• No results found

Het benoemen van rechtspersonen als bewindvoerder was al voor de wetswijziging mogelijk. Overeenkomstig het advies van het LOVCK is het met de wetswijziging ook mogelijk geworden om rechtspersonen als curator of mentor te benoemen. De achtergrond van dit advies was dat benoeming van rechtspersonen als curator en mentor bij kan dragen aan de continuïteit en (daarmee) aan de kwaliteit van de werkzaamheden. Dit omdat de taakuitoefening dan niet meer afhankelijk is van één bepaalde natuurlijke persoon.

29 Ook vanuit een brancheorganisatie is mogelijke belangenverstrengeling bij gemeenten naar voren gebracht. Doordat een gemeente meerdere relaties kan hebben met de onderbewindgestelde (verstrekker uitkering, vorderingen/ schuldeiser, schuldhulpverlener) kan in de optiek van deze brancheorganisatie de onafhankelijkheid in het geding komen als het gaat om gemeenten die worden benoemd tot bewindvoerder. In plaats van toevoeging van gemeenten aan de lijst met uit te sluiten partijen voor benoeming pleit deze koepelorganisatie voor meer stringente voorwaarden met betrekking tot de benoembaarheid van gemeenten als bewindvoerder.

We zijn dan ook nagegaan in hoeverre de kantonrechters en de beroepscuratoren en -mentoren in de afgelopen periode ervaren hebben dat benoeming van rechtspersonen in de praktijk ten goede komt aan de continuïteit van de werkzaamheden van curatoren en mentoren. We zien uit tabel 3.2 dat een meerderheid van de verschillende typen respondenten, die zich een mening konden vormen over deze vraag, inderdaad een dergelijk effect onderkent.

Tabel 3.2 Impact op continuïteit benoeming rechtspersonen

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsvertegenwoordigers C (N=26) M (N=25) Positief 7 16 10 Neutraal 1 5 6 Negatief 1 4 3 Weet niet 1 1 6

Hoewel het beeld dus overwegend positief is, zien we wel dat een deel van de beroepscuratoren en -mentoren neutraal (circa 20%) of zelfs negatief (circa 15%) is over deze wijziging. Respondenten die hierover neutraal zijn zien geen wezenlijk effect van deze wijziging. Vanuit respondenten die hierover negatief zijn is met name aangegeven dat het kunnen benoemen van een rechtspersoon als curator of mentor wisseling van natuurlijke personen als vertegen-woordiger juist kan bevorderen. Dit gaat in de optiek van deze respondenten ten koste van de continuïteit van de daadwerkelijke wijze van vertegenwoordiging. In de praktijk komt het voor dat binnen kantoren die als rechtspersoon benoemd zijn, taken worden herschikt waardoor een betrokkene met een andere medewerker van doen krijgt (in plaats van een vaste vertegenwoordiger).

Samenhangend met het voorgaande hebben we bij de kantonrechters en beroepscuratoren en -mentoren ook getoetst wat naar hun ervaring het effect is van het kunnen benoemen van rechtspersonen als curator of mentor op de kwaliteit van vertegenwoordiging (zie tabel 3.3).

Tabel 3.3 Impact op kwaliteit vertegenwoordiging benoeming rechtspersonen

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsvertegenwoordigers C (N=26) M (N=25) Positief 4 15 10 4 Neutraal 3 6 Negatief - 4 5 Weet niet 3 1 6

We zien dat het beeld ten aanzien van de impact op de kwaliteit van vertegenwoordiging in grote lijnen spoort met het beeld ten aanzien van de impact op de continuïteit van vertegenwoordiging zoals dat in tabel 3.2 naar voren kwam. Ook in dit geval heeft een meerderheid van de verschillende typen respondenten, die zich een mening konden vormen over deze vraag, een positief effect van deze wijziging op de kwaliteit van vertegenwoordiging ervaren.

Drie kantonrechters alsmede tien beroepscuratoren en -mentoren (20%) signaleren geen wezenlijk effect van het kunnen benoemen van rechtspersonen als curator of mentor op de kwaliteit van vertegenwoordiging. De negen beroepscuratoren en -mentoren (18% die hiervan

een negatief effect constateren, onderbouwen dit vooral door er op te wijzen dat benoeming van rechtspersonen ten koste gaat van de persoonlijke relatie tussen cliënt en vertegenwoordigers. Juist deze relatie is volgens de betreffende respondenten bij curatele en mentorschap van belang voor de kwaliteit van vertegenwoordiging.

