• No results found

Onder motieven/beweegredenen verstaan wij alle rationele, gevoelsmatige en aan belangen gerelateerde drijfveren en argumenten waarmee men de zorg voor of betrokkenheid bij natuur en landschap tot uitdrukking brengt (van zeer spirituele tot zeer materiële argumenten) en/of in actie omzet. Meestal koestert men meerdere en niet zelden strijdige motieven tegelijk (Gerard Reve: “menselijke motieven zijn zelden enkelvoudig”). Motieven wortelen in drie domeinen: (a) kennis en inzicht, (b) in esthetische, ethische en soms spirituele gevoelens en opvattingen, en (c) in de taxatie van eigen en andermans strevingen, belangen en in de afwegingen van wat wenselijk, haalbaar en doelmatig is. We typeren de drie domeinen als die van begrip, belangen en beleving (de drie B‟s2; zie Figuur 3.1) .

Figuur 3.1. Soorten betrokkenheid van mensen (individueel of groepsgewijs) bij natuur en landschap; uitleg in de tekst.

Draagvlak

Draagvlak zou men, in navolging van De Bakker en Van Koppen (2009), kunnen omschrijven als het geheel van instemmende gevoelens, meningen, houdingen, visies en ondersteunende handelingen en acties van burgers ten aanzien van de bescherming of ontwikkeling van natuur en landschap en het daarmee verbonden overheidsbeleid. Het actuele maatschappelijk draagvlak voor natuur en landschap kan gezien als de resultante van verschillende factoren, waarop later nog in meer detail wordt ingegaan.

Draagvlak voor natuur (en landschap) als zodanig kan volgens De Bakker en Van Koppen in Elands en Turnhout (2009a) niet gelijk worden gesteld aan draagvlak voor natuur- (en landschaps)beleid. Een positieve houding ten opzichte van bescherming en ontwikkeling van natuur kan bijvoorbeeld gepaard gaan met negatieve of neutrale visie op overheidsbeleid voor natuur. Andersom gaat steun aan het natuurbeleid niet noodzakelijk samen met een persoonlijke betrokkenheid bij natuur als zodanig.

2 Deze driedeling vertoont parallellen met die in Mindscape, Powerscape en Matterscape, zoals o.a.

door Jacobs, 2004 gehanteerd en sluit aan op eerdere driedelingen van Jacobs in de drie “ontologieën van het landschap: het ware, het juiste en het waarachtige”. Ze strookt ook met het citaat van Dilthey aan het begin van dit hoofdstuk. Waar wij nadrukkelijk op willen wijzen is op belang in een brede zin: landschap en natuur vormen een actueel en toekomstig belang van mensen, zoals eigenaars, pachters, bewoners, recreanten, ondernemers die allemaal iets willen; belangenconflicten en –afwegingen zijn trefwoorden in die arena van belangen). Die belangenkant staat het dichtst bij het begrip Powerscape).

Begrip Belang Beleving Natuur en Landschap

Sinds 1996 laat Wageningen UR (i.c. de WOT Natuur en Milieu) regelmatig draagvlakonderzoek uitvoeren. In de tijd kan het draagvlak als vrij constant worden gezien. Lidmaatschap van natuurorganisaties, natuurbezoek en interesse in informatie over natuur blijven hoog, al zagen we de laatste jaren terugval in lidmaatschappen (zie Figuur 2.2). Natuurbehoud blijft als een belangrijk maatschappelijk thema gezien worden, maar daalt voor burgers als rijksbeleidsprioriteit (Natuurbalansen). Een belangrijke vraag is in hoeverre via enquêtes gemeten draagvlak “politiek correct” en daarmee vrijblijvend is, en dus niet een erg stabiel fundament bij veranderde omstandigheden (neem iets als economische terugval ; zie: Houding en gedrag, volgende pagina) .

Draagvlak berust onder meer op:

de functies die natuur voor mensen heeft/ kan hebben; de (grond)houding die men heeft;

wat men mooi vindt; ervaringen en aanwezige kennis.

