• No results found

5.1 Actaeon en Artemis (Non. Dion. 5.299-496)

Mogelijk wordt de precieze toedracht van Actaeons misdaad nog verder toegelicht door de omschrijving van Artemis. Nonnus beschrijft Artemis tweemaal met het woord “ἀθηήτοιο” (vv. 5.305 en 5.477), wat zoiets betekent als ‘niet om naar te kijken’. Na de eerste keer dat het woord “ἀθηήτοιο” (v. 5.305) aan bod komt, volgt een bepaling in de volgende regel dat het om het staren naar een naakte, ongetrouwde vrouw gaat (“ἀνυμφεύτοιο” v. 5.306). Zij mag niet gezien worden. Het ligt niet buiten de verwachting dat Artemis door haar rol in de Griekse mythologie in verband wordt gebracht met kuisheid, maar Nonnus benadrukt haar status als ongetrouwde vrouw en maagd (“ἀνυμφεύτοιο” v. 5.306 ‘ongetrouwd’ en

“παρθενίῳ” v. 5.313 ‘maagdelijk’). De tekst lijkt met deze woorden een soort extra dimensie aan de ὕβρις van Actaeon toe te voegen, hoewel dit niet helemaal eenduidig is; Het was verkeerd om Artemis, alsmede Athene in de mythe van Teiresias (v. 5.481), te bespieden, omdat zij maagd waren.

Het is Shorrock (2011) opgevallen dat Nonnus veel nadruk legt op maagdelijkheid in omschrijvingen van ongetrouwde vrouwen in de Dionysiaca.96 Dit doet Nonnus volgens

Shorrock niet alleen in de Dionysiaca, maar ook in de Parafrase bij de omschrijving van Maria.97 Maria wordt in de Parafrase omschreven als een “maagdelijke moeder” (“παρθενικὴ

… μήτηρ” Non. Par. 2.9) die “het huwelijk ontvlucht en altijd de weg van de maagd bewandeld” (“φυγόδεμνος, ἀεὶ μεθέπουσα κορείην.” Non. Par. 2.11). Shorrock vindt het opvallend dat haar maagdelijke status zoveel aandacht krijgt in de Parafrase, omdat hierover in het Evangelie volgens Johannes niet wordt gerept.98

Dezelfde termen worden in boek 36 en boek 44 van de Dionysiaca ook gebruikt om Artemis te omschrijven.99 In regel 36.59 en 44.312 krijgt zij net zoals Maria het epitheton

φυγόδεμνος, een epitheton waarvan Shorrock vermeldt dat het buiten Nonnus maar eenmaal voorkomt in de Griekse literatuur.100 Het gebruik van dit epitheton laat zien dat de

maagdelijkheid van Artemis wordt omschreven als de maagdelijkheid van Maria. Men kan er 96 Shorrock (2011) pp. 61-63.

97 Non. Par. 2.8-11 98 Shorrock (2011) pp. 62.

99 φυγόδεμνος wordt ook gebruikt voor de beschrijvingen van andere maagden in de Dionysiaca (Athene 3.311; Echo 16.361; Chalcomeda 33.319 en Aura 48.760, 48.820).

dus van uitgaan dat de bepalingen bij Artemis in de badscène geen betrekking hebben op haar meisjesachtig lichaam, maar dat ze de kuisheid van Artemis uitdrukken.

5.2 Zeus en Persephone (Non. Dion. 5.586-621)

Persephone is, evenals Artemis, maagd. Nonnus maakt van verschillende gelegenheden gebruikt om dit te benadrukken, zo ook voorafgaand aan de badscène:

Non. Dion. 5.562-570

καὶ Σεμέλη πεφύλακτο φαεινοτέροις ὑμεναίοις·

En Semele werd bewaard voor een schitterender huwelijk: ἤδη γὰρ μενέαινε νέον Διόνυσον

ἀέξειν,

de hoog getroonde Zeus wilde namelijk al graag een nieuwe ταυροφυὲς μίμημα παλαιγενέος

