• No results found

Zoals in de inleidende paragraaf van dit hoofdstuk al ter sprake kwam, is de Wet wijziging cbm gepaard gegaan met een aantal wettelijke kwaliteitseisen voor beroepsvertegenwoordigers. Voor de toets aan de formele kwaliteitseisen heeft de rechtspraak zelf het LKB geïnitieerd. Dit LKB is niet bij wet geregeld. De kantonrechters zelf zijn net als voorheen verantwoordelijk voor de feitelijke benoeming van en het toezicht op het functioneren van vertegenwoordigers. Dit geldt ook voor situaties waarbij dossiers worden ‘overgedaan’ van de ene naar de andere vertegenwoordiger.

Om toegelaten (benoembaar) te worden, dienen de beroepscuratoren, -bewindvoerders en -mentoren aan een aantal eisen te voldoen. Om benoemd te kunnen worden, moeten beoogde beroepsvertegenwoordigers vanaf 2016 een toelatingsverzoek bij het LKB indienen. Na toelating moeten zij vervolgens jaarlijks, eveneens bij het LKB, een handhavingsverzoek indienen. Ook bij de beoordeling van dit verzoek wordt getoetst in hoeverre de vertegenwoordiger aan een aantal formele eisen voldoet. De kwaliteitseisen voor de benoeming en handhaving zijn vastgesteld in

32 Dergelijke redenen worden door de respondenten als ‘oneigenlijk’ aangemerkt omdat het ontslag van de vertegenwoordiger om dit soort redenen niet in het belang van de betrokkene is.

het ‘Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren’ (het Besluit kwaliteitseisen).

We hebben de kantonrechters en beroepsvertegenwoordigers gevraagd hoe zij meer in het algemeen de introductie van kwaliteitseisen voor dit type vertegenwoordigers beoordelen. Tabel 3.5 verschaft inzicht in de resultaten van deze vraagstelling.

Tabel 3.5 Beoordeling kwaliteitseisen beroepsvertegenwoordigers

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsvertegenwoordigers C (N=26) B (N=26) M (N=25) Positief 9 17 19 20 Neutraal 1 7 7 3 Negatief - 2 - 2 Weet niet - - - -

Uit de resultaten van tabel 3.5 kan worden geconcludeerd dat de introductie van kwaliteitseisen breed gedragen wordt, niet alleen vanuit de kantonrechters, maar ook vanuit de beroepsgroep zelf. Een ruime meerderheid van de verschillende typen respondenten is positief over de introductie van deze eisen. Hiervoor wordt vanuit deze respondenten een tweetal hoofdredenen aangedragen. In de eerste plaats wijzen deze respondenten er op dat de kwaliteitseisen een zekere ‘filterwerking’ hebben wat betreft de toelating van nieuwe vertegenwoordigers. Met deze eisen wordt het mogelijk om een deel van de potentieel ‘rotte appels’ bij voorbaat buiten de deur te houden. Ten tweede wijzen deze respondenten er op dat ook de jaarlijkse controle op de naleving van kwaliteitseisen (aan de hand van het handhavingsverzoek) eraan bij kan dragen dat vertegenwoordigers die ‘er een potje van maken’ de mogelijkheid ontnomen kan worden om als vertegenwoordigers op te treden.

Respondenten die neutraal of negatief tegenover de kwaliteitseisen voor beroeps-vertegenwoordigers staan benadrukken met name het formele karakter van de kwaliteitseisen. Door diverse respondenten is aangegeven dat met de huidige kwaliteitseisen geen inzicht wordt verkregen in de vraag hoe goed een vertegenwoordiger zijn werk in de praktijk doet. In de optiek van deze respondenten wordt vooral getoetst op de proceskwaliteit van de vertegenwoordiging – dus of de papieren in orde zijn – en niet op de inhoudelijke kwaliteit. Dit punt – dat de kwaliteitseisen vooral betrekking hebben op formele eisen voor het proces en weinig zeggen over de feitelijke kwaliteit van dienstverlening van vertegenwoordigers33 – is ook in de gesprekken met verschillende koepelorganisaties en in de bijeenkomst met gemeentelijke vertegenwoordigers naar voren gebracht. De kwaliteitseisen bieden dan ook geen garantie dat misstanden uitgesloten worden. Ook na de wetswijziging is het nog wel voorgekomen dat bewindsvoerderskantoren failliet zijn gegaan en dat betrokkenen daarvan de dupe zijn geworden.

