• No results found

Natuurpuntensysteem Nationaal Groenfonds

natuurwaarderingssystemen voor habitatbanking in

C. Natuurpuntensysteem Nationaal Groenfonds

De Natuurpuntenmethodiek van het PBL is door het Nationaal Groenfonds & Van Groenendael (2014) verder uitgewerkt voor toepassing voor verplichte natuurcompensatie en saldering (zie tekstkader hieronder).

Natuurpuntensysteem Nationaal Groenfonds

Het natuurpuntensysteem van het Nationaal Groenfonds is gericht op verplichte natuurcompensatie en saldering. De waarderingsgrondslag in dit natuurpuntensysteem bestaat uit drie factoren: 1) het oppervlak van de locatie, 2) de kwaliteit van dat oppervlak en 3) een waarderingsfactor.

Het resultaat van de uitwerking van onderstaande formule is dat een hoge compensatiewaarde wordt toegekend aan grote, goed verbonden gebieden, met habitats en soorten die beleidsmatig gewenst zijn, met een hoge ecologische kwaliteit en met een lange hersteltijd.

Compensatiewaarde = Oppervlakte * Kwaliteit * Waarderingsfactor Oppervlakte

Voor vaststelling van de compensatiewaarde gelden hierbij twee onderling aanvullende invalshoeken: 1. Oppervlakte natuur die verdwijnt

Dit wordt als volgt in de berekening meegenomen: elke hectare is één natuurpunt. 2. Oppervlakte natuur die wordt verstoord

De uitstralende werking van het initiatief leidt vaak tot verstoring van natuur in de omgeving. In de berekening wordt hiermee als volgt omgegaan: een toeslag van 10% van het verstoorde oppervlak als die verstoring één factor betreft (bijv. alleen geluid), 20% als er twee factoren in het geding zijn (bijv. geluid en stikstofdepositie), enzovoort.

Kwaliteit

De kwaliteit van een locatie wordt niet alleen bepaald door de ecologische kwaliteit van een habitat, maar ook door de aanwezigheid van bijzondere soorten en door de ligging van de locatie ten opzichte van andere locaties waarmee al dan niet een netwerk wordt gevormd.

Kwaliteit = Ecologische kwaliteit * Soortkwaliteit * Geografische kwaliteit 1. Ecologische kwaliteit

Betreft de compleetheid van een habitat, die in principe bepaald wordt door de actuele

soortensamenstelling. Deze wordt vergeleken met de soortensamenstelling van het habitattype wanneer dat volledig ontwikkeld is. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de Mean Species Abundance

(MSA)-index. Anders dan Ten Brink et al. (2000), die uitgaan van de natuurdoeltypen van Bal et al.

(2001), zijn Nationaal Groenfonds & Van Groenendael (2014) van mening dat bij bepaling van de compleetheid van een habitat, in het landelijk gebied veelal kan worden volstaan met het toepassen van de 17 hoofdtypen van de Index NL.112 Per type is een vaste lijst van kenmerkende soorten beschikbaar, die indiceren voor het hoofdtype en de volledigheid ervan.113 Aanwezige plantensoorten geven een goede weerspiegeling van de habitatkwaliteit. Voor ieder gebied kan eenvoudig een index van compleetheid worden bepaald naar drie klassen: Basaal, Gemiddeld en Goed. Deze gegevens zijn beschikbaar via de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) of de Landelijke Vegetatiedatabank (LVD).

2. Soortkwaliteit

Natuurgebieden die het leefgebied zijn voor beschermde soorten krijgen meer punten. Voorwaarde is dat de beschermde soort een vitale populatie vormt, c.q. zich voortplant op de betreffende locatie. De waarde van deze parameter wordt gedefinieerd met een waarde 1 voor gebieden met 0 tot 5 soorten, waarde 2 voor 5 tot 25 soorten en waarde 4 voor meer dan 25 soorten. Met de NDFF is eenvoudig vast te stellen welke aantallen beschermde soorten zijn waargenomen in het betreffende gebied en of dit voldoende is onderzocht.

112 Bron: http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1544-Index-Natuur-en-Landschap.html?i=12-47. 113 Voor de vertaling van soorteninformatie van natuurdoeltypen naar Natura 2000-habitattypen en beheertypen van de

Index NL zijn vertaaltabellen beschikbaar (Bijlsma et.al., 2014). Bij vertaling wordt uitgegaan van het stelsel (en tabellen) van de formele platengemeenschappen van Nederland (zie Schaminée et al., 1995a; 1995b; 1996 en 1998).

3. Geografische kwaliteit

Wordt bepaald door de mate waarin de locatie is verbonden met en bijdraagt aan het netwerk van andere locaties met vergelijkbare natuur. De ontwikkelingsactiviteit kan een barrièrewerking hebben en daarmee versnippering vergroten. Omgekeerd kan met natuurcompensatie de barrièrewerking worden verkleind. De geografische kwaliteit (versnippering van of verbinding met natuur) kan eenvoudig worden bepaald op basis van habitatkaarten en de afstanden tussen vergelijkbare habitats: meer of minder dan 1 km.

Waarderingsfactor

De waarderingsfactor vertegenwoordigt het belang van een habitat in (inter)nationale context. Deze zou per habitat eenmalig voor heel Nederland vastgesteld moeten worden.

