• No results found

Multatuli en het vertalen

In document Over Multatuli. Delen 14-15 · dbnl (pagina 39-44)

‘Dan zou ik mijn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen die ik leren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland.’

Naast de vele wetenschappelijke studies die in Uw tijdschrift verschijnen, veroorloof ik me een zuiver onwetenschappelijke, impressionistische en misschien niet veel ter zake doende ontboezeming te plaatsen - een praatje van een vertaalster die weliswaar allerlei Nederlandse schrijvers vertaalde, maar nooit Multatuli, daarom kan haar praatje onbevooroordeeld zijn.

Laten we ons eerst oppervlakkig bezighouden met de vraag, waarom een boek wél en het ander juist niet vertaald wordt.

Naast vele sympathieke en minder aangename eigenschappen hebben Nederlanders een eigenaardig karaktertrekje - ze kankeren graag en veel; het hoeft geen

onsympathieke eigenschap te zijn, eerder lijkt het me een aangeboren gave, naast de talenknobbel hebben ze ook een kankerknobbel of klaag-knobbel, dat is nu eenmaal zo. Een ding waarover ze gegarandeerd klagen is de beperktheid van hun taalgebied. De Nederlanders gaan onder een complex gebukt, dat hun taal alleen (!) door pakweg twintig miljoen mensen gesproken wordt en dat de litteratuur van zo'n gemeenschap nooit wereldroem zou behalen. In het beruchte nummer van De Gids (1981, 2/3), gewijd aan de vraag, of de Nederlandse roman behoefte heeft aan meer straatrumoer, werd ook meermalen gewezen op de kleine draagwijdte van de Nederlandse letteren: waarom onverstaanbare keelklanken uit te stoten over een wereldprobleem als toch niemand het hoort of leest? In hetzelfde nummer werd echter meermalen gezegd, dat bijvoorbeeld Skandinavische schrijvers, Finnen of Tsjechen zulke problemen helemaal niet kennen, ze schrijven in hun moedertaal en basta - en als een schrijver niet wereldberoemd wordt, zoeke hij de schuld of beter de oorzaak bij zichzelf en niet bij zijn kleine taalgebied.

Ik geloof dat het juist is. Als een boek werkelijk iets te zeggen heeft, vindt het zijn lezers waar dan ook en blijft zeker niet onopgemerkt. Aangezien ik zelf geboren en getogen ben in een klein land (wat oppervlakte betreft groter dan Nederland, wat taalgebied betreft kleiner, want het Tsjechisch wordt door tien miljoen en het Slowaaks door vijf miljoen mensen gesproken) stel ik me eigenlijk ook haast van kindsbeen af de vraag of mijn taal ergens over de grens verstaan wordt en ik moet, net zoals Nederlanders, zeggen dat het bitter weinig voorkomt. Maar toch moet men in die taal schrijven, in die taal vertalen en uit die taal vertalen.

38

Door de eeuwen heen zijn belangrijke boeken in het Tsjechisch vertaald vanuit ‘grote’ en vanuit ‘kleine’ talen. Ik vind het een vorm van achting voor het eigen land als men in de landstaal belangrijke boeken vertaalt. Reeds in 1519 is bijvoorbeeld Enchiridion militis christiani van Erasmus in het Tsjechisch vertaald, zijn Laus stultitiae bestaat in Tsjechische vertaling (handschrift) van 1513; tot mijn schande moet ik bekennen dat ik niet weet of die geschriften zo vroeg al in het Nederlands vertaald werden. Natuurlijk, geschoolde mensen konden ze in het oorspronkelijk in het Grieks of Latijn lezen, maar de anderen dan? Dat is dus het vertalen uit een ‘wereldtaal’, nu over het vertalen uit het Nederlands:

Soms vraag ik me - in stille bewondering - af, wat mijn voorgangers attent maakte op een boek dat lang nog niet wereldberoemd was, wat hen noopte om het in het Tsjechisch te vertalen rechtstreeks uit het Nederlands. Toen ik de vier Boeken der kleine zielen van Couperus vertaalde, was het geen baanbrekerswerk, iedereen wist toen dat Couperus een klassieke schrijver was, zijn werk was afgerond, beroemd, punt uit. Maar toen mijn voorganger, Jaroslav Kamper, in december 1895 zijn vertaling van Noodlot uitgaf met een interessante inleiding over toen eigentijdse Nederlandse letteren was het inderdaad een baanbrekerswerk: vijf jaar ná de Nederlanders kregen de Tsjechen hun Couperus voorgeschoteld en wel in een complete vertaling; Kamper schrijft in zijn inleiding dat de Duitse vertaler - ook al is het volgens hem veel makkelijker uit het Nederlands in het Duits dan in het Tsjechisch te vertalen - enkele passages onvertaald liet en andere ‘onnauwkeurig’ vertaalde.