Διονύσου,

Dionysus doen groeien, een evenbeeld met stierengedaante van de eerder

5 65

αἰνομόρου Ζαγρῆος ἔχων πόθον ὑψιμέδων Ζεύς,

geboren Dionysus, omdat hij een verlangen had naar de noodlottige

ὃν τέκε Περσεφόνεια δρακοντείῃ Διὸς εὐνῇ

Zagreus, die Persephone in het drakenbed van Zeus had gebaard,

σύγγαμος οὐδαίοιο μελαγχλαίνου βασιλῆος,

de echtgenote van de zwartgemantelde koning van de onderwereld,

Ζεὺς ὅτε πουλυέλικτος, ἔχων ψευδήμονα μορφήν,

toen een veel kronkelende Zeus, met een leugenachtig gestalte,

μείλιχος ἱμερόεντι δράκων κυκλούμενος ὁλκῷ

als een lieve slang, cirkelend met een opwindende kronkel,

5 70

Περσεφόνης σύλησεν ἀνυμφεύτοιο κορείην

de maagdelijkheid van de ongetrouwde Persephone

wegnam.

In één regel wordt tweemaal onderstreept dat Persephone nog nooit met een man naar bed is geweest (“ἀνυμφεύτοιο” v. 5.570 ‘ongetrouwd’ en “κορείην” v. 5.570 ‘maagdelijkheid). De inhoud van deze regel wordt verder toegelicht in regel 6.90-94: 101

Non. Dion. 6.90-94 “Δημῆτερ φιλότεκνος, ὑπὸ σκιοειδέι κώνῳ

Liefdevolle moeder, Demeter, onder de schaduwachtige sikkel

κλεπτομένης ἀκτῖνος ἀφωτίστοιο Σελήνης

van de onverlichte Maan, als haar schijnsel gestolen is,

νυμφίον ἁρπακτῆρα φυλάσσεο

Περσεφονείης,

pas dan op voor de rovende bruidegom van Persephone,

κρυπτὸν ἀσυλήτοιο τεῆς ληίστορα κούρης,

een heimelijke plunderaar van jouw

onaangeraakte meisje.

Zeus wordt in deze passage omschreven als een ‘rover’ (“ἁρπακτῆρα” v. 6.93) en een

‘plunderaar’ (“ληίστορα” v. 6.94) van een nog niet eerder ‘geplunderd’ meisje (“ἀσυλήτοιο” v.

101 Deze regels zijn onderdeel van de profetie van Astraeus aan Demeter. Uit angst voor wat haar dochter zou overkomen, ging Demeter naar Astraeus en vroeg zij hem om raad. Cf. Non. Dion. 6.1-102.

6.94). De teneur van deze woorden is een stuk minder neutraal dan regel 5.570, waarin Zeus Persephone van haar maagdelijkheid ‘ontdeed’ (“σύλησεν”). De reactie van Demeter op deze woorden is veelzeggend wat betreft de moraal van de aanstaande verkrachting.

Non. Dion. 6.104-107

ἀλλ᾿ ὅτε Δημήτηρ δρεπανηφόρος ἐλπίδα καρπῶν

Maar toen de zeisdragende Demeter de verwachting van de ophanden

1 05

ἐσσομένων ἤκουσε καὶ αὐτοκέλευστον ἀκοίτην

zijnde vruchten hoorde en van de bedgenoot, die uit eigen beweging zou komen,

τηλυγέτης ἀδμῆτος ἀνέγγυον ἅρπαγα κούρης,

een niet erkende rover van haar geliefde, ongetrouwde meisje,

ἔστενε μειδιόωσα· rouwde ze glimlachend.

De gevoelens van Demeter zijn ambigu wanneer zij hoort wat haar dochter zal overkomen. Zij is blij met het nieuws van een kleinkind (“ἐλπίδα καρπῶν / ἐσσομένων” vv. 6.104-105 ‘de verwachting van de ophanden zijnde vruchten’), maar zij rouwt om de verkrachting van de ‘ongetrouwde’ (“ἀδμῆτος” v. 6.106) Persephone. Zeus wordt in regel 6.106 opnieuw

omschreven als een ‘rover’ (“ἅρπαγα”). De bijstelling “ἀνέγγυον” (‘niet erkend’ v. 6.106) geeft, naast de negatieve connotatie van “ἅρπαγα”, aan dat zijn bedoelingen niet gewenst zijn en dat Demeter rouwt om de dreigende daden van Zeus, niet om het krijgen van een kleinkind.

De badscène zelf bevat één verwijzing naar de maagdelijkheid van Persephone (“εὐπάρθενον” v. 5.587 ‘mooi maagdelijk’), en in de verkrachtingsscène die volgt op de badscène in Dion. 6.154-164 wordt Persephone in een anastrofe aangesproken als ‘maagd’ (“Παρθένε” v. 6.154 ‘maagd’). Daarna wordt zij in regel 6.159 nog een keer beschreven als ‘maagd’ (“παρθενεῶνος”).