3.3 Verzoeken tot ontslag vertegenwoordiger

In het voorgaande hoofdstuk kwam al ter sprake dat met de Wet wijziging cbm de kring van (rechts)personen, die een verzoek tot instelling en opheffing van een beschermingsmaatregel in mogen dienen, is uitgebreid (zie eerste alinea van paragraaf 2.4). In het verlengde daarvan mogen deze nieuwe partijen met de wetswijziging de kantonrechter ook verzoeken om ontslag van de vertegenwoordiger. De achterliggende gedachte is dat deze verruiming van de reikwijdte en mogelijkheden tot controle op de vertegenwoordiging bij kan dragen aan de kwaliteit daarvan. In de gesprekken met kantonrechters en beroepsvertegenwoordigers hebben we de ervaringen met deze wijziging dan ook in kaart gebracht (zie tabel 3.4).

Tabel 3.4 Ervaringen met verzoek ontslag vanuit nieuwe bevoegden

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsvertegenwoordigers C (N=26) B (N=26) M (N=25) Positief 3 3 3 2 Neutraal 5 3 1 4 Negatief - 2 1 4 Geen ervaring 2 17 21 14 Weet niet - 1 - 1

Over het algemeen blijken de verschillende typen respondenten geen of weinig ervaring te hebben met verzoeken tot ontslag van de vertegenwoordiger vanuit de nieuwe bevoegden. Zo hadden twee kantonrechters hier geen enkele ervaring mee en oordeelden vijf kantonrechters, vanwege hun (zeer) beperkte ervaringen met deze wijziging, hier neutraal over. De drie kantonrechters die wat meer ervaring hebben met deze wijziging zijn daar positief over. Als onderbouwing daarvan is vanuit deze rechters naar voren gebracht dat met name zorginstellingen goed zicht hebben op de verhouding tussen de vertegenwoordiger en betrokkene. Indien de kwaliteit van vertegenwoordiging dus duidelijk te wensen overlaat, hebben dergelijke instellingen met de wijziging een extra instrument in handen om actie te ondernemen.

Ook het overgrote deel van de beroepsvertegenwoordigers heeft geen ervaring met verzoeken tot ontslag van een vertegenwoordiger vanuit de kring van nieuwe bevoegden. Voor zover daarvan wel sprake is31, zijn zij daar verdeeld over. De (acht) beroepsvertegenwoordigers die hier positief over zijn noemen met name dat uitbreiding van de kring van (rechts)personen die om ontslag van de vertegenwoordiger mogen verzoeken, inderdaad resulteert in meer controle op de werkzaamheden. Daarentegen zijn acht beroepsvertegenwoordigers neutraal over deze wijziging en zeven negatief. Vanuit deze vertegenwoordigers is vooral opgemerkt dat de wijziging kan resulteren in meer verzoeken tot ontslag van vertegenwoordigers die op oneigenlijke gronden

gebaseerd zijn (bijvoorbeeld vanwege onenigheid in de familie of financiële overwegingen32) en/of op een gebrek aan kennis over wat van de vertegenwoordiger verwacht mag worden.

Meer in het algemeen constateert de Expertgroep wel dat er sprake is van een stijging van het aantal verzoeken om ontslag van de vertegenwoordiger, maar niet zozeer als gevolg van het handelen van nieuwe bevoegden. Vooral schuldenbewinden zijn debet aan het grotere aantal ontslagverzoeken. Dikwijls gaat het daarbij om betrokkenen die bijvoorbeeld van mening zijn dat hun leefgeld te beperkt is. Ook kan het gaan om verzoeken van de vertegenwoordiger zelf die graag terug willen treden als vertegenwoordiger. Een belangrijk deel van de verzoeken om ontslag van de vertegenwoordiger heeft daarmee dus niet te maken met de kwaliteit van vertegenwoordiging. Mede daardoor worden verzoeken om ontslag vaak niet gehonoreerd. Dit omdat er geen gewichtige redenen zijn om de vertegenwoordiger te ontslaan en/of omdat ontslag niets oplost (ook bij een nieuwe bewindvoerder zal betrokkene weer ontevreden zijn over zijn of haar leefgeld).

Geraadpleegde koepelorganisaties zien eveneens geen toename van ontslagverzoeken door nieuwe bevoegden. Voor nieuwe bevoegden als gemeenten zou het zeer lastig zijn om een verzoek tot ontslag goed te onderbouwen (omdat ze de persoonlijke situatie van de betrokkene en de stand van zaken bij de maatregel – bijvoorbeeld rondom bevordering van zelfredzaamheid – onvoldoende kennen). De kans dat de kantonrechter een dergelijk verzoek honoreert, wordt dan ook niet groot geacht. Dit zorgt voor terughoudendheid bij de nieuwe bevoegden om ook daadwerkelijk gebruik te maken van de nieuw verkregen mogelijkheid om een verzoek tot ontslag in te dienen.

3.4 Het Besluit kwaliteitseisen