• No results found

Monitoring is noodzakelijk om aan het eind van de beheerplanperiode de doelen en maatregelen te kunnen evalueren. De doelstelling van de gebiedsgerichte monitoring is tweeledig:

1. Monitoring ter evaluatie van het (kwantitatieve) doelbereik (zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied behaald?)

2. Monitoring ter evaluatie van het gebruik en de instandhoudingsmaatregelen in en om het gebied (sluit het gebruik aan bij de beschrijvingen in het Natura 2000-beheerplan en zijn de afgesproken maatregelen genomen?).

In de Natura 2000-beheerplannen dient een gebiedsgerichte uitwerking aan de monitoring te worden gegeven afhankelijk van de doelen, de maatregelen, het huidige gebruik en de relaties hiertussen.

10.2.1 Evaluatie van (kwantitatief) doelbereik

Uitgangspunten op basis van het programma van eisen gebiedsgerichte monitoring 1. De monitoring dient primair om uitspraken te kunnen doen over het behouden cq. bereiken

van de instandhoudingsdoelstellingen over een beheerperiode van zes jaar.

2. Monitoring is gericht op soorten en habitattypen waarvoor in het Natura 2000-gebied krachtens het definitieve aanwijzingsbesluit instandhoudingsdoelstellingen gelden.

3. Er wordt maximaal aangesloten bij huidige meetprogramma’s, waaronder die van vrijwilligers. 4. De inhoudelijke uitwerking van benodigde parameters wordt gebaseerd op de inhoud van het beheerplan en op het Natura 2000 profielendocument. Daarbij mag de inhoud van het beheerplan leidend zijn (i.v.m. maatwerk), mits dit niet strijdig is met het Natura 2000 profielendocument.

5. Daarnaast kunnen ook andere niet benoemde factoren een rol spelen bij het behalen van kwaliteit. Het is belangrijk dat in het beheerplan een zo compleet mogelijk beeld wordt weergegeven.

6. De monitoring van soorten moet zich richten op aanwezigheid en/of de omvang van populaties, en de kwaliteit en omvang van het leefgebied.

7. Het meten van de aanwezigheid en/of de omvang van de populatie hangt af van de soort: - Voor habitatsoorten bestaat de monitoring van de populatie uit het vaststellen van de

niet goed vast te stellen. Tijdens de inventarisatie wordt per kilometerhok of per monsterpunt de aanwezigheid vastgesteld. De ontwikkelingen in de verspreiding van de soorten (en daarbij het getelde aantal individuen) wordt gebruikt om ontwikkelingen in de populatie te volgen.

- De populatieomvang van broedvogelsoorten vindt plaats middels een broedterritorium- kartering.

- De populatieomvang van niet-broedvogels vindt plaats middels maandelijkse tellingen gedurende de periode waarin de soort in Nederland aanwezig is.

8. Het meten van de kwaliteit en omvang van het leefgebied bestaat uit het monitoren van de ecologische vereisten zoals vastgelegd in de factsheets. De ecologische vereisten hebben een divers karakter en kunnen daarin sterk per soort of soortgroep van elkaar verschillen. De monitoring varieert tussen een deskundigenoordeel of gegevens uit relevante meetnetten. Per soort of soortgroep wordt in de monitoringsopgave hoe de ecologische vereisten in beeld gebracht worden.

Uit de toetsing van het huidige gebruik blijkt dat monitoring vergunningvrij uitgevoerd kan worden. De beheerder moet wel aan het bevoegd gezag doorgeven waar en wanneer welke monitoorders rondlopen.

10.2.2 Monitoringsopgave Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein

De monitoring van de vogelsoorten in het gebied vindt jaarlijks plaats (zie Tabel 10-1). Het voorkomen van de kleine zwaan, smient, slobeend en krakeend wordt jaarlijks in beeld gebracht in het overwinterseizoen. Om ook de vroeg aankomende krakeenden te kunnen tellen vindt dit plaats in de periode oktober tot en met maart. Gegevens over het voorkomen van overwinterende watervogels in de telgebieden van Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein worden

maandelijks verzameld door SOVON. De gegevens zijn beschikbaar voor de provincie. Voor wat betreft de gegevensverzameling voor dit beheerplan zal worden aangesloten bij de al bestaande monitoring.

Om de betekenis van het gebied voor de kleine zwaan te kunnen inschatten is het noodzakelijk dat er in de periode november t/m februari een aanvullende avondtelling plaatsvindt van deze soort op de Plas Broekvelden-Vettenbroek. In deze periode wordt de plas regelmatig als slaapplaats gebruikt. De dieren verdwijnen overdag echter naar de graslanden in de ruime omgeving waardoor ze tijdens een reguliere telling overdag meestal worden gemist.

