• No results found

Morrheus en Chalcomeda (Non Dion 35.155-160 en 185-203)

4. VERLANGEN EN ZELFBEHEERSING

4.5 Morrheus en Chalcomeda (Non Dion 35.155-160 en 185-203)

De badscène van Morrheus wijkt sterk af van het schema van Simon (1999).87 Het is Geisz

(2017) ook al opgevallen dat in de badscène van Morrheus veel kenmerken uit het schema van Simon zijn omgedraaid:88 Zo probeert Morrheus zijn donkere huid te wassen om hem wit te

maken, zoals de huid van alle badende vrouwen;89 Chalcomeda kijkt weg van Morrheus,

omdat ze zich schaamt naar een badende man te kijken, in tegenstelling tot alle mannelijke voyeurs;90 Chalcomeda staat openlijk bij de badscène in plaats van zich te verstoppen; Daarbij

is het grootste verschil dat in deze scène een vrouw kijkt naar een badende man in plaats van 86 Cf. ook Non. Dion. 7.267-279 (laatste gedeelte van de badscène van Semele) “θελγομένῳ” v. 7.268 ≈ “ἐθέλγετο” v. 5.586; “σπινθῆρα” v. 7.269 ≈ “σπινθῆρος” v. 5.592; “χραίσμησεν” v. 7.273 ≈ “χραίσμησε” v. 5.618; “Παφίης” v. 7.274 = “Παφίης” v. 5.591 en “ἐδουλώθη v. 7.277 ≈ “ἐδουλώθησαν” v. 5.593.

87 Ter herinnering (zie ook noot 15): De naaktheid van de badende persoon, de verdwenen riem die het gewaad bijeenhoudt, de borsten, de bleekheid van de huid, de helft van het lichaam die boven het water uitsteekt, een vergelijking van de badende vrouw met de maan, de schitterende gloed van de bader, de grote indruk die de gloed van de baadster op de observeerder/bespieder van het spektakel maakt en het kijken van de

observeerder/bespieder naar de baadster, zie Simon (1999) p. 7 en Geisz (2018) p. 94. 88 Geisz (2017) p. 94.

89 Non. Dion. 35.192-196. 90 Ibid. 35.200-203.

een man die kijkt naar een vrouw. Net zoals de kansen van de bacchanten dus keren in boek 35, keert de focalisatie in de badscène van Morrheus en worden de rollen van man en vrouw omgedraaid.

Non. Dion. 35.185-203 1

85

ἄγχι δὲ πόντου Dichtbij de zee

καλλείψας ἀκόμιστον ἐπ᾿ αἰγιαλοῖο χιτῶνα liet Morrheus zijn overmantel onbeheerd achter op het strand θαλπόμενος γλυκερῇσι μεληδόσι λούσατο

Μορρεύς,

en waste zich, warm door zoete zenuwen, naakt als hij was. γυμνὸς ἐών· ψυχρῇ δὲ δέμας φαίδρυνε

θαλάσσῃ,

En zijn gedaante glom door de koude zee, hoewel de kleine pijl θερμὸν ἔχων Παφίης ὀλίγον βέλος· ἐν δὲ

ῥεέθροις

van de Paphische (= Eros) warm was. In de stromen 1

90

Ἰνδῴην ἱκέτευεν Ἐρυθραίην Ἀφροδίτην, bad hij huilend tot de Indische Aphrodite Erythraia, εἰσαΐων, ὅτι Κύπρις ἀπόσπορός ἐστι

θαλάσσης·

omdat Cypris (= Aphrodite) het nazaad is van de zee. λουσάμενος δ᾿ ἀνέβαινε μέλας πάλιν· εἶχε

δὲ μορφήν,

Maar hij rees weer zwart op, hoewel hij zich gewassen had, en behield de gedaante,

ὡς φύσις ἐβλάστησε, καὶ ἀνέρος οὐ δέμας ἅλμη,

zoals de natuur die ingeboren had, zelfs het zeewater veranderde οὐ χροιὴν μετάμειψεν, ἐρευθαλέη περ

ἐοῦσα.

het lijf van de man niet, net zomin als zijn huidskleur, hoewel het rood was.