In het verlengde van het bovenstaande hebben we aan dezelfde typen respondenten gevraagd welke effecten zij van de kwaliteitseisen ervaren hebben op de ontwikkeling van de (gemiddelde) kwaliteit van beroepsvertegenwoordigers. In tabel 3.6 zien we vergelijkbare patronen naar voren

komen als hierboven in tabel 3.5. Zo signaleert ook in dit geval het overgrote deel van de kantonrechters en van de verschillende typen beroepsvertegenwoordigers dat de kwaliteitseisen een positieve impact hebben gehad op de ontwikkeling van de kwaliteit van vertegenwoordiging. Als onderbouwing daarvan wijzen deze respondenten er met name op dat de kwaliteitseisen bijgedragen hebben aan het ‘scheiden van het kaf van het koren’ waardoor vertegenwoordigers over de gehele linie professioneler zijn geworden. Daarbij hebben diverse respondenten opgemerkt dat vooral de inwerkingtreding van de opleidingseisen voor beroepsvertegen-woordigers (zie hierna) sterk hebben bijgedragen aan deze professionaliseringsslag.

Tabel 3.6 Effect kwaliteitseisen op ontwikkeling kwaliteit vertegenwoordiging

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsvertegenwoordigers C (N=26) B (N=26) M (N=25) Positief 7 16 22 20 Geen effect - 5 3 3 Negatief - - - 1 Weet niet 3 5 1 1

Als ‘spiegelbeeld’ van het voorgaande zien we dat, op één uitzondering na, geen enkele respondent een negatief effect van de kwaliteitseisen op de ontwikkeling van de kwaliteit van vertegenwoordiging heeft ervaren. De elf beroepsvertegenwoordigers (14%) die geen effect ervaren hebben, beargumenteren dit vooral door er op te wijzen dat de kwaliteitseisen formeel en procedureel van aard zijn en dus niet iets zeggen over de feitelijke kwaliteit van dienstverlening van vertegenwoordigers.

Bovenstaande bevindingen over de impact van de kwaliteitseisen op de kwaliteit van vertegenwoordiging worden in grote lijnen ook onderschreven door de Expertgroep. Ook vanuit de Expertgroep is geconstateerd dat de kwaliteitseisen vooral een eerste toets betreffen, maar nog geen garantie bieden voor zorgvuldig handelen door vertegenwoordigers. De Expertgroep ziet de kwaliteitseisen dus als een eerste – maar geen ‘ultiem’ – filter om bij professionele vertegenwoordigers ‘het kaf van het koren te scheiden’.34 Ook wat de werking van dit filter betreft blijft waakzaamheid geboden. In de praktijk zoeken ‘creatieve geesten’ nog steeds wegen om onder de kwaliteitseisen uit te komen. Een knelpunt dat de Expertgroep wel signaleert is dat voor de diverse (extra) taken voor de rechterlijke macht (zoals het toetsen op de naleving van de kwaliteitseisen door de kantonrechters), die uit de wetswijziging cbm voortvloeien, geen financiering is geregeld.

Wat er nu aan formele kwaliteitseisen ligt voldoet in de optiek van het LKB. Het LKB heeft wat dit aangaat dan ook geen wensen of suggesties voor aanvullingen. Net als de Expertgroep signaleert ook het LKB dat met de huidige kwaliteitseisen de kwaliteit van vertegenwoordiging niet altijd in voldoende mate geborgd is. Op zich voldoen vertegenwoordigers daarmee wel aan een aantal formele vereisten, maar dat zegt nog lang niet alles over hoe goed ze hun werk als vertegenwoordiger in de praktijk doen. Het LKB constateert dan ook – evenals de Expertgroep –

dat een ‘witte vlek’ in de kwaliteitseisen is dat er niet gekeken wordt naar competenties en vaardigheden van vertegenwoordigers.

Vanuit een van de geraadpleegde koepelorganisaties is naar voren gebracht dat de invoering van kwaliteitseisen ertoe geleid heeft dat een aantal bestaande bureaus is ‘afgehaakt’ omdat zij niet in staat waren om aan deze eisen te voldoen. Sommige bureaus zouden hun dossiers ter overname aangeboden hebben aan andere bureaus.35