• No results found

Uit het bovenstaande blijkt dat met de wetswijzing de rechtsgronden voor de beschermings-maatregelen curatele en beschermingsbewind (her)gedefinieerd zijn. Dit om mede bij te dragen aan een van de vijf beleidsdoelen, namelijk dat de wet de praktijk reflecteert. Bij het raadplegen van kantonrechters en beroepsvertegenwoordigers zijn we dan ook nagegaan of daarmee de rechtsgronden voor de verschillende beschermingsmaatregelen in de praktijk voldoen en, zo nee, welke gronden dan niet en zouden moeten worden geherformuleerd of uitgebreid. Uit de resultaten van tabel 2.5 kan worden geconcludeerd dat het overgrote deel van de rechters en beroepsvertegenwoordigers de rechtsgronden als adequaat kwalificeert en geen herformulering dan wel uitbreiding noodzakelijk acht.

Tabel 2.5 Adequaatheid rechtsgronden beschermingsmaatregelen

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsvertegenwoordigers C (N=26) B (N=26) M (N=25) Ja 9 24 23 21 Nee 1 2 2 4 Weet niet - - 1 -

Ongeveer een op de tien beroepsvertegenwoordigers is wel voorstaander van aanpassingen in de rechtsgronden voor de beschermingsmaatregelen. Zo pleiten enkele van deze vertegenwoordigers voor de mogelijkheid om een tijdelijke, preventieve maatregel op te kunnen

leggen in crisissituaties. Zij zijn de mening toegedaan dat deze mogelijkheid binnen het huidige wettelijke kader ontbreekt. Ook noemden enkele beroepsvertegenwoordigers dat verkwisting en problematische schulden met de huidige wetgeving te veel onder een noemer worden gebracht. Dit terwijl in de optiek van deze personen verkwisting, in tegenstelling tot problematische schulden, vaker samenhangt met langlopende geestelijke problematiek. Deze vertegen-woordigers pleiten er dus voor om beide gronden ‘los te koppelen’. Verder zijn enkele beroepsvertegenwoordigers van mening dat de rechtsgronden voor oplegging van curatele nu te streng zijn. Zij zouden dus graag een versoepeling hiervan zien. Eén beroepsvertegenwoordiger is er voorstander van om problematische schulden als rechtsgrond voor beschermingsbewind te schrappen. De ene kantonrechter die aanpassingen wenselijk acht is van mening dat de rechtsgrond ‘problematische schulden’ in de wet duidelijker gedefinieerd zou moeten worden.

2.3 Aanpassing publicatieplicht

Met het invoeren van ‘problematische schulden’ als rechtsgrond voor beschermingsbewind is ook de verplichting tot publicatie in het CCBR toegevoegd. Waar publicatie in dit register voorheen alleen bij oplegging van curatele verplicht was, geldt deze wettelijke plicht nu ook bij beschermingsbewind op grond van ‘verkwisting of het hebben problematische schulden’. Daarmee wordt beoogd om dit type onderbewindgestelden te beschermen tegen nieuwe schuldeisers die via het register kennis kunnen nemen van het bewind.

Hieronder (tabel 2.6) is in beeld gebracht wat de ervaringen van de kantonrechters, bewindvoerders15 en schuldhulpverleners met deze publicatieplicht zijn.

Tabel 2.6 Ervaringen publicatieplicht bij ‘problematische schulden’

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsbewind-voerders (N=23) Vrijwillige bewind-voerders (N=12) SHV (N=26) Positief 7 18 5 19 Neutraal 1 3 2 3 Negatief 1 - - 1 Weet niet 1 2 5 3

Er kan worden geconcludeerd dat een overgrote meerderheid van de (verschillende typen) respondenten de publicatieplicht in het geval van ‘problematische schulden’ als een positieve wijziging ziet. De belangrijkste reden die deze respondenten hiervoor aangedragen is dat in de praktijk verwijzing naar opname in het register dikwijls kan volstaan om contracten vernietigd te krijgen. Daarmee vormt publicatie in het register dus een extra instrument voor de bewindvoerder om de financiële situatie te stabiliseren.

Maar enkele respondenten staan neutraal (of zelfs negatief) tegenover deze publicatieplicht. Deze respondenten onderkennen op zich wel de mogelijke bescherming die registratie kan bieden, maar zien ook een aantal oorzaken waarom dit in de praktijk (lang) niet altijd uit de verf komt. In het navolgende gaan we nader in op deze oorzaken.

Vervolgens is aan de kantonrechters, bewindvoerders en schuldhulpverleners de vraag voorgelegd of publicatie van schuldenbewinden in het register in de praktijk inderdaad voldoende bescherming biedt tegen het ontstaan van nieuwe schulden. De antwoorden hierop zijn in tabel 2.7 hieronder weergegeven.