Van de verschillende termen die Nonnus gebruikt voor de omschrijving van

Persephones maagdelijkheid, komen “κορείην” (v. 5.570) en “Παρθένε” (v. 6.154) overeen met respectievelijke termen “κορείην” (letterlijk) (Par. 2.11) en “παρθένον” (niet letterlijk) (Par. 19.140 en 19.143) die Nonnus in de Parafrase gebruikt.

5.3 Zeus en Semele (Non. Dion. 7.171-225 en 255-279)

Semele wordt in de badscène verschillende malen omschreven als maagd (“παρθενικῆς” v. 7.204 en v. 7.248 ‘maagdelijk; “παρθένος” v. 7.173 maagd; “ἄζυγα κούρην” v. 7.221 ‘ongetrouwd meisje’; “παρθένον” v. 7.237 ‘maagd’), maar het is de god Jaloezie die op

eenzelfde wijze als Demeter in de badscène van Persephone afkeurt dat Zeus haar maagdelijkheid van haar afneemt.102

Non. Dion. 8.63-69

… οὐ μητέρος ἄλγεα λεύσσω … Ik kijk niet naar het leed van mijn moeder, ἀχνυμένης, οὐ Ζῆνα γαμοκλόπον· εἰ

δέ ποτ᾿ ἔλθῃ

terwijl ze rouwt, en niet naar Zeus, de huwelijksdief:103 Als hij

ooit naar 6

5

γαῖαν ἐς ἡμετέρην ποθέων Βιστωνίδα κούρην,

mijn land zou komen uit verlangen naar een Bistonisch meisje, γνώσεται, οἷος Ἄρης, ὅτε χώεται·

ἡμετέρην γὰρ

zal hij weten hoe Ares is als hij boos is. Want met mijn Τιτήνων ὀλέτειραν ἔχων θανατηφόρον

αἰχμὴν

dood en verderf zaaiende speer, de doem van de Titanen, ἐκ Θρῄκης Κρονίωνα γυναιμανέοντα

διώξω

zal ik de vrouwengekke zoon van Kronos uit Thracië jagen καὶ πρόφασιν μεθέπων,ὅτι παρθένον

εἰς λέχος ἕλκει,

en ik zal hem achtervolgen met de motieven dat hij een maagd naar bed sleept.

Het motief dat Jaloezie geeft om Zeus te zullen straffen in v. 8.69 is opvallend. Hij zal zich niet op Zeus richten omdat hij een huwelijksdief is (“γαμοκλόπον” v. 8.64), maar hij zal hem straffen omdat hij een maagd naar het bed sleepte (“ὅτι παρθένον εἰς λέχος ἕλκει” v. 8.69). Jaloezie prioriteert dus het schenden van maagdelijkheid op zijn schaal van zaken die moreel verwerpelijk zijn.

In de list van Hera speelt deze kwestie eveneens een belangrijke rol. Hera, ook hier in vermomming, vraagt Semele eerst naar de persoon die haar heeft verkracht en legt daarbij nadruk op de slachtofferrol van Semele. De man die met Semele naar bed is geweest en zijn daad worden negatief omschreven (“συλήτορα” v. 8.214 ‘plunderaar’, “ἐμίηνε” v. 8.215 ‘heeft bezoedeld’ en “ἥρπασε” v. 8.215 ‘roofde’). Hera gaat vervolgens in op de roof van Semele’s maagdelijkheid (“κορείην” v. 8.215):

Non. Dion. 8.214-215 εἰπὲ δέ μοι, μὴ κρύπτε τεῆς συλήτορα μίτρης·

Vertel het me! Verberg de plunderaar van jouw gordel niet! τίς σε θεῶν ἐμίηνε; τίς ἥρπασε

σεῖο κορείην;

Wie van de goden heeft je bezoedeld? Wie roofde jouw maagdelijkheid?

5.4 Morrheus en Chalcomeda (Non. Dion. 35.155-160 en 185-203)

102 Non. Dion. 8.50-102.

103 Jaloezie (Φθόνος) heeft zich vermomd als Ares, de zoon van Hera en Zeus, wanneer hij Hera tegen Zeus op probeert te zetten, vandaar dat hij Hera aanspreekt met ‘moeder’.

