• No results found

Mogelijkheden om bewuste geletterdheid te stimuleren

5. Resultaten

5.2 Mogelijkheden om bewuste geletterdheid te stimuleren

In de vorige paragraaf is duidelijk geworden welk belang wordt gehecht aan (het stimuleren van) bewuste geletterdheid in het middelbaar beroepsonderwijs, en welke rol de aandacht hiervoor speelt in de huidige onderwijspraktijk. Het tweede deel van de hoofdvraag gaat over de

mogelijkheden om bewuste geletterdheid te stimuleren in het mbo. In deze paragraaf wordt eerst uiteengezet wat volgens de respondenten nodig is om bewuste geletterdheid te stimuleren in de mbo-onderwijspraktijk. Verder worden er ook enkele concrete handvatten en werkvormen gegeven.

5.2.1 Stimuleren van bewuste geletterdheid

De belangrijkste voorwaarde om bewuste geletterdheid te stimuleren in het middelbaar

beroepsonderwijs is om het te integreren in andere lessen, zo menen de onderwijsprofessionals en de docenten Nederlands. Daarvoor moet een draagvlak gecreëerd worden bij alle docenten. Senior-beleidsmedewerker en oud-docent Van Knippenberg, die zelf promoveerde op een casestudy in het middelbaar beroepsonderwijs, denkt dat anderhalf uur Nederlands in de week niet gaat zorgen voor bewuste geletterdheid. Ze is van mening dat het breder getrokken moet worden: wil je dat

studenten het echt meenemen, dan moet het onderdeel van alles zijn (fragment 29). Onderzoeker Van der Meijden deelt dezelfde mening: het moet geïntegreerd worden en niet alleen afhangen van een vak, zoals in dit geval Nederlands: “Maar volgens mij werkt het beter als het niet per se als vak is, maar als het geïntegreerd is in een breder pakket” (Van der Meijden, transcript 2, r. 234 – 244).

(Fragment 29, Van Knippenberg en Dusseljee, onderwijsprofessional, transcript 4, r. 122 – 127) MK: Hoeveel lessen heb je in de week?

BD: Ik heb per klas twee lesuren, dus anderhalf uur.

MK: En dan moet je in je eentje die bewuste geletterdheid... dat gaat dus niet lukken. Ik wil ook niet zeggen dat je helemaal niks kan bereiken, wat je eigenlijk zou willen: je leert niet alleen op school, maar je leert voor je leven. Dat ze het echt meenemen, dan moet het onderdeel van alles zijn.

Het komt erop neer dat de vakdocenten ook betrokken moeten worden bij het stimuleren van bewuste geletterdheid of metacognitief bewustzijn bij de studenten. De docenten Nederlands zijn het hiermee eens. Docent Nederlands Rubbens benadrukt in onderstaand fragment 30 ook het belang van de integratie van bewuste geletterdheid in de praktijk, omdat dit tastbaarder is voor studenten dan bijvoorbeeld het vak Nederlands. In de praktijk leren studenten meer praktische vaardigheden, zoals een nieuwe snijtechniek. Docent Nederlands Steenkamp denkt mee en vraagt zich af hoe ze (de aandacht voor) bewuste geletterdheid bij collega’s kunnen bevorderen. Het zou volgens Rubbens enorm helpen als ze het hele team hierin meekrijgen, maar dit is volgens hem ook de moeilijkste stap.

(Fragment 30, Wilkens, Rubbens, Dusseljee en Steenkamp, docenten Nederlands transcript 5, r. 346 – 358)

TW: Ik denk dat het werkt als ze het begrijpen, en ik denk dat je daar echt mee aan de slag moet. BR: Daarom is die mix met de praktijk zo belangrijk. Daar zien ze dat dagelijks voor zich, dat ze

iets hebben geleerd wat ze eerst nog niet konden.

BD: Dus koppelen met de praktijk moet ervoor zorgen dat ze het nut ervan inzien.

MS: Hoe kunnen we de bewuste geletterdheid bij alle docenten en praktijkexperts et cetera bevorderen? Dat zij zich ook bewust zijn van...

BR: Het zal toch eerst bij onszelf moeten beginnen, naar studenten uitrollen en ik ben het met je eens dat het enorm zou helpen als het hele team die richting opgaat. Dat is denk ik pas de laatste stap.

TW: Ik weet het ook niet zo goed.

BR: Het is in ieder geval de moeilijkste stap.

Draagvlak creëren onder collega’s, de vakdocenten, is dus zowel de belangrijkste als de moeilijkste stap. Waarom is dit zo moeilijk? De geïnterviewde vakdocenten zijn het erover eens: het middelbaar beroepsonderwijs is bedoeld om je een vak te leren. Bakkersdocent Metz is van mening dat er op de basisschool en middelbare school genoeg tijd is geweest om te werken aan algemene vakken als Nederlands en rekenen. Bij de bakkersopleiding heb je drie jaar (in geval van niveau 3 – niveau 2 duurt twee jaar) de tijd om van een student een vakman te maken en steeds meer tijd wordt opgeëist door algemene vakken. IJsselmuiden is het hiermee eens: de studenten komen voor beróepsonderwijs en de studenten zijn daar dus om een beroep te leren (fragment 31).

(Fragment 31, Metz, Dusseljee en Kiffers, transcript 6, r. 440 – 451)

AM: Dan blijf ik er ook bij dat iemand in Nederland is geboren en die heeft acht jaar basisschool gehad, als je de kleuterschool meetelt. En daarna vier jaar middelbare school gehad. Al die jaren is er aandacht besteed aan Nederlands en rekenen en algemene vaardigheden. Dan hebben ze drie jaar de tijd om er een vakman van te maken en steeds meer van die drie jaar wordt ook weer ingenomen om wéér die taal en dat rekenen te verbeteren, terwijl we daar al twaalf jaar mee bezig zijn geweest.