Tabel 2.7 Bescherming publicatie CCBR tegen ontstaan nieuwe schulden

Antwoordcategorie Kantonrechters (N=10) Beroepsbewind-voerders (N=23) Vrijwillige bewind-voerders (N=12) SHV (N=26) Ja 4 12 2 9 Nee 3 8 3 9 Weet niet 3 3 7 8

We zien dat de beoordelingen over de ‘beschermingsgraad’ van publicatie in het CCBR vrij verdeeld zijn en dat diverse respondenten zich ook geen mening konden vormen over deze vraag. Van de kantonrechters en beroepsbewindvoerders, die zich wel een mening konden vormen over deze vraag, heeft een kleine meerderheid de ervaring dat deze publicatie inderdaad de beoogde bescherming biedt. Voor de schuldhulpverleners ligt dit aandeel precies op de helft.

Daarentegen is een behoorlijk deel van de typen respondenten, die in tabel 2.7 opgenomen zijn, de mening toegedaan dat publicatie in het CCBR in de praktijk niet voldoende bescherming biedt tegen het ontstaan van nieuwe schulden. Deze personen geven hiervoor een drietal samenhangende redenen. Allereerst wordt vanuit deze respondenten aangedragen dat potentiële schuldeisers (te) weinig in het register kijken, waardoor de bewindvoerders alsnog te vaak te maken krijgen met nieuwe schuldeisers (jegens wie zij een beroep op vernietiging moeten doen). Verder is – voornamelijk door kantonrechters en beroepsbewindvoerders – naar voren gebracht dat de publicatieplicht niet kan verhoeden dat rechthebbenden toch nog hun ‘gang kunnen gaan’ en dat van verkopers redelijkerwijs ook niet altijd verwacht mag worden dat zij in het register kijken. Samenhangend met voorgaande is er vanuit deze respondenten op gewezen dat bewindvoerders dikwijls geen inspanningen plegen om – met een beroep op publicatie in het register – bepaalde aankopen/contracten teruggedraaid te krijgen. Enerzijds vanwege de inspanningen die dit vergt en anderzijds omdat het niet duidelijk is of, indien het tot een rechtszaak komt, de bewindvoerder in het gelijk gesteld gaat worden.

Ook vanuit de Expertgroep is aangegeven dat de registratie van een schuldenbewind in het CCBR lang niet altijd de beoogde bescherming biedt. Net als een aantal kantonrechters en beroepsbewindvoerders (zie hierboven) signaleert de Expertgroep dat betrokkenen, die niet ‘van goede wil’ zijn, acties kunnen ontplooien die oplossing van hun (schulden)problematiek in de weg staat. In aanvulling op de hierboven genoemde zaken is vanuit de Expertgroep ook nog naar voren gebracht dat betrokkenen ertoe over kunnen gaan om hun loon, uitkering en/of toeslagen op een ander rekeningnummer te laten storten (bijvoorbeeld van hun kind) dan het rekeningnummer dat door de bewindvoerder wordt beheerd. Hierdoor verliest de bewindvoerder grip op het schuldenbewind.

In aanvulling op bovenstaande punten is vanuit de koepelorganisaties aangedragen dat de ‘zoekfunctie’ van het CCBR niet naar behoren werkt. Hiervoor worden twee argumenten

aangedragen. In de eerste plaats kan alleen voor een individu afzonderlijk in het register gezocht worden. Doordat geen koppeling met een BSN-nummer wordt gemaakt, kunnen schuldeisers niet voor groepen personen nagaan of sprake is van en registratie in het CCBR. Dit maakt het voor belangrijke schuldeisers (zoals het CJIB, de Belastingdienst, grotere webwinkels) minder aantrekkelijk om ook daadwerkelijk in het CCBR te kijken. In de tweede plaats is opgemerkt dat (tot voor kort16) alleen een afschrift van een bewind met problematische schulden kon worden opgevraagd (die dan per post werd opgestuurd), terwijl voor curatele aan de hand van een naam en geboortedatum direct kan worden gecontroleerd of iemand in het register staat vermeld.

Desgevraagd hebben alle kantonrechters aangegeven dat zij regelmatig of af en toe ook andere bewinden dan schuldenbewinden in het CCBR op laten nemen (hoewel hiervoor geen publicatieplicht geldt). Dit wordt met name gedaan bij rechthebbenden die nog volledig in het maatschappelijk verkeer meedraaien, maar ook gemakkelijk beïnvloedbaar zijn.

2.4 Verzoek tot instelling of opheffing