Chalcomeda wordt twee keer, zoals Maria in de Parafrase en Artemis en Athene in de Dionysiaca, omschreven als “φυγόδεμνος” (v. 33.333 en “φυγόδεμνον” v. 33.319 ‘het huwelijk ontvluchtend’). Daarnaast krijgt haar maagdelijkheid de gebruikelijke aandacht, maar aan het einde van boek 33 blijkt nogmaals hoezeer Chalcomeda als een maagd wordt geprofileerd.104

Non. Dion. 33.327-330

σὸν μόρον ὀλβίζω φιλοπάρθενον· οἰστρομανῆ γὰρ

(Chalcomeda over Melis) Jouw kuise lot noem ik gelukkig: Want νυμφίον εἰς σὲ κόρυσσεν ἁλὸς θυγάτηρ

Ἀφροδίτη,

Aphrodite, dochter van de zee, helmde jouw gekgestoken bruidegom

καί σε θάλασσα φύλαξε, καὶ εἰ Παφίης πέλε μήτηρ,

tegen je en de zee beschermde je, ook al was zij de moeder van de Paphische,

3 30

καὶ θάνες ἐν ῥοθίοις ἔτι παρθένος. en jij stierf in haar stromen, nog steeds een maagd.

Chalcomeda vreest in de bovenstaande passage wat Morrheus met haar zal doen als hij haar te pakken krijgt. In haar wens aan hem te ontsnappen spreekt zij uit dat zij liever sterft, zoals Melis kuis stierf (“φιλοπάρθενον” v. 33.327 ‘maagdlievend’ en “ἔτι παρθένος” v. 33.330 ‘nog maagd’), dan dat haar maagdelijkheid van haar wordt afgenomen.

Als reactie hierop, verschijnt Thetis, een zeegodin, aan haar en zij stelt haar gerust. Non. Dion. 33.351-355 en 379-380

Τέτλαθι, Χαλκομέδη, Hou vol, Chalcomeda!

μὴ δείδιθι Μορρέος εὐνήν·

Vrees het bed van Morrheus niet. αἴσιον ὄρνιν ἔχεις με τεῆς ἀλύτοιο

κορείης,

Jij hebt mij als een fortuinlijk vogelteken van jouw ongerepte maagdelijkheid,

μαρτυρίην μεθέπουσαν ἀνυμφεύτων σέο λέκτρων.

dat een getuige meebrengt van jouw huwelijksloze bed. εἰμὶ Θέτις φυγόδεμνος ὁμοίιος, εἰμὶ καὶ

αὐτή,

Ik, Thetis, ben evenzo huwelijkschromend, en ik ben zelf, 3

55

οἷά τε Χαλκομέδη, φιλοπάρθενος· net als ook Chalcomeda gehecht aan maagdelijkheid.

… …

ἔσσο δὲ θαρσήεσσα γάμου χάριν· οὐ γὰρ ἀκοίτης

Wees dapper tegenover het huwelijk, want geen bedgenoot 3

80

ἔμπεδον ὑμετέρης ἀναλύσεται ἅμμα κορείης,

zal de strakke knoop van jouw maagdelijkheid ontbinden

Thetis stelt haar houding tegenover maagdelijkheid gelijk aan die van Chalcomeda. Zij noemt zichzelf “φυγόδεμνος” (v. 33.354), opnieuw dezelfde specificering als aan Maria en Artemis 104 (Over Chalcomeda:) “παρθενικὴν” (v. 33.205 en 33.387 ‘maagd’); “παρθένος” (v. 33.196, 34.275, 34.282, 35.138 ‘maagd’); “παρθένον” (v. 33.220, 34.299 en 35.104); “παρθένε” (v. 34.334); “παρθένιον” (v. 33.213 ‘maagdelijk’); “ἀνυμφεύτοιο κορείην” (v. 33.299 ‘maagdelijkheid van de ongetrouwde’) en “ἄζυγα κούρην” (v. 34.297 ‘ongetrouwd meisje’).

toegekend was, en daarbij is zij, evenals Chalcomeda, “φιλοπάρθενος” (v. 33.355

‘maagdlievend’).105 Zij garandeert dat de maagdelijkheid van Chalcomeda (“ἀλύτοιο κορείης”

v. 33.352 ‘ongerepte maagdelijkheid’ en “κορείης” v. 33.380 ‘maagdelijkheid’) intact zal blijven.