BD: Jij denkt gewoon: het moet gewoon van tevoren -

AM: Het had al klaar moeten zijn op het moment dat ze hier binnenkomen. Daar heb je die middelbare school voor volgens mij. Je kan natuurlijk achteraf praten maar er is wel een... RK: Mbo is middelbaar beróepsonderwijs..

AM: Ze zijn hier om het vak te leren en daar heb je dan drie jaar de tijd voor en steeds meer van die tijd wordt ook weer ingenomen voor deze vakken.

Het is wel belangrijk om op te merken dat de vakdocenten hier spreken over het benodigde

basisniveau voor taalvaardigheid en niet zozeer over het belang van bewustzijn ten opzichte van dat niveau, of metavaardigheden die nodig zijn om dat niveau te bereiken. De vakdocenten associëren het schoolvak Nederlands misschien met het aanleren van talige basisvaardigheden en niet het ontwikkelen van een metabewustzijn ten aanzien van deze vaardigheden. Tijdens het interview is hier ook niet zo nadrukkelijk naar gevraagd. Dat de vakdocenten vinden dat het schoolvak

Nederlands niet iets is voor het middelbaar beroepsonderwijs, omdat studenten daar een beroep moeten leren, zou kunnen betekenen dat zij niet inzien dat het vak ook van toegevoegde waarde kan zijn in het leren van dat beroep. Het metacognitief bewustzijn en de metavaardigheden waarnaar gestreefd wordt met bewuste geletterdheid, zijn niet beperkt tot de les Nederlands, omdat deze vaardigheden niet domein-specifiek zijn maar overkoepelend. Ook wordt er in de focusgroep vooral gesproken over de basale taalvaardigheid en niet over zaken die waarschijnlijk meer spelen in het mbo dan op het voortgezet onderwijs, zoals het beheersen van vaktaal, kunnen communiceren op de werkvloer en solliciteren naar een stageplaats.

Het is duidelijk dat het stimuleren van bewuste geletterdheid niet alleen op de schouders van de docent Nederlands kan rusten, maar dat er een breder draagvlak moet zijn onder collega’s. Zoals hierboven besproken vinden de vakdocenten dat niet hun taak, maar de taak van de basis- of middelbare school. Daar zit een kern van waarheid in: het stimuleren van bewuste geletterdheid kan niet een taak zijn van de docenten Nederlands alleen, maar ook niet alleen van het middelbaar beroepsonderwijs. Die ongeletterdheid, zegt Van Knippenberg, begint al eerder en moet ook eerder aangepakt worden (fragment 32).

(Fragment 32, Van Knippenberg, onderwijsprofessional, transcript 4, r. 93 – 98)

MK: Je zou willen dat het geïnternaliseerd wordt. Dat het vanzelfsprekend deel uitmaakt van je handelen. Dat is wel iets wat we ook zouden willen voor docenten. (...) Ik denk dat de een dat meer mee zal nemen dan de ander. Het is wel iets wat we misschien wel (...) Als ze in het onderwijs ook het belang leren, dat moet niet alleen in het mbo, dat moet ook in het basisonderwijs. Daar moet het al verbeteren. Die ongeletterdheid, dat begint natuurlijk al eerder. Eigenlijk horen die didactische principes al eerder in het onderwijs.

Samenvattend kan gesteld worden dat het stimuleren van bewuste geletterdheid niet gaat lukken in slechts anderhalf uur Nederlands per week. De onderwijsprofessionals en docenten Nederlands vinden dat het geïntegreerd moet worden in andere lessen en daarvoor is draagvlak nodig onder alle collega’s. De vakdocenten leggen daarentegen vooral nadruk op het leren van een vak en zijn van mening dat vakken als Nederlands en rekenen al te veel tijd in beslag nemen. Draagvlak onder collega’s creëren is daarmee zowel de belangrijkste als de lastigste voorwaarde. Daarnaast is in de interviews benadrukt dat er al eerder aandacht zou moeten zijn voor bewuste geletterdheid, zodat het geïnternaliseerd wordt bij leerlingen en studenten.

5.2.2 Concrete aanpak

Het stimuleren van bewuste geletterdheid in het middelbaar beroepsonderwijs heeft nogal wat voeten in de aarde. Het is duidelijk geworden dat deze taak niet alleen op de schouders van docenten Nederlands kan rusten, maar ergens moet het begin zijn. Uit de interviews zijn wat concrete handvatten gekomen die bruikbaar zijn voor de dagelijkse lespraktijk. Wat in meerdere interviews naar voren komt, is dat het erg belangrijk is om studenten in het mbo realistische, zinvolle taken te geven. Hierin komt de verbinding tussen de verschillende domeinen van het schoolvak Nederlands ook terug en daarom sluit dit goed aan bij bewuste geletterdheid..

Onderzoeker Van der Meijden geeft als voorbeeld om studenten een sollicitatiebrief te laten schrijven en vervolgens ‘echt’ op gesprek te laten komen. Bij deze werkvorm krijgt het schrijven van de brief betekenis: iemand anders dan de docent zal de brief lezen en er een gesprek over voeren met de student. Daarnaast wordt deze schrijfopdracht verbonden met een gespreksopdracht, waardoor er samenhang is tussen beide domeinen (fragment 33