Tabel 10-1 Monitoring ten behoeve van de soorten

parameter methode Omvang opgave verantwoordelijke

Termijn: Jaarlijks; van oktober t/m maart

Dekking: Hele gebied 1. Niet-

broedvogels

Wintervogeltelling

Detailniveau: Gebiedsdekkend

SOVON (in opdracht van Provincie Zuid- Holland)

Avondtelling Termijn: Jaarlijks, van november t/m

Aanvullende monitoring overlast en schade

In de huidige situatie vindt er beheer en schadebestrijding plaats van overzomerende ganzen. Het uitgangspunt is dat de regelingen die in dit kader plaatsvinden voldoende zijn (zie paragraaf 2.2.1). In het kader van het Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland vindt monitoring plaats van de aantallen overzomerende en overwinterende ganzen en de daardoor veroorzaakte schade. Wanneer daar aanleiding toe is dan kan beheer en schadebestrijding binnen de in paragraaf 9.10 uitgewerkte ruimte voor ontwikkeling geïntensiveerd of aangepast worden.

In de omgeving van het Natura 2000-gebied zijn exotische rivierkreeften (rode of geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft) aanwezig (Emmerik, 2010). Deze kreeften hebben vaak grote invloed op hun omgeving door dat ze snel in aantal groeien, tunnels graven en daarmee oevers verzwakken, de bodem omwoelen en daarmee het water kunnen vertroebelen en de grote hoeveelheid voedsel die ze nuttigen. Sloten en watergangen waar deze soorten in grote aantallen aanwezig zijn, zijn daardoor soortenarm en hebben een slecht ontwikkelde watervegetatie (Roessink et al., 2009). Ontwikkelingen ten aanzien tot de verspreiding van de rivierkreeften en de mogelijkheden voor bestrijding worden gevolgd. Hiervoor wordt geen aparte monitoringsopgave geformuleerd. Er zijn geen mogelijkheden om te voorkomen dat de rivierkreeften zich verspreiden naar het Natura 2000-gebied. Wanneer tijdens de evaluatie in 2014 uit waarnemingen of meldingen blijkt dat de rivierkreeft ook (in grote aantallen) binnen de begrenzing voorgaat komen dan wordt op dat moment bekeken wat de beste aanpak is.

10.2.3 Evaluatie van gebruik en instandhoudingsmaatregelen Uitgangspunten op basis van programma van eisen

 Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de instandhoudingsmaatregelen is het volgende nodig:

- een overzicht van de uitgevoerde maatregelen;

- een oordeel over de effectiviteit van uitgevoerde maatregelen (hebben maatregelen ook bijgedragen aan een verbetering van de staat van instandhouding van soorten en habitattypen; het doel waarvoor ze uitgevoerd zijn.

 De evaluatie van effecten van maatregelen en gebruik mag gebaseerd zijn op fysieke metingen of op deskundigenoordeel. Uiteraard vormt de monitoring van de instandhoudingsdoelstelling een belangrijke basis hiervoor.

 Ten aanzien van gebruik is het wenselijk om inzicht te krijgen in hoeverre gebruik en of activiteiten een factor is/zijn in het bereiken van de gewenste instandhoudingsdoelstellingen.

Monitoringsopgave Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein

De effectiviteit van de maatregelen wordt beoordeeld op basis van de monitoring van de natuurwaarden zoals weergegeven in paragraaf 10.2. In 2013 wordt een tussentijdse evaluatie uitgevoerd om zo nodig de maatregelen bij te sturen (zie ook paragraaf 10.3).

Specifiek gaat het om de volgende informatie:

 Beschrijving van veranderingen in de ruimtelijke samenhang in het gebied en het effect daarvan op de staat van instandhouding van kwalificerende soorten.

 Beschrijving van verandering in landgebruik binnen en in de omgeving van het Natura 2000- cgebied en het effect daarvan op de staat van instandhouding van kwalificerende soorten.

 Beschrijving van veranderingen in de actuele situatie in de directe omgeving van het Natura 2000- gebied (voor zover van mogelijke invloed op het gebied) en het effect daarvan op de staat van instandhouding.

 Beschrijving van veranderingen in ruimtelijke plannen en wet- en regelgeving van toepassing op het gebied en het effect daarvan op de staat van instandhouding van soorten.