Datzelfde geldt voor de vertalingen van bijvoorbeeld Frederik van Eeden die ook heel vroeg verschenen, de toenmalige vertaler troostte zich zelfs de moeite om Van Eeden persoonlijk te bezoeken en met hem het nodige te bespreken. En dat zelfde geldt eigenlijk voor de eerste vertalingen van Multatuli die ook betrekkelijk vroeg verschenen, zij het al na zijn dood. De eerste vertaling is een bloemlezing van 1889, uitgegeven onder de titel: ‘Multatuli - ik heb veel geleden’. De tweede omvangrijke vertaling verscheen zestien jaar na Multatuli's dood, in het jaar 1903, en bevat een representatieve keuze uit Minnebrieven, Ideën, Millioenenstudiën, Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten; andere geschriften (bijvoorbeeld Japanse

Gesprekken) en een synopsis van Max Havelaar met de vertalingen van de

belangrijkste passages en nog een zeer informatieve inleiding waarin de schrijfster en vertaalster Krista Nevšimalová geen bijzonderheid onvermeld laat (bijvoorbeeld dat Multatuli eerst kosteloos in Indië werkte, daarna 80 gulden maandelijks verdiende en in Lebak 500 gulden per maand kreeg etc.).

De vertaalster toont zich een echte Tsjechische, dus één van de mensen die van ouds de behoefte hebben het geestelijk goed van over de grenzen naar hun land te brengen en in de kontekst van hun land te plaatsen. Daarom - als ze in haar inleiding over Multatuli schrijft als over een schrijver die vereerd en verguisd werd als geen andere en als ze het over zijn strijdende natuur heeft, kan ze niet nalaten te zeggen: ‘Leefde Multatuli in de tijd van Johannes Hus

39

dan zou hij zelf en zijn geschriften niet ontsnappen aan de brandstapel - zoals de geschriften van de grootse ketter’.

De vertaling van het jaar 1903 - de vertaalster spreekt niet over 't vertalen maar over ‘vertsjechischen’ van het werk - is zeer verantwoord, nauwkeurig en vlot. Dat laatste kan zeker van de eerste komplete vertaling van Max Havelaar gezegd worden, maar nauwkeurig was die jammer genoeg niet. De vertaling van R.J. Vonka van het jaar 1947 is zeer zeker vlot, prettig leesbaar, maar allerminst nauwkeurig. Voor de mensen die het oorspronkelijk niet kennen is het een interessant, boeiend geschreven boek, maar het is geen Max Havelaar van Multatuli. R.J. Vonka had de gave de taal goed te beheersen, maar alleen de taal waarin hij vertaalde. Het is vreemd, heel vaak komen we het tegenovergestelde tegen. De vertaler kent uitmuntend de taal waaruit hij of zij vertaalt, hij is vaak een filoloog, maar hij heeft geen schrijversaanleg. Daarom maakt hij een zeer verantwoorde, nauwkeurige vertaling, maar het leest niet prettig, het oorspronkelijk komt steeds om de hoek kijken, men volgt het origineel te slaafs. R.J. Vonka had de gave van een schrijver, maar hij was een slecht vertaler. Soms begrijpt hij gewoon bepaalde zinnen niet en vertaalt die dan totaal verkeerd -zoals meteen in het begin: ‘...man, ik wilde U graag eens ontmoeten, en als ge mij de marmerknikkers weigert, die ik u vragen zou, of mijn naam voluit in banket - ik heet Batavus - dan houd ik U voor een leugenaar’ - wordt in het Tsjechisch vertaald: ‘man, als ik je bij een groot banket voluit met mijn volle naam uitdaag - ik heet Batavus - om met mij te knikkeren en jij weigert, dan houd ik U voor een leugenaar’. Soms krijgt zijn vertaling zelfs een andere ‘diepere’ dimensie, want Insulinde is bij R.J. Vonka niet het prachtige rijk, dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd, maar: ‘een gordel van smaragd die zich slingert om de heupen van de eigenaar’... Nu ja, eigenaar en evenaar lijken in het Hollands zo veel op mekaar, maar in het Tsjechisch is ‘rovník’ (evenaar) en ‘vlastník’ (eigenaar) heel wat anders en omdat ‘eigenaar’ en ‘heerser’ weer in het Tsjechisch op elkaar lijken (vlastník - vladař) wordt Insulinde tenslotte een gordel van smaragd om de heupen van zijn heerser...