Natuurbeelden

Onder natuurbeelden verstaan we dat wat de mensen als N&L ervaren, zien, denken te begrijpen en waarderen, of eventueel verafschuwen. Wat natuur mag heten verschilt per mens. Sommigen houden hun natuurbeeld strikt beperkt tot de wilde levende natuur (planten en dieren), anderen rekenen er boeren- of stadsnatuur met bijbehorende landbouwhuisdieren, stadsduiven of kamerplanten bij. Ook de appreciatie verschilt. Men kan de natuur zien als een vredige en harmonieuze wereld, of als strijdtoneel met concurrentie, moord en uitbuiting (zoals parasitisme), met risico‟s en bedreiging voor de mens (overstromingen,brand,giftige beesten , schade, infecties). Tijd- en ruimteschalen in de perceptie kunnen ook variëren van vooral de directe leefomgeving en het heden (de eigen tuin, de nabije polder, de omgeving van de camping; in dit jaar of in deze generatie) tot mondiale natuur en op een veel langere, zelfs evolutionaire tijdschaal.

Natuurvisies

Natuurvisies bevatten in onze omschrijving vooral wensbeelden en/of inschattingen voor de toekomst: bijvoorbeeld voor de meest wenselijke situatie in Nederland, Europa of de wereld. Dat kan over de aard en omvang gaan. Of de wens en het gevoel van realiseerbaarheid van meer wildernis in grotere gebieden met “spannende soorten” als beer, wolf en lynx. Of in contrast daarmee een vertrouwd, goed bereikbaar en veilig gebruiksgroen dichter bij de stad? Of een deels nostalgisch soort boerennatuur met weidevogels en koeien in grasland met leuke boterbloemen? Een visie is in onze opvatting meer dan een natuurbeeld, geeft een wens of taxatie van de toekomst en impliceert een afweging op basis van maatschappelijke haalbaarheid. Hoe bijvoorbeeld natuur en landschap een plek te geven in de maatschappelijke realiteit, waar andere belangen en claims meespelen? Er zit dus ook een strategisch oordeel bij. Visies op natuur en landschap vinden hun wortels voor een deel in grondhoudingen.

Grondhoudingen

Volgens Buijs en Volker (1997) is de grondhouding tegenover natuur de diepst gewortelde visie van mensen op de natuur en op de verhouding tussen de mens en de natuur. Met het begrip grondhouding wordt weergegeven hoe mensen aankijken tegen de natuur, de functie van natuur en tegen de relatie tussen de natuur en de mens. Grondhoudingen lopen uiteen van sterk antropocentrisch, waarbij de mens centraal staat en de natuur ondergeschikt is tot juist een sterk ecocentrische grondhouding waarbij mensen deel uitmaken van en ondergeschikt zijn aan de natuur. Zweers (1995) onderscheidt in dit verband de grondhouding van die van heerser, rentmeester en participant. De grondhouding is slechts een van de aspecten die de gedragspraktijk voor natuur beïnvloedt. De invloedssfeer ervan blijkt ook moeilijk te meten.

Een grondhouding kan verder optimistisch of pessimistisch zijn omtrent de oplosbaarheid van een milieu- of natuurprobleem. Valt het probleem naar verwachting van de persoon in kwestie technologisch en maatschappelijk op te lossen? Of moeten we terug naar een veel bescheidener verwachting.(Kockelkoorn, 1993). Grondhoudingen wortelen tot op zekere hoogte in (meer omvattende) levensbeschouwingen die mensen bezitten.

Levensbeschouwingen

Dit zijn (in vergelijking tot grondhoudingen ten opzichte van natuur) meer omvattende denk- en normen- en waardenkaders waarmee mensen hun opvattingen en/of twijfels over het ontstaan van de aarde en het leven erop, hun eigen positie ten opzichte van medemensen, omgeving, planten, dieren, hun plaats of opdracht in het leven, zingeving, verantwoordelijkheid, goed en kwaad en mysteries (bijv. de dood en wat er mogelijk daarna zal zijn) een plaats geven. Er zijn religieus bepaalde, atheïstische en agnostische levensbeschouwingen. Ze bevatten meestal een opvatting omtrent de persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid, eventueel met inbegrip van de taken en verantwoordelijkheden van een overheid. Liberale, confessionele of socialistisch gekleurde levensbeschouwingen hebben daar zoals bekend verschillende opvattingen over.