1 95

καὶ κενεῇ χρόα λοῦσεν ἐπ᾿ ἐλπίδι· χιόνεος γὰρ

En hij waste zijn huid met ijdele hoop, want hij verlangde ernaar ἱμερόεις μενέαινε φανήμεναι ἄζυγι κούρῃ· zich lieflijk sneeuwwit te tonen aan het ongetrouwde meisje. καὶ λινέῳ κόσμησε δέμας χιονώδεϊ πέπλῳ, Ook sierde hij zijn lijf met een sneeuwwit vlaslinnen kleed, οἷον ἔσω θώρηκος ἀεὶ φορέουσι μαχηταί. zoals soldaten altijd onder hun kolder dragen.

Ἱσταμένη δ᾿ ἄφθογγος ἐπ᾿ ᾐόνος εἶχε σιωπὴν

De listige Chalcomeda stond er zwijgend bij op het strand 2

00

Χαλκομέδη δολόεσσα· μεταστρεφθεῖσα δὲ κούρη

en hield zich koest. Het meisje had zich weggedraaid en Μορρέος ἀχλαίνοιο σαόφρονας εἷλκεν

ὀπωπάς,

haar ingetogen blikken weggetrokken van Morrheus zonder zijn mantel,

ἀσκεπὲς αἰδομένη δέμας ἀνέρος· εἰσιδέειν γὰρ

omdat ze zich schaamde voor het onbedekte lichaam van een man.

ἅζετο θῆλυς ἐοῦσα λελουμένον ἄρσενα κούρη.

Want het meisje vreesde te kijken naar een zich wassende man, omdat zij van het vrouwelijke geslacht was

Bij de lijst verschillen van Geisz is nog toe te voegen dat in deze scène geen nadruk ligt op erotische kenmerken. Het blijkt wel dat Morrheus naakt is (“γυμνὸς ἐών” v. 35.188 ‘naakt zijnde’), maar, anders dan volgens het schema van Simon, ligt er geen nadruk op intieme delen, zoals bij de vrouwen steeds de borsten worden benadrukt (e.g. Dion. 5.592, 5.605 en 7.263-264), het losmaken van de gordel (e.g. Dion. 5.605) of zelfs haar vagina (e.g. 5.266, hoewel dit in omschrijvend taalgebruik is).91 Ook wordt in deze scène omschreven hoe

Morrheus er niet in slaagt om mooier te worden (Dion. 35.189-198). Hij bidt zelfs huilend (“εἰσαΐων” v. 35.191) tot Afrodite. Morrheus komt zo redelijk stuntelig over.

Nonnus verschuift, zoals hierboven genoemd, de focalisatie door de voyeur. Dat levert een nieuw inzicht in de verschillen tussen de mate van verlangen bij de beide seksen van personages in de Dionysiaca. Wanneer de man in de Dionysiaca toekijkt worden meer erotische kenmerken van de badende persoon opgesomd dan wanneer de vrouw toekijkt. De lezer leest de scènes vanuit mannelijk perspectief dus anders dan vanuit vrouwelijk

perspectief.

Toch blijft de kijk op verlangen en zelfbeheersing in de badscène hetzelfde. Morrheus, de man in dit verhaal, wordt overmand door verlangen.92 Dat verlangen wordt in boek 34 van

de Dionysiaca aangewakkerd, wanneer het tot een confrontatie komt tussen de bacchanten en de Indiërs.

Non. Dion. 34.273-280

θυελλήεσσα δὲ κούρη

Het stormachtige meisje (Chalcomeda)

ἵστατο κοσμηθεῖσα πρὸ ἄστεος ἐγγύθι πύργου,

stond opgedirkt voor de stad vlakbij de burcht, 2

75

παρθένος ἀκρήδεμνος· ἐρωμανέων δὲ γυναικῶν

een maagd zonder hoofdband: het meisje deed een impressie

νεύμασι ποιητοῖσι τύπον μιμήσατο κούρη,

van liefdesgekke vrouwen met gecultiveerde uitdrukkingen,

ὄμματα δινεύουσα, καὶ ἠθάδος ἔκτοθι μίτρης

rollend met haar ogen, en haar witte mantel kreeg een rode tint

λευκὸς ἐρευθιόωντι χιτὼν φοινίσσετο μαζῷ·

door haar blozende boezem buiten haar gewoonlijke windsel.

