al betreuren we het ten zeerste, dat deze tijd de aanleiding tot ’n dergelijke appreciatie van vrouwelijke eigenschappen vormt. We voegen de hoop toe dat men straks, als de rust wat wedergekeerd, en de vrouwen die thans haar zware plichten vervullen op een wijze, die lof afdwingt haar rechten opeischen niet plots weer allemaal eigenschappen toedicht aan de vrouw om haar – buiten de aangelegenheden te laten die we zien het thans duidelijk genoeg – haar evenveel raken als hem.105

103 Ibidem.

104 Z.a., ‘Voor of tegen de oorlog?’ Evolutie 12 (1914) 90-96 aldaar 90-92. 105 Z.a., ‘In en uitvallen’, Evolutie 22 (1914) 105-112 aldaar 112.

47

Uit dit fragment blijkt aan de ene kant de blijheid dat vrouwen nu worden beoordeeld op andere merites dan voor de oorlog en aan de andere kant de teleurstelling of bijna schaamte dat deze positieve kentering kan voortkomen uit zoiets gruwelijks als de huidige oorlog. Ten slotte werd er nog de hoop aan toegevoegd dat deze positieve verandering niet puur uit wanhoop voor de oorlog was ontstaan, maar ook in rustigere tijden onthouden zou blijven. Hierover lijkt wel enige scepsis te bestaan. Dezelfde combinatie van hoop en scepsis is ook te zien na een oproep van de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad Charles Boissevain dat vrouwen zich in deze moeilijke tijden niet apart, maar samen met mannen moeten

inzetten, waarop Evolutie als volgt reageerde: ‘Het is te hopen dat, eenmaal de crisis voorbij, de heer Ch B dan ook nog meene, dat mannen en vrouwen samen hebben te beraadslagen, samen hebben te werken opdat Nederl. kunnen wijzen op een eedr. volk van broeders en zusters’.106 De scepsis van de redactie en met name van Wilhelmina Drucker valt te verklaren

uit gebeurtenissen in het verleden waarin zij zich samen met mannen inzette voor algemeen kiesrecht, waarna ze door de socialistische mannen in de steek werd gelaten zodra er een mogelijkheid kwam voor algemeen mannenkiesrecht. De mannen gaven later toe dat de vrouwen ‘bruikbaar’ waren geweest voor de zaak.

De tot nu toe genoemde voorbeelden gingen erover hoe de oorlog in het buitenland de genderverhoudingen in Nederland beïnvloedde en in sommige gevallen leidde tot een

uitgestoken hand naar de feministische pacifisten. Regelmatig stonden er echter ook berichten in Evolutie over de oorlog en feministisch geladen onderwerpen in de actief oorlogvoerende landen. De redactie van Evolutie lijkt niet goed te weten hoe ze met deze berichten om moest gaan. De houding van de redacteurs is dan ook ambivalent. De berichten over bredere

arbeidsmogelijkheden of meer waardering voor vrouwen in de samenleving zou uit feministisch perspectief op hun goedkeuring moeten kunnen rekenen, maar de redacteurs vonden het duidelijk lastig om toe te geven dat de oorlog, waar zij zo sterk op tegen waren, ook iets goeds had voortgebracht. Dit zorgde voor een tweedeling in reactie op zulke berichten. Wanneer er een al te duidelijke link lag tussen de oorlogsindustrie en de

werkgelegenheid die dit vrouwen bood, werd er negatief op gereageerd. Dit was bijvoorbeeld te zien in een kort bericht van 28 juni 1916 waarin werd gesteld dat vrouwen in Engeland werken voor het ‘Iron and Steel institute’, en dat dit betekende dat vrouwen nu actief

meewerkten aan ‘menschenmoord’.107

106 Z.a., ‘In en uitvallen’ Evolutie 22 (1914)) 79-87 aldaar 87. 107 Z.a., ‘Uit den vreemde’, Evolutie 24 (1916) 78-86 aldaar 86.

48

Andere gevallen, waar vrouwen minder direct voor de oorlogsindustrie werkten, werden minder negatief of zelfs voorzichtig positief beoordeeld. Zo werd er in het

jaaroverzicht van 1915 gesteld dat ‘de arbeiderssfeer der vrouw zich [nog immer] uitbreidt’ in de oorlogsvoerende landen.108 Er werd daarna melding gedaan van de eerste twintig

vrouwelijke wagenbestuurders in Berlijn die zich ‘naar men verneemt ook in de drukke straten op bevredigende wijze van haar nieuwe taak kwijten.’109 Ook als nachtwaaksters en politievrouwen in Engeland ‘schijnen de sterke elementen van het zwakke geslacht best te voldoen’.110 Ook repte het artikel van een school waar vrouwelijke chauffeurs konden leren

monteren en demonteren, en een groei van het aantal vrouwelijke patentaanvragen voor onder andere verstelbare krukken en een opvouwbaar veldbed.111