Waarderingsfactor = Internationaal belang * Trend * Zeldzaamheid * Hersteltijd 1. Internationaal belang, Trend, Zeldzaamheid (ITZ-Beleidsstatus)

Habitats met een hoge beleidsmatige status op basis van de ITZ-criteria krijgen meer punten. Deze criteria vormen de basis van het Europese en Nederlandse natuurbeleid. De beleidsmatige status wordt bepaald op basis van kaarten uit door de overheid vastgestelde beleidsnota’s. Zeldzaamheid en trend (toe- of afnemend) van habitats in Nederland kunnen eenvoudig worden bepaald op basis van bestaande ecologische databestanden (SynBioSys en LVD).

2. Hersteltijd

Naarmate een habitat langere tijd nodig heeft om zich te ontwikkelen/te herstellen, krijgt deze meer punten. Hersteltijd van habitats is een ecologisch gegeven dat eenmalig kan worden bepaald op basis van vegetatiekundige successiereeksen. Deze factor kent een waarde van 1 als de hersteltijd minder dan 10 jaar bedraagt, een waarde van 2 als de hersteltijd tussen 10 en 50 jaar ligt en een waarde 4 als de hersteltijd meer dan 50 jaar bedraagt.

Een en ander leidt, in aanvulling op natuurpunten voor oppervlakte-effecten, tot onderstaande rekentabel, voor de opbouw van natuurpunten in totaliteit. De gekozen puntenschaal ligt tussen 0,5 en 2. Bij

maatwerk kan deze vervangen worden door fijnere indelingen.

Component Factor K w alit eit Ecologische kwaliteit Volledigheid soortensamenstelling Basaal 0,5 Matig 1 Goed 2 Soortkwaliteit

Aantal beschermde soorten

0-5 1

5-25 2

>25 4

Geografische kwaliteit Versnippering/verbinding

Geïsoleerd: Vergelijkbare natuur > 1 km 1 Verbonden: Vergelijkbare natuur < 1 km 2

W aa rd er ing sfa ctor

Internationaal belang Niet op EU-lijst 1

Op EU-lijst 2 Trend Toenemend 0,5 Stabiel 1 Dalend 2 Zeldzaamheid Algemeen 0,5 Gemiddeld 1 Zeldzaam 2 Hersteltijd < 10 jaar 1 10-50 jaar 2 > 50 jaar 4 Beoordeling

Het natuurpuntensysteem van het Nationaal Groenfonds & Van Groenendael (2014) is een verdere uitwerking van het PBL-natuurpuntensysteem, gericht op verplichte compensatie en saldering. Het beoogt objectivering en standaardisering, om zo discussies over compensatie te beperken. Het grote aantal beoordelingsfactoren maakt het systeem echter minder eenvoudig en transparant. Daar staat tegenover dat de berekening van natuurwaarden gebaseerd is op globale beoordelingsklassen die objectiviteit en eenduidigheid aanbrengen. De afhankelijkheid van expert-judgement is bij dit natuurpuntensysteem beperkt, hetgeen positief scoort op de criteria objectiviteit, transparantie en betaalbaarheid.

De bedoelde globale beoordelingsklassen lijken ten dele (bijvoorbeeld voor Geografische kwaliteit) arbitrair gekozen. Een wetenschappelijke onderbouwing voor de gekozen schaal en verhouding van de gebruikte waarderingsfactoren ontbreekt. Daarbij wijken de verhoudingen wezenlijk af van de

weegfactoren van de Natuurpuntenmethodiek van het PBL (Sijtsma et al., 2009).

Hoe de toekomstige kwaliteit wordt bepaald, is ook bij het systeem van het Nationaal Groenfonds vooraf niet helder gedefinieerd.

In vergelijking met het PBL-natuurpuntensysteem worden de onderlinge verschillen tussen verschillende natuurtypen, bij berekening uitgaande van het systeem van het Nationaal Groenfonds & Van Groenendael, breder uitgemeten. Dit komt doordat alle waarderingsfactoren onderling vermenigvuldigd worden, om tot een overall-waarderingsfactor te komen. Daarmee krijgt de beleidsstatus een relatief groot accent in de berekening van de natuurwaarde. Door de hiermee gevolgde berekeningssystematiek legt een

hoofdcriterium als Ecologische kwaliteit uiteindelijk minder gewicht in de schaal dan de beleidsstatus. Daarmee kiest dit systeem nadrukkelijk de gestelde overheidsdoelen voor het natuurbeleid als vertrekpunt. Evenals bij het PBL-natuurpuntensysteem wordt de toepasbaarheid beperkt door het ontbreken van een vast referentiekader voor maatschappelijke waardering van berekende natuurpunten, in punten of eenheden die meer algemene geldigheid hebben. Aangezien in de berekeningsmethodiek overheidsdoelen als uitgangspunt worden genomen, is dit natuurwaarderingssysteem minder geschikt voor toepassing in het domein van vrijwillige compensatie. Aan ontwikkeling van minder zeldzame natuurtypen en soorten, en de bijdrage die deze geeft aan de biodiversiteit op lokaal en regionaal niveau (in het kader van habitatbanking), wordt mogelijk met toepassing van het natuurpuntensysteem van het Nationaal Groenfonds & Van Groenendael onvoldoende recht gedaan. Met andere woorden: van dit systeem gaat waarschijnlijk weinig stimulans uit voor natuurinclusieve projecten en integrale gebiedsontwikkelingen. Het natuurpuntensysteem van het Nationaal Groenfonds & Van Groenendael kan wel gebruikt worden voor beoordeling van varianten in het kader van MER en MKBA. Ook kan het gebruikt worden bij aanbesteding op basis van EMVI-criteria, al is het daarvoor misschien te uitgebreid. Het

natuurpuntensysteem van het Nationaal Groenfonds & Van Groenendael (2014) is verder weer minder geschikt voor monitoring.