Μορρεὺς δ᾿ εἰσορόων ἐπετέρπετο, καὶ διὰ πέπλου

Morrheus verheugde zich terwijl hij toekeek en hij schatte de

2 80

λεπταλέου σφριγόωσαν ἴτυν τεκμαίρετο μαζοῦ.

gezwollen ronding van haar borst door haar dunne jurk heen.

Deze passage lijkt een vervanging voor de badscène waarin de vrouw baadt. De maagd is in deze scène zo ontbloot dat de man ongeveer hetzelfde kan zien als de vrouw die tot haar middel in het water staat. Morrheus kijkt verlangend toe en zijn oog speelt in deze scène tot

92 (Over Morrheus:) “πόθου” (v. 33.195 ‘verlangen’); “πόθον” (v. 35.137); “ὑποκάρδιον ἰὸν Ἐρώτων” (v. 33.238 ‘de pijl van verlangen onder zijn hart’); “πυρσὸς Ἐρώτων” (v. 33.247 ‘fakkel van verlangen’);

“πεπεδημένος ἡδέι κέντρῳ” (v. 34.249 ‘geketend door de aangename steek’); “σπινθῆρες Ἐρώτων” (v. 34.318 ‘vonken van verlangen’); “οἰστρομανῆ Μορρῆα” (v. 35.102 ‘gekgestoken Morrheus)’; “ποθέων” (v. 35.166 ‘verlangend’).

tweemaal weer een rol (“ἐρωμανὲς ὄμμα” v. 33.199 en 35.103 ‘liefdesgek oog’). Deze mogelijke vervanging voor de badscène draagt eraan bij dat hij in regel 35.204-208 zijn zelfbeheersing verliest en zich op het meisje stort.

Van de persoon die in regel 34.180-183 nog werd vergeleken met de slangachtige reus Typhon is in regel 34.329-333 al weinig over:93

Non. Dion. 34.329-333 ἢν δ᾿ ἐθέλῃς, ἅτε λάτρις ὑποδρήσσω Διονύσῳ·

Als je wilt, dien ik als een sloofje Dionysus; 3

30

ἢν ἐθέλῃς, με δάμαζε κατ᾿ αὐχένος ἢ κενεῶνος·

Als je wilt, vel me dan bij mijn nek of flank; οὐκ ἀλέγω θανάτοιο τεῇ

δεδαϊγμένος αἰχμῇ·

Ik bekommer me niet om de dood, als ik gekliefd ben door jouw speer.

Morrheus wordt compleet zo compleet overwonnen door verlangen dat Aphrodite spontaan een overwinningsrede begint tegen Ares.94 De overwinningsrede van Aphrodite vat samen wat

mannen in de Dionysiaca overkomt die naar een naakte badende vrouw kijken.95

93 Non. Dion. 34.180-183: οὐ γὰρ ἐπιχθονίοισιν ὁμοίιος ἔπλετο Μορρεύς, / ἀλλὰ Γιγαντείων μελέων ὑψαύχενι μορφῇ / Ἰνδῶν Γηγενέων μιμήσατο πάτριον ἀλκήν, / ἠλιβάτου Τυφῶνος ἔχων αὐτόχθονα φύτλην. (‘Want Morrheus was niet gelijk aan de in dat land wonenden, maar hij bootste de vaderlandse kracht na van de aardgeboren Indiërs en van de leden van de Giganten met zijn hoognekkige gestalte, met de aardgeboren vorm van de rijzende Typhon).

94 Zie hiervoor appendix III 95 Cf. Hadjittofi (2016) pp. 143-151.