Het is gemakkelijk om iemand uit te lachen, als persoonlijke herinnering kan ik alleen maar toevoegen dat ik zestien was toen het boek verscheen in de representatieve editie: ‘Classici’. Toen ik het destijds las, vond ik het prachtig. Pas veel later, toen ik het Nederlands begon te leren en nog later toen ik Multatuli in het oorspronkelijk begon te lezen, ervaarde ik met spijt (!) dat de Tsjechische Havelaar die ik bewonderde de Nederlandse niet was...

Natuurlijk was het nodig Max Havelaar opnieuw en verantwoord te vertalen en dat gebeurde ook. In het jaar 1974 verscheen een zeer goede vertaling van Miroslav Drápal met een militante politieke inleiding die misschien wat verregaande conclusies trekt, bijvoorbeeld ‘Max Havelaar werd in zijn tijd een van de fermenten van de sociale ontwikkeling in Holland, waar acht jaar na zijn verschijnen in het jaar 1868, de sectie van de Eerste internationale en pas

40

in het jaar 1894 de sociaal demokratische partij (opportunistisch georienteerd) gesticht werden’.

Misschien is het interessant te vermelden dat Woutertje Pieterse een beter lot beschoren was dan Max Havelaar. Ten eerste vond hij meteen een zeer goede vertaalster, de bewonderenswaardige Lida Faltová, een in 1946 gestorven vertaalster van zo vele auteurs van Noord en Zuid. De geschiedenis van Woutertje Pieterse verscheen pas in 1932, maar daarna nog meerdere malen in dezelfde vertaling. De vertaling was zó goed dat ze haast onveranderd ook in 1963 kon verschijnen - dus ná 30 jaar, waartussen ook de oorlog lag, en het zegt heel wat voor een vertaling om zo lang levendig, vlot en sprankelend te blijven.

Tot nu toe had ik het alleen over de vertalingen in het Tsjechisch. Toen de eerste vertalingen van Multatuli verschenen, was er nog lang geen sprake van

Tsjechoslowakije - Bohemen was toen nog een deel van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Vanaf 1918 zijn de twee Slavische volken Tsjechen en Slowaken verenigd in één staat Tsjechoslowakije, uiteraard met onderbreking van zeven jaar rond en tijdens de tweede wereldoorlog. Tsjechen en Slowaken begrijpen wederzijds hun talen, maar het zijn twee verschillende talen, ook al kan men moeiteloos de andere taal lezen. Nu ja, moeiteloos... Slowaakse boeken worden ook in het Tsjechisch vertaald en omgekeerd, dus het is wel duidelijk dat er behoefte is aan eigen vertalingen ook in het Slowaaks. De vertaling van Max Havelaar verscheen ter ere van de honderdste herdenking van het ontstaan van het boek. Júlia Májeková, die ook de vertaling van Woutertje Pieterse op haar naam heeft - liet de vertaling van Max Havelaar in het Slowaaks in het jaar 1960 verschijnen, wat natuurlijk een mooi gebaar was.

Multatuli hoefde dus echt niet vele talen te leren om aan Europa te vragen wat hij vruchteloos gezocht had in Nederland. Het zou ook volstrekt verkeerd zijn als men in een ‘aangeleerde’ taal zou vertalen. In Tsjechoslowakije mág het zelfs niet en ik geloof dat volgens de ‘stellingen van Nairobi’ het überhaupt uit den boze is als iemand in een aangeleerde taal vertaalt. Men moet in zijn bloedeigen moedertaal vertalen en nooit via een andere taal, altijd rechtstreeks uit het oorspronkelijk. De schrijver hoeft zelf geen talen te leren om zijn boek voor andere landen toegankelijk te maken, dat doen anderen voor hem, dolgraag, als hij wat te zeggen heeft. Multatuli had wat te zeggen en daarom vond hij weerklank in zo veel landen.

En nu ik deze regels begin van het jaar 1983 schrijf en juist met klem bij een Praagse uitgeverij aandring om De Aanslag van Mulisch te laten vertalen, juist omdat het boek wat te zeggen heeft, denk ik dat het altijd zo zal zijn: geen taalgebied zo klein of het kan de gehele wereld een waarde bieden, geen taalgebied zo klein of het kan de waarde van over de grens naar binnen halen. Toen Max Havelaar in het Slowaaks verscheen, telde het Slowaakse volk maar 4 miljoen mensen, zuigelingen inbegrepen, maar het was de moeite waard voor hén Max Havelaar in het Slowaaks te vertalen, ook al konden ze

Multatu-41

li moeiteloos ook in het Tsjechisch lezen. Nu ja, misschien is het niet geheel waar, maar - zoals we weten - niets is geheel waar en zelfs dat niet...

Wouter in het Tsjechisch: het begin van Příběh malého Waltra Pieterse, de vertaling van Ludmila

42

In document Over Multatuli. Delen 14-15 · dbnl (pagina 39-44)