• No results found

Naast de welbekende, oudere en “officiële” religieuze levensbeschouwingen – die men bij volkstellingen of in enquêtes opgeeft - en die bij instituties zoals kerken passen, zijn er “ismes”, die een al dan niet complete kijk op het leven en de maatschappij pretenderen te geven. Voorbeelden zijn het communisme, fascisme, socialisme, liberalisme, anarchisme (zie onder andere Tellegen, 2004). Dit zijn in meer of mindere mate ideologieën. Dat wil zeggen dat de aanhangers hun ideeën/ idealen of onderliggende theorieën als normatief en richtinggevend hanteren, en tot op zekere hoogte verplichtend voor het handelen. Ook hier zien we zelden expliciete stellingnames voor natuur en landschap. De opvatting over de rol van de overheid ten opzichte van burgers of marktpartijen kan per “isme” nogal uiteen lopen, zoals we zien bij liberale vs socialistische opvattingen.

Ten slotte zijn er nieuwere “ismes”, waar jongere generaties of de moderne “tijdgeest” vaker mee worden geassocieerd. Die zijn minder omvattend, geïnstitutionaliseerd of ideologisch vastgelegd en vaak ook nog onderwerp van stevige debatten over de eigenlijke inhoud. Vermoedelijk mogen ze niet eens een duidelijke stroming met officiële aanhang heten. Ze worden ook niet altijd graag genoteerd in enquêtes, want heel “salonfähig” klinken ze niet altijd. Daarom hoeven ze nog niet minder relevant te zijn, aangezien ze wel de tijdgeest weerspiegelen (Hoofdstuk 2). Te noemen zijn hedonisme (levenshouding gericht op genieten), consumentisme (in dit geval geïnterpreteerd als koopgedrag gericht op snelle behoeftebevrediging in plaats van bewuste spaarzaamheid en oriëntatie op duurzaamheid), pragmatisme, en naarmate het persoonlijk of groepsvoordeel nog sterker overheerst

opportunisme, en zelfs nihilisme. Wat de jongere generatie betreft lijkt te gelden dat die snel haar behoeften wil bevredigen en gemakkelijker “shopt” in een breed aanbod. Een passende karikatuur is een „been there, done that, seen it all‟- generatie‟ (met dank aan Janneke Vader voor de term). Daarin past bijvoorbeeld ook de vliegreis naar de spectaculaire natuur ver over de grenzen. Men kan de “tijdgeest” met het begrip postmodernisme verbinden. Deze term geeft aan dat mensen, die er – zich wellicht onbewust van de term - exponent van zijn, zich niet zozeer bekennen tot één leidende levensbeschouwing, stroming of één waarheid, maar liever “shoppen in het totaal” (wat op zichzelf een soort consumentisme zou zijn). Ook postmodernisme kun je trouwens amper een stroming met bewuste, zelfverklaarde, aanhangers noemen.

Vanuit het adagium dat “alle trends tegentrends hebben” noemen we ten slotte nog een uitgesproken (en voor natuur en landschap positief uitvallende) tegenhanger: het ecosofisme of “deep ecology”. De aanhangers daarvan stellen de belangen en kwaliteiten van planten en dieren niet zozeer boven die van mensen maar wel op gelijke hoogte (Zweers, 1995). Deze stroming is in zuivere en consequente vorm vermoedelijk niet bijzonder groot in aanhang. Het gedachtengoed inspireert mensen overigens nog steeds wel, waar het een te enge opvatting van antropocentrisme (economisch en ander menselijk nut; zakelijkheid, efficiency als leidend principe) bekritiseert en aanvult (zie ook Achterberg, 2002).

3.8 Leerpunten

Beweegredenen of motieven van mensen voor natuur en landschap resp. N&L-beleid worden in het algemeen ontleend aan een drietal domeinen: Begrip (kennis + inzicht), beleving (ethiek, esthetiek, spiritueel) en belang (actueel/ potentieel) uit oogpunt van zowel individu als groep. Motieven zijn complex en tijd- en cultuurbepaald.

Het is van belang om draagvlak, beweegredenen, natuurbeelden, functies, natuurvisies, grondhoudingen en levensbeschouwingen begripsmatig te onderscheiden en te beseffen dat concreet gedrag nogal kan afwijken van wat men desgevraagd opgeeft als overtuiging of voornemen.