Meestal werden zulke berichten met heugelijk nieuws direct gevolgd door de

mededeling dat de oorlog ‘wreed en onmenschelijk’ was. Een bericht met de mededeling dat in Duitsland nu bepaald werd dat het vrouwelijke spoorwegbeambten was toegestaan om een pantalon te dragen in plaats van een rok en hen daardoor de mogelijkheid werd geboden om werkzaam te worden in een nieuwe bedrijfstak, werd onmiddellijk gevolgd door een bericht over het barbarisme en hoge dodental van de oorlog. Wel stond er enkele nummers later in het blad dat de omstandigheden van de oorlog ‘een zuiver feministische kwestie naar voren heeft gebracht’.112 Het ging erom dat vrouwen voor de oorlog automatisch het

staatsburgerschap van hun echtgenoot toegewezen kregen als zij iemand huwden van een andere nationaliteit. Door de oorlog zou hier verandering in komen. De auteur van het artikel kon niet anders stellen dan dat ‘als dit door de oorlog opgelost zou worden, dan leiden de gruwelijkheden toch nog tot “ietsje goed”’113

Spot van medestanders

Bepaalde indivdiduen die niet tot de feministische groep behoorden, zoals Charles Boissevain en de schrijver van het Telegraaf-artikel toonden tijdens de oorlog aan meer samenwerking met de feministen te verwachten, gezien beide partijen antimilitaristisch waren en zij in wezen voor hetzelfde doel streden. Niet alle antimilitaristen, echter, waren bereid tot meer

samenwerking met feministische antimilitaristen. Soms bleek uit bijdragen dat feministen

108 Z.a., ‘Jaaroverzicht’ Evolutie 24 (1916) 166-174 aldaar 166. 109 Ibidem.

110 Ibidem. 111 Ibidem.

112 Z.a., ‘Vergaderingen’, Evolutie 24 (1916) 57-64 aldaar 63. 113 Z.a., ‘Vergaderingen’, Evolutie 24 (1916) 57-64 aldaar 63.

49

door andere partijen niet serieus werden genomen. Een voorbeeld is de spotprent die

Raemaekers op 1 mei 1915 plaatste in de Telegraaf over het vrouwenvredescongres dat net had plaatsgevonden. Op deze spotprent, die een variatie is op ‘Joris en de draak’, staan drie figuren weergegeven die allemaal symbool staan voor een partij in de oorlog. De geallieerden staan afgebeeld als Sint Joris, de draak is de verpersoonlijking van het Pruissisch militarisme en de hulpeloze jonkvrouw die smekend op de grond ligt, staat voor het

vrouwenvredescongres. De tekst onder de plaat luidt: ‘Groot is den Herte, wiet kleener dien Verstande//Nam-die Mi-Jonkvrouwe, nu ’t sweert uterhande// Die Drake, hi bleve die Tiran van den Lande’.114 Raemaekers lijkt met deze prent te suggereren dat de vrouwen en het

vrouwenvredescongres de plank misslaan met het bevorderen van vrede en dat zij beter het monster van het Duitse militarisme kunnen aanpakken. Deze opvatting van Raemaekers is opvallend, aangezien hij , zoals besproken in het vorige hoofdstuk, een aanzienlijk deel van zijn tijd in de oorlog besteedde aan geld binnenhalen voor het helpen van oorlogsslachtoffers met antimilitarist Marie Berdenis van Berlekom.

Zowel voor als tijdens de oorlog, maakte Evolutie regelmatig melding van antifeministische of misogyne artikelen in dag- en weekbladen en gaf de redactie hier commentaar op. Deze artikelen van Evolutie waren over het algemeen als [weg] de meest scherpe en polemische die er in het tijdschrift stonden. Het feit dat Evolutie als zeer zelf- kritisch gold binnen de feministische beweging en voor de eigen leden, betekende niet dat de redactie kritiek van buitenstaanders over zich heen liet komen. Op het eerdergenoemde punt of de oorlog niet zou zijn uitgebroken als vrouwen kiesrecht hadden gehad, was Evolutie zelf erg kritisch. Dit weerhield de redactie er niet van het blad De Standaard die hier spottend over schreef de mantel uit te vegen. De Standaard schreef het volgende:

Laat nu wie vaak de twee tableaux beleefd heeft het eene van twee mannen, het andere van twee vrouwen die hoogstaande ruzie hadden, u zeggen wie in ’t conflict giftiger placht te zijn, het mannenpaar of de twee vrouwen. Ge kent de naam Xantippe en het antwoord zal geen oogenblik twijfelachtig zijn. Wie ’t zwakst in zelfbeheersching is, gaat in nijdigen twist, gekibbel en geharrewar, en handgemeen vanzelf ’t verst. Wie kent den vrouwennagel niet als wapen! Daarom is veler veronderstelling waarvan men uitging, alsof de vrouw bij conflict gematigder zou zijn, een pure vergissing.115

114 M. Mossink, De levensbrengsters. Over vrouwen, vrede, feminisme en politiek in Nederland 1914-1940 (Amsterdam 1995) 147.

