• No results found

Elk van de onderzochte Nederlandse universiteitsbibliotheken heeft anno 2011 activiteiten opgezet of gaat deze ontwikkelen met betrekking tot digitale onderzoeksdata. Deze activiteiten variëren van het zich oriënteren op de mogelijkheden voor het aanbieden van diensten aan onderzoekers tot het reeds daadwerkelijk operationeel hebben van faciliteiten voor databeheer. Dit kan verklaard worden uit het feit, dat bibliotheken zich niet op hetzelfde moment actief met onderzoeksdata zijn gaan bezig houden. Zo startte de ene bibliotheek in 2006 reeds met diensten met betrekking tot onderzoeksdata en zette de andere bibliotheek pas in 2010 dit beleidsthema op de agenda. Hoewel in 2007 in UKB- verband gezamenlijk beleid rond onderzoeksdata werd opgesteld, hebben universiteitsbibliotheken uitsluitend alleen of met een beperkt aantal andere bibliotheken activiteiten opgezet.

Voor onderzoekers en studenten is nog lang niet altijd inzichtelijk welke diensten hun biblio- theek heeft ontwikkeld en aanbiedt en welke faciliteiten zij voornemens zijn beschikbaar te stellen. Zo blijkt uit de deskresearch, dat vier van de dertien bibliotheken op hun homepagina aandacht be- steden aan onderzoeksdata, vijf bibliotheken dit doen op de homepagina van het repository, terwijl slechts één bibliotheek dit op beiden doet. Het beleid van bibliotheken met betrekking tot onder- zoeksdata is veel beter te achterhalen. Negen van de dertien bibliotheken stellen het eigen meerja- renbeleidsplan beschikbaar via de website. De deskresearch is een momentopname. Op basis van de inhoud van de beleidsplannen valt te constateren dat elke bibliotheek vaste activiteiten met betrek- king tot databeheer heeft opgezet of nog gaat ontwikkelen. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat diensten rond onderzoeksdata binnen afzienbare tijd een prominente plek op meer homepagina’s van bibliotheken zullen krijgen.

Uit de beleidsplannen en de interviews blijkt, dat bibliotheken voor zichzelf in elke fase van het onderzoeksproces een mogelijke rol zien weggelegd. De voorkeur van bibliotheken ligt echter op het aanbieden van faciliteiten voor het opslaan van data voor de korte en middellange termijn tijdens de onderzoeksfase met name voor die disciplines, die geen eigen voorzieningen hebben of kunnen bekostigen. Een uitzondering hierop vormen de technische universiteiten, die met 3TU.Datacentrum zich ook richten op de langetermijnbewaring van datasets na afloop van het onderzoek. Voor de ove- rige bibliotheken is DANS de meest logische instantie om datasets duurzaam op te slaan. Andere veel genoemde activiteiten zijn het koppelen van datasets aan publicaties in het repository en het stimuleren van het registreren van datasets in onderzoeksinformatiesystemen.

Bibliotheken nemen in beginsel de vraag van de onderzoeker als uitgangspunt, in plaats van zelf allerlei diensten te ontwikkelen en deze vervolgens aan te bieden. Bibliotheken peilen de be-

hoeften van onderzoekers voor ondersteuning in databeheer bijvoorbeeld door het houden van sym- posia en seminars over diverse aspecten van databeheer. Ook betrekken bibliotheken hen bij een aantal pilotprojecten zoals in het kader van het SURFshareprogramma van SURFfoundation. Hier- mee kan de bibliotheek ook een bijdrage leveren aan het bewustmaken van wetenschappers van het belang van goed databeheer. Aangezien deze betrouwbare opslagfaciliteiten willen tijdens de onder- zoeksfase en controle over het gebruik van hun datasets na afloop van het onderzoek kan het invoe- ren van een datakeurmerk als het Data Seal of Approval van DANS voor het eigen repository hier- aan een belangrijke stimulerende impuls geven.

Een aantal bibliotheken acht samenwerking met andere bibliotheken op het gebied van repo- sitories, systemen voor onderzoeksdata en registratie van onderzoeksinformatie van groot belang. Geconcludeerd kan worden, dat samenwerking voor alle bibliotheken meerwaarde heeft. Dit leidt immers tot een veel efficiëntere inzet van middelen en voor meer uniformiteit en herkenbaarheid in het aanbod van diensten. Dat biedt de onderzoeker, die overstapt naar een andere universiteit, het voordeel dat dezelfde systemen gebruikt worden en geen nieuw systeem aangeleerd hoeft te worden. Die herkenbaarheid en uniformiteit kan nog vergroot worden als elke bibliotheek een dataloket in- stelt, waar wetenschappers terecht kunnen voor advisering en ondersteuning met betrekking tot on- derzoeksdata.

Verschillende universiteitsbibliotheken bieden studenten ondersteuning in het gebruik van databestanden of zijn voornemens datamanagement op te nemen in het programma voor academi- sche vaardigheden. Geconcludeerd kan worden dat het al tijdens de academische studie aanleren van vaardigheden in het gebruiken en beheren van onderzoeksdata zowel met het oog op het doen van onderzoek tijdens de studie als gericht op een mogelijke toekomstige carrière als onderzoeker van groot belang is. Daarmee worden potentiële wetenschappers al jong bewust gemaakt van de nood- zaak van goed databeheer en zal in een toekomstige functie als wetenschapper databeheer een van- zelfsprekende activiteit zijn. Eveneens zullen wetenschappers daarbij de bibliotheek als logische partner beschouwen, aangezien zij in hun studententijd door met name de universiteitsbibliotheek hierin zijn getraind.

5.4 Data librarian

Universiteitsbibliotheken onderkennen, dat het aanbieden van faciliteiten voor dataopslag en het adviseren van onderzoekers over allerlei aspecten van databeheer, verandering meebrengt in het takenpakket en de daarvoor benodigde competenties van medewerkers. Uit de beleidsplannen en interviews blijkt, dat bibliotheken nog verschillend denken over de wijze, waarop op onderzoeksdata toegespitste functies vorm en inhoud dienen te krijgen.

Een aantal bibliotheken kiest voor het aanstellen van zogeheten data librarians of functiona- rissen met soortgelijke benamingen, die zich volledig bezig houden met dienstverlening op het ge-

bied van onderzoeksdata. Andere bibliotheken kiezen voorlopig voor het uitbreiden van het taken- pakket van de bestaande informatie- en collectiespecialisten. Op landelijk niveau lijkt deze laatste optie de voorkeur te hebben, omdat in UKB-verband gewerkt wordt aan een specialisatie onder- zoeksdata binnen het UFO-profiel van de informatie- en collectiespecialist. Het feit, dat nog niet voldoende helder is hoe groot de behoefte aan ondersteuning onder wetenschappers wordt, waardoor de omvang van de dienstverlening en de daarbij behorende formatie nog niet kan worden vastge- steld, is een belangrijk argument om in eerste instantie te kiezen voor extra taken voor informatie- en collectiespecialisten.

Als bibliotheken meer en meer gaan samenwerken met wetenschappers in het primaire on- derzoeksproces en onder andere gaan participeren in virtuele onderzoeksomgevingen en collaborato- ries heeft dit ook gevolgen voor de positie van informatie- en collectiespecialisten in de organisatie. Het toepassen van het model van de embedded librarian, die werkzaam is in de directe omgeving van wetenschappers, kan in dit kader een belangrijke rol spelen. Geconcludeerd kan worden, dat ook ten aanzien van digitale onderzoeksdata het model van de embedded librarian toepasbaar is, waar- mee de embedded data librarian een feit is.