De waarde van natuur kan afgemeten worden aan het nut voor mensen (antropocentrisch; immaterieel en materieel) zoals bijvoorbeeld door het onderscheid in functies. Een principieel en erg theoretisch, maar in de praktijk amper verschillend perspectief is om de natuur intrinsieke waarden (d.w.z. los van enig nut voor mensen) toe te kennen. In het functiebegrip zien we draag-, productie-, regulatie- en informatiefuncties. Een aantal van die functies (of betekenissen) voor de mens zijn tegenwoordig aangeduid als ecosysteem- diensten, waarvan een flink aantal essentieel/ vitaal is voor het voortbestaan van de menselijke soort (de zgn. “Life support functions”).

Bepaalde functies (of diensten) van N&L zijn vrij gemakkelijk herkenbaar en communiceer- baar, terwijl andere door hun fysieke onzichtbaarheid en groter schaalbereik in ruimte en tijd (micro-organismen, mondiale evenwichten, kringlopen) dat veel minder zijn.

In het begrip natuurvisie komt samen wat men als natuur beschouwt, hoe men de relatie natuur en maatschappij ziet, wat wel of niet houdbaar, wenselijk en inpasbaar is. Grosso modo herkent men zich in een drie- of vierdeling van de natuur in Nederland: (a) een klassieke vorm (met inbegrip van gewaardeerde agrarische landschappen), (b) de wildernisnatuur, (c) een puur functionele natuur met “gebruiksgroen” en eventueel (d) een natuur die recht doet aan het individuele welzijn van dieren en planten.

Dat klassieke levensbeschouwingen, waaronder religieuze, erg bepalend zijn voor grondhoudingen jegens, resp. draagvlak voor natuur en landschap valt o.i. te betwijfelen. Belangrijker zijn vermoedelijk de meer “wereldse” ontwikkelingen in kennis, (over)exploitatie, welvaart, schaarste, individualisme, consumentisme, kosmopolitisme.

4

Het typische van natuur en landschap en het N&L-

beleid in Nederland; belangrijke gegevenheden,

uitgangspunten en concepten

4.1 Doel van dit hoofdstuk

In Hoofdstuk 2 is de historie van de omgang van mens en maatschappij met natuur en landschap behandeld. Dit hoofdstuk beoogt in kort bestek een actuele positionering van natuur en landschap resp. N&L-beleid in Nederland te geven. Het geeft tevens enkele uitgangspunten en concepten, die leidend zijn geweest voor de rapportage. We schetsen wat er “typerend” is aan de omgang met, d.w.z. de huidige maatschappelijke kijk op natuur en landschap en op het N&L-beleid (daartoe refereren we aan de drie B‟s uit Hoofdstuk 3). Verder attenderen we op enkele fysieke systeemkenmerken van natuur en landschap, zoals de systeemeigen ruimtelijke schaal en tijdschaal en de natuurlijke differentiatie van natuur en landschap over Nederland. Dat geheel bepaalt of het ontstaan, herstel en ontwikkeling van N&L-waarden überhaupt mogelijk zijn, met welke wetmatigheden beleidsdoelen dienen te corresponderen en waardoor het beleid tekort kan schieten of slagen. Verder worden belangrijke (externe) drijvende krachten besproken, die ontstaan, behoud of verlies van natuur en landschap in hoge mate bepalen. Dat raakt de vraag of die eigenlijk wel binnen de “span of control” van het nationaal beleid liggen. Ook wordt de maatschappelijke positie van natuur en landschap getypeerd. Ten slotte schetsen we de bestuurlijk-juridische context waar het (rijks)beleid mee te rekenen heeft, zoals de departementale positie van het N&L-dossier en het toenemend belang van de internationale context.

4.2 De relatie mens/maatschappij – natuur en landschap;

een relatie in meervoud; de drie B‟s; de perceptie van

natuur en landschap

Alle vragen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (zie Hoofdstuk 1) gaan erover hoe mensen natuur en landschap beleven, waarderen, er mee omgaan of er zorgen over of zorg voor hebben, en vervolgens hoe het beleid op bedreigingen of kansen kan inspelen. Die relatie mens/maatschappij – natuur en landschap is zowel wederkerig als meerdimensionaal. In Hoofdstuk 3 onderscheidden we drie domeinen : Begrijpen, Beleven en Benutten N&L , die men de drie B‟s zou kunnen noemen. Die wortelen in de cognitieve (=kennis) wereld, in de emotionele (en soms spirituele) wereld en in de normatieve wereld van materiële en immateriële waardetoekenning, en die van belangen en belangenafweging. Een uitgebreider overzicht van motieven (en aanpalende begrippen) voor N&L-behoud en –beleid is in Hoofdstuk 3 gepresenteerd

Nederland: een “man-made country”, waar zelfs de wildernis voor een groot