• No results found

Niet alleen nationaal, maar ook internationaal bood de oorlog kansen voor het Nederlandse feminisme om zich op de kaart te zetten. Zo organiseerde onder andere Aletta Jacobs en andere vooraanstaande feministen tussen 27 april en 1 mei 1915 een vrouwenvredescongres in de dierentuin in Den Haag. Dit congres werd in iets meer dan twee maanden georganiseerd en werd bezocht door meer dan 1136 vrouwen uit twaalf verschillende landen waaronder

Oostenrijk, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Hongarije, Italië, Noorwegen, Zwitserland, de Verenigde Staten en uiteraard Nederland zelf. Niet alle feministen uit

oorlogvoerende landen waren te spreken over een vredescongres midden in de oorlog. Onder andere de Engelse feministe Fawcett en de Duitse Gertrud Bäumer boycotten het congres en de Franse feministen lieten zelfs helemaal verstek gaan. Ook regeringen waren niet altijd over het congres te spreken, waardoor veel minder Engelse vrouwen het congres uiteindelijk konden bezoeken dan zij van plan waren geweest.126 Het doel van het congres was tot een

twintigtal resoluties over oorlog en vrede komen en deze aan de buitenwereld presenteren. Na het congres werden deze resoluties dan ook door een aantal afgevaardigden waaronder Jacobs gepresenteerd aan regeringsleiders van een groot aantal landen.

Het was geen toeval dat het congres juist in Nederland plaatsvond. Al in juli 1914 stuurde de International Women Suffrage Alliance (IWSA) een telegram naar koningin Wilhelmina waarin werd gesteld dat ‘uwe Majesteit die het land regeert, waar het Centrum der Vredesbeweging is’ en dat Nederland de uitgelezen plek was om maatregelen te nemen om de oorlog te voorkomen. Tegelijkertijd stuurde de IWSA een brief aan Jacobs waarin werd

125 Ik heb hier geen sluitend bewijs voor, maar acht het waarschijnlijk dat Drucker de artikelen waarin zij polemisch reageert op een artikel van een ander medium, toestuurde naar desbetreffende persoon of dat deze persoon het stuk op een andere manier onder ogen kreeg. Op deze manier kregen de meest polemische stukken dus het grootste publiek buiten feministische kringen, waardoor het vooroordeel van Drucker als zeer radicaal onder tijdgenoten vergoot werd.

54

gevraagd om onderhoud met de koningin, waar de laatste volgens Bosch niet erg van gediend was. Nederland werd hierbij dus duidelijk gezien als gidsland wat betreft vrede. Ook stelt Bosch dat Jacobs het congres zo snel en goed heeft weten te organiseren door de contacten en het netwerk die zij had via het IWSA. Voor Jacobs en andere Nederlandse feministen

persoonlijk betekende de oorlogstijd dus een mogelijkheid om hun netwerk verder uit te breiden en te laten zien wat zij organisatorisch waard waren.

Vanaf het begin van de voorbereidingen van het congres was één van de grootste twistpunten onder de organisatoren de plaats die het vrouwenkiesrecht moest hebben op het congres. Uiteindelijk kwam het vrouwenkiesrecht in negen van de twintig resoluties aan bod. Door feministen als Lizzy van Dorp, die vonden dat dit onderwerp niet thuishoorde op een vredescongres, werd de organisatie beschuldigd van slinkse propaganda voor het

vrouwenkiesrecht in plaats van echt idealisme. Bosch stelt echter dat de beschuldiging ‘slinks’ hiervoor niet geldt omdat de resoluties open en bloot stellen waar het om draait.127 Ook

Evolutie worstelde met de vraag welke rol het vrouwenkiesrecht zou moeten spelen op dit

congres en gaf hier geen eenduidig antwoord op. Drucker was niet direct verbonden met de organisatie van het congres, en berichtte in Evolutie met een welwillende doch kritische blik over het congres. Evolutie schreef dan ook vanuit een zekere afstand over het congres, maar stond er in principe sympathiek tegenover. Naarmate het congres vorderde, was het blad steeds meer van mening dat het kiesrecht een kleine of zelfs geen rol zou moeten spelen, maar dat het congres zich puur op vrede zou moeten richten. Op 10 maart bij een eerste

voorbespreking over het congres werd er nog stellig beweerd dat het vanzelf sprak dat vrouwen zich op dit congres zeer nadrukkelijk uitspraken over vrouwenkiesrecht en dat er nooit eerder sprake kon zijn van volksvertegenwoordiging dan wanneer mannen en vrouwen daartoe onder gelijke voorwaarden gekozen konden worden en ‘de meening van het volk ook inhoudt de meening der vrouwen’.128 Later in hetzelfde artikel werd deze opvatting echter al

ernstig afgezwakt door de volgende ietwat verwarrende stelling:

Wij zullen de laatsten zijn om niet volmondig te erkennen dat op dit congres van vrouwen, vredesvrouwen, die alle middelen, welke kans geven tot een voortschrijden in de richting van den wereldvrede, de eisch om Vrouwenkiesrecht mag neen moet worden gehoord, maar dit congres geboren uit den nood der tijden, evenals zovele organisaties, bonden, verenigingen en acties, diene de Vredesbeweging in de éérste plaats door een krachtig vooropgezet protest tegen den oorlog (…).129

127 Ibidem, 548.

128 Z.a., ‘Het internationaal congres van vrouwen’, Evolutie 23 (1915) 193-200 aldaar 197. 129 Ibidem.

55

De bewering dat het vrouwenkiesrecht genoemd moet worden op het congres, werd in de zin erna teniet gedaan. Hierin werd gesteld dat ‘elk middel dat tot bovenstaande kan leiden [vrede, LdAT] hebben (sic) onze sympathie, ook al zou het geheel afgescheiden van

vrouwenkiesrecht beproefd worden.130 In latere nabesprekingen van het congres werd door de redactie volledig van het eerste standpunt afgeweken en werd er geklaagd over vrouwen die bijvoorbeeld het podium gebruikten om de vereniging voor vrouwenkiesrecht te promoten: ‘‘Ons hinderlijk het af en toe ongemotiveerd, onbehoorlijk, onrechtmatig naar voren schuiven van vrouwenkiesrecht. (…)Totaal vergeten scheen op dat oogenblik doel en opzet van het Congres dat niet was ingeluid als te zijn een vrouwenkiesrecht-congres’.131 Ook werd er geklaagd dat er op het congres teveel de idee heerste dat er geen oorlog zou zijn geweest als vrouwen wel hadden mogen stemmen. Volgens de makers van Evolutie was dit bespottelijk en veel te kort door de bocht. In die laatste opvatting waren zij vrij consequent. Voor de verschillende opvattingen betreft de rol die vrouwenkiesrecht zou moeten spelen kunnen twee verklaringen gegeven worden. Een mogelijke verklaring is een bijgesteld beeld van de

redactie na een bezoek aan het congres.Een andere verklaring kan echter in een groter geheel dan alleen het congres geplaatst worden. In deze verklaring is de kwestie hoe de klassiek- feministische kwesties zich zouden moeten verhouden tot de pacifistische opvattingen in een wereldoorlog zo ingewikkeld dat er geen eenduidig antwoord op te geven is.

Ondanks de kritische kanttekeningen over de aard van vrouwen die niet per se beter was dan de aard van mannen en het ongeloof dat de oorlog voorkomen had kunnen worden als vrouwen stemrecht zouden hebben gehad, was de redactie van Evolutie toch zeer positief over het congres. Van tevoren waren er speculaties van andere tijdschriften wat er zou

gebeuren als het congres in een kritische fase van de oorlog zou blijken te vallen. Pessimisten schreven dat het vast één dag goed zou gaan, er na twee dagen ruzie zou komen en de

deelnemers na drie dagen gebrouilleerd naar huis terug zouden keren. De redactie van

Evolutie had hier echter meer vertrouwen in:

Waar de intellectuels onder de mannen in één der oorlogvoerende landen zich erover hebben uitgelaten dat samenwerking – zelfs op wetenschappelijk gebied – met de zonen der thans met hen in oorlog zijnde naties niet meer mogelijk zal zijn voor dit geslacht (…) is het dubbel en dwars toe te juichen dat de vrouwen zullen gaan toonen, de Belgische en de Duitsche, de Engelsche en de Oostenrijksche, de Amerikaansche en de Nederlandsche dat ze elkaar tegemoet willen treden als menschen. (…) Daarom

130 Ibidem.

56

vooral juichen wij dit congres toe en hopen dat het warmen steun en medewerking zal vinden van álle vrouwen die zich mensch voelen in de eerste plaats.132

Uit dit citaat blijkt toch een zekere trots dat vrouwen erin geslaagd waren om dit congres succesvol te organiseren, waar er door mannen zoveel gevochten werd. Waar echter andere bronnen de vrouw ophemelden, stelde de redactie van Evolutie dat als mannen oorlog voelen, vrouwen zich ‘mens’ moeten gaan voelen. Dit laatste was een meer gehoorde uitdrukking van Drucker. Met ‘mens zijn’ bedoelde zij de vrijheid en de plicht tot ontplooiing en

beschaving.133

‘Vrouwelijk’ pacifisme

In de verschillende discussies over ‘het gender van pacifisme’ is de discussies die er door feministen naar aanleiding van het vrouwenvredescongres werd gevoerd de meeste expliciete. Deze discussie was echter ook ingewikkeld, aangezien de voordelen van de oorlog lastig in dit discours pasten en de redactie van Evolutie soms leek te moeten kiezen wat zwaarder woog in hun oordeel: volksaard of gender. In dit licht is het opvallend dat vooral Engelse en Duitse

feministen werden aangevallen, maar Duitsland in zijn geheel op zijn serviele en

militaristische volksaard werd afgerekend. Voor de nuance van Duitse pacifistische

feministen leek geen ruimte in Evolutie te zijn. De redactie schreef bijvoorbeeld niet over het feit de Duitse feministen met 28 bezoekers de grootste niet-Nederlandse delegatie op het congres waren.

Onderliggend aan de opvatting dat de vrouwenkiesrechtkwestie thuishoorde op een vredescongres is de idee dat vrouwen minder gewelddadig zijn dan mannen of zelfs dat de oorlog voorkomen zou zijn als vrouwen kiesrecht hadden gehad. Dit is een opvatting die zowel terugkwam in het feminisme van rond de Eerste Wereldoorlog als in feministische geschiedschrijving van de jaren zeventig en tachtig. Mossink onderscheidt rond de Eerste Wereldoorlog drie discoursen over de relatie tussen gender en oorlog en vrede.134 Het eerste discours ging ervan uit dat er oorlogen waren door schuld van de gehele mensheid, mannen én vrouwen. Men ging er binnen deze stroming vanuit dat vrede alleen mogelijk zou zijn als mensen ‘van binnen veranderen’ want ‘eenheid en vrede moeten worden gemaakt in ieders

132 Z.a., ‘De vrouw, het vrouwenkiesrecht en de vredesbeweging (Vervolg)’, Evolutie 22 (1915) 201-208 aldaar 205.

133 Ibidem.

57

eigen hart en huis’.135 Volgens Elisabeth van Wijngaarden, die deze stroming aanhing, waren

vrouwenkiesrecht en vrede niet direct met elkaar verbonden en dienden ze dus ook niet per se samen gepredikt te worden. Volgens het tweede discours, onder andere aangehangen door Aletta Jacobs, waren oorlog, massale vernietiging en grootschalige verkrachting het toppunt van het ongelijk van de ‘mannenwereld’. De veel vreedzamere vrouwen zouden een eind kunnen maken aan deze wereld door hun politieke rechten op te eisen en hun aandeel in het besturen van de wereld af te dwingen. Het derde discours stelde ook dat vrouwen moesten streven naar kiesrecht. In tegenstelling tot de vorige visie was dit echter vooral om iets te komen ‘brengen’ in plaats van om iets te komen ‘halen’; de aanpak van deze stroming was qua toon veel minder militant dan die van Jacobs en de haren, en sprak liever niet van een machtsovername. Eén van de medestanders van deze stroming was Clara Wichmann. Zij noemde zich ‘ethisch feministisch’. Het ethisch feminisme zoals uitgedragen door Wichmann geloofde dat vrouwen andere kernkwaliteiten hadden dan mannen, waaronder een sterker ontwikkelde intuïtie. Wichmann en medestanders geloofden dat vrede een ‘levensinzicht’ was dat door de vrouwelijke invloed moest worden geboden in onderwijs en opvoeding.136

In de visie van Jacobs en Wichmann was vrouwelijkheid dus onlosmakelijk verbonden met (meer) vredelievendheid. Hiernaast werd ook veel gewag gemaakt van de verbondenheid tussen moederschap, vrouwelijkheid en vredelievendheid. Omdat vanzelfsprekend niet alle vrouwen moeders waren werd de vraag wat het betekende om moeder te zijn opgerekt zodat ook vrouwen zonder kinderen ‘moeder’ konden zijn. De vraag of vrouwelijkheid en

vredelievendheid onlosmakelijk verbonden waren, bleef echter lange tijd een precair

onderwerp binnen verschillende feministische organisaties. Deze vraag werd nog prangender doordat de vraag of de vrouwenkiesrechtkwestie meegenomen moest worden in de

vrouwenvredesbeweging hier direct invloed op had. In maart en april 1915 verscheen er een driedelig artikel in Evolutie getiteld ‘De vrouw, het vrouwenkiesrecht en de

vredesbeweging’.137 Dit artikel was een samenvatting van een lezing van mevrouw dr. E.

Timmer voor de afdeling Delft van de Bond voor Vrouwenkiesrecht. De driehoek van de begrippen van ‘de vrouw’, ‘het vrouwenkiesrecht’ en ‘de vredesbeweging’ speelden, zoals ook uit de analyse van Mossink bleek, een belangrijke rol in veel feministische groeperingen die rond de Eerste Wereldoorlog actief waren. Er zaten verschillende vragen in verborgen over de ‘aard’ van de vrouw, het al dan niet bestaan van een correlatie tussen

135Ibidem, 70.

136 Ibidem.

58

vrouwenkiesrecht en blijvende vrede en de ‘schuld’ van de oorlog. Er was in die tijd een sterke lobby onder feministische vrouwen, onder wie Aletta Jacobs, die geloofden dat de oorzaak van oorlog alleen bij mannen lag of zelfs dat de oorlog helemaal niet zou zijn uitgebroken als vrouwen het recht hadden gehad om te stemmen. Drucker is haar hele leven kritisch geweest op deze opvattingen en dat is duidelijk te zien in de opinies en artikelen die de revue passeren in Evolutie. Deze verschilden subtiel van elkaar, maar weigerden allen om de vrouw te bewieroken en ‘de man’ louter slechte eigenschappen toe te kennen.

In het eerste artikel na het uitbreken van de oorlog werd expliciet benoemd dat álle mannen én vrouwen medeschuldig zijn die de oorlog verklaard hebben en werd er melding gemaakt van het soort schuld dat vrouwen zouden dragen: ‘medeschuldig de vrouwen die maar immer en immer gebaard hebben ten profijte van den Moloch, terwijl zij konden weten dat de dag zou komen waarop zij zouden krijten: “zalig die buiken die niet hebben gedragen, de borsten die niet hebben gezoogd.”’138 Ook in andere artikelen werd de eventuele schuld van de vrouw in de huiselijke sfeer gezocht. Dit kan ook haast niet anders gezien de hoofdschuldigen volgens de heersende opinie van Evolutie vooral keizers, koningen en diplomaten waren en dit zelden vrouwen waren. Er werd gesteld dat de keuze om vrouwen de macht te ontzeggen gelegitimeerd werd door de opvatting dat mannen het verstand

vertegenwoordigden en vrouwen te veel hun gevoel zouden laten spreken. De makers van

Evolutie zagen echter weinig verstand in het beleid rondom de uitgebroken oorlog en dachten

dat een beetje vrouwelijk gevoel geen kwaad zou kunnen in deze situatie. Op 4 november 1914 schreef Evolutie dat in de eerste plaats mannen schuldig waren, maar dat dit niet betekende dat de vrouw ‘schuldeloos gaat’: Maar al te vaak gaat haar neiging uit naar ‘den goud-gerokten soldaat.’ Zij ook is het die haar kleine jongen soms steekt in het soldatenpakje hem tot speelgoed biedt soldaatjes en soldatengerei’.139 Vrouwen die mannen opvoeden tot

militaristen hadden dus voor een deel de verantwoordelijkheid van de oorlog , aldus de redactie van Evolutie.

In haar lezing ging Timmer van de Bond voor Vrouwenkiesrecht uitgebreid in op de vraag hoe de genderkwestie samenhing met de oorzaken van de oorlog. Ze kwam tot een genuanceerd en vrij ingewikkeld standpunt. Ze begon haar lezing met een vooruitblik op hoe journalisten en historici zullen terugkijken op de oorzaken van de oorlog. Ze stelde dat

iedereen zal inzien dat de moord op kroonprins Franz Ferdinand slechts een voorwendsel was en dat de één de schuld zal geven aan het (Duitse) imperialisme en militarisme, de ander aan

138 Z.a., ‘In het onbegrenst krankzinnigenhuis’ Evolutie 22 (1914) 73-75. 139Z.a., ‘Vergaderingen’, Evolutie 22 (1914) 121-128 aldaar 127.

59

kwade opzet van Frankrijk, Engeland en Rusland en een derde economische redenen zou geven. De echte reden volgens Kramer was echter ‘de oerneiging om zich te doen gelden door ruwe kracht’. Deze oerneiging was volgens haar veel meer bij mannen dan bij vrouwen aanwezig. Op dit punt in haar lezing haastte Kramer zich te zeggen dat ‘de vrouwenbeweging nu gelukkig haar eerste periode van overijver te boven is gekomen waarin alle voortreffelijke eigenschappen van geest en gemoed tot het monopolie van de vrouw werden verklaard en alle ondeugden tot dat van den man’ en ze voegde hieraan toe dat deze generalisaties even dom en blind waren als de vooroordelen ten koste van vrouwen. De door haar toegeschreven ‘oerneiging’ van mannen was geen puur negatieve eigenschap. Ze stelde dat deze aan de ene kant zorgde voor grotere kans op oorlog en conflict, maar aan de andere kant ook voor onmisbare eigenschappen als expansiedrift en ondernemingsgeest. De grotere

vredelievendheid kwam volgens haar voort uit een gebrek aan strijdlust. Het einde van de lezing van Kramer was minder genuanceerd dan haar begin. Ze stelde daar dat, aangezien vrouwen van nature minder ‘oerdrang’ hebben, ze eigenlijk niet voor de oorlog kunnen zijn, tenzij ze geïndoctrineerd zijn. Daarom zouden vrouwen zich voortaan ‘rekenschap moeten geven van hun aard’ en zich sterker voor vrede moeten inzetten dan voor het feminisme. Wel maakte zij het punt dat vrouwen kiesrecht zou moeten worden verleend omdat zij dan zouden kunnen beginnen aan de ‘grootsche taak die mannen tot nu toe hebben verzuimd: het stichten van een duurzamen vrede’. Het einde van de lezing van Kramer was vrij deterministisch: vrouwen kunnen niet afwijken van de eigenschappen van hun eigen sekse en moeten zich vanuit deze a priori gegeven eigenschappen inzetten voor vrede. Het begin van haar lezing was echter zeer genuanceerd en zou wanneer ‘oerdrang’ zou worden vervangen door ‘testosteron’ niet misstaan als eenentwintigste-eeuwse opvatting.

Conclusie

Het feministische vertoog tijdens Eerste Wereldoorlog werd duidelijk beïnvloed door deze oorlog. Dit kwam duidelijk naar voren in de rol van Nederland als gidsland die de

Nederlandse feministen op zich namen, een rol die meer Nederlandse publicisten voelde tijdens de oorlog. Tegen het einde van de oorlog bliezen veel publicisten volgens Tames een stuk minder hoog van de toren. Dit had ermee te maken dat neutraliteit niet langer werd gezien als superieur, maar eerder als laf. De redactie van Evolutie ging niet mee in deze tendens, maar veroordeelde de Engelse feministen aan het einde van de oorlog nog net zo hard omdat zij meegewerkt zouden hebben aan de oorlog en daarmee het vrouwenkiesrecht zouden hebben ‘verkocht’ en hun principes verloochend. In oorlogstijd berichtte Evolutie

60

bovendien met twee verschillende imagologies of beeldvormingen over buurlanden. Ten eerste de ethnotypes die zich op een land als geheel richtte: Duitsland en in beperkte mate België werden als geheel beoordeeld: Het Belgische volk werd en masse uitgemoord en was hiermee een tragisch slachtoffer en het gehele Duitse volk was serviel en militaristisch. In het geval van Engeland richtte de beeldvorming zich op de subgroep van feministen, waar sterke kritiek op was. Over het Engelse volk als geheel schreef Evolutie weinig. Zowel de Franse vrouwen als het Franse volk werd een charmante, elegante en humoristische volksgeest

toegedicht. Deze oordelen over buurlanden laten zien welke waarden Evolutie voor Nederland als gidsland hoog waardeerde door de kritiek op de buurlanden om te draaien–

vredelievendheid, nuance en humor stonden hoog in het vaandel. Daarnaast dienden