50

De redactie van Evolutie reageerde furieus op deze vergelijking: ‘Hoe in het heeden de man nog durft debiteeren dat de vrouw bij strijd giftiger handelt dan de man, een psychisch

raadsel. Van den man valt te bewijzen dat er geen laagheid, geen sluipmoord is waartegen hij opziet om zijn vijand te verdelgen; van den vrouw kan hooguit gesupponeerd worden dat zij niet beter is dan hij, edoch te bewijzen valt niets’. Vooral de verwijzing naar Xanthippe, de (vermoedelijk) tweede vrouw van de filosoof Socrates die in de historie de naam heeft gekregen een zure, zeurderige en feeksachtige vrouw te zijn geweest, wekte de woede van de redactie op en leverde een verdediging van Xanthippe en een aanklacht aan het adres van Socrates op als een man die zijn gezin financieel niet kon onderhouden en verwaarloosde: ‘die vrouw nu schijnt af en toe ietwat onaangenaam tegen haar echtgenoot te zijn opgetreden, en zie nu nog ná drie en twintig eeuwen moet zij dienen als bewijs van den vechtlust der vrouwen. Wat een sterkte in argumentatie! Ná haar niet meer aan te halen één kijflustige vrouw!’116

Uit een reactie van Evolutie op een ander artikel van De Standaard blijkt dat het militarisme aanvallen niet hetzelfde betekende als sympathiseren met feministen, die de afgelopen jaren primair antimilitaristische boodschappen hadden uitgedragen. Uit het artikel van Evolutie blijkt dat de Standaard in het desbetreffende artikel aan de ene kant het

militarisme heeft aangevallen en heeft gesteld dat het vergroten van het aantal legermachten er toe zou leiden dat deze legermachten elkaar zouden aanvallen. Tegelijkertijd waarschuwde het blad ervoor dat dit niet hoefde te betekenen dat het wereldbeeld dat antimilitaristische feministen schetste bewaarheid hoeft te worden. Dit schrikbeeld werd door de Standaard spottend beschreven:

Ja niet waarborgt ons, dat het Feminisme, dat drijft totdat het absolute gelijkheid tusschen man en vrouw zal hebben doorgezet .(…)De oude Amazone’s zeggen ons, hoe zelfs feministische kalvarie niet ondenkbaar ware. We staan hier voor een logisch proces, dat niet tot ruste kan komen dan door ten slotte te belanden bij den

eindpaal”.117

Hier werden feministen neergezet als zeer radicaal en de verwijzing naar de Amazones suggereert dat ook (feministische) vrouwen potentieel gewelddadig zijn. In een reactie hierop vroeg de redactie van Evolutie zich af of de ‘eindpaal’ die mannen schetste inderdaad zo’n ramp was en of ‘het Feminisme in zijn burgerrechtelijke consequentie het geld beter

116 Ibidem.

51

besteedde dan aan oorlog en zijn ellende’?118 De reactie gaf erna toe dat vrouwen niet per se

beter zouden handelen dan mannen als ze alleenheerschappij hadden, maar dat het

gezamenlijk misschien wel zou gaan. Het blad eindigde met een dubieus compliment aan de heer Kuyper van de Standaard: ‘Teekenend zeker, dat dr. Kuyper, die nog zoo kort geleeden het meesterschap van den man baseerde op zijn meerdere physieke kracht, die zoo sterk mogelijk behoorde te worden ontwikkeld, thans zelf genoeg krijgt van die brute gave.’ 119

In bovengenoemde stukken van de Standaard werden feministen neergezet als kifterige en ruziezoekende vrouwen. De initiatiefneemster en hoofdredactrice van Evolutie Wilhelmina Drucker kreeg vaak te maken met met vergelijkbare stigmatiseringen. Door haar opvatting dat vrouwen altijd – ongeacht de vraag of zij getrouwd waren of kinderen hadden – economisch onafhankelijk zouden moeten zijn, werd Drucker door tijdgenoten gezien als een ‘ultrafeminist’ of ‘mannenhaatster’. Ook in veel stukken die in de historiografie over haar geschreven zijn, wordt zij gerekend tot de militante feministen. In korte schetsen komt zij vaak voor, in één adem genoemd met het andere feministische boegbeeld uit die tijd: dr. Aletta Jacobs. Ook wordt Drucker door Esmeralda Otten in een karakterschets vergeleken met de Britse suffragette Emmeline Pankhurst. De titel van het artikel – ‘De radikalski’s van de vrouwenbeweging’ zegt hierover al genoeg.120

Het beeld van een radicale feminist komt niet uit de lucht vallen. Drucker werd officieel geboren als Wilhelmina Elisabeth Lensing en heeft de naam Drucker nooit officieel gedragen, daar zij een onwettig kind was. Wel heeft zij zich altijd zo genoemd omdat zij meende dat zij hier recht op had.121 Toen haar vader stierf, erfden Drucker en haar zus Louise

in de eerste plaats een verwaarloosbaar deel, terwijl de wettige kinderen van de heer Louis Drucker zich rijk konden rekenen met hun deel van de miljoenenerfenis. Ook hier meende Drucker dat zij en haar zus ergens recht op hadden. In dit geval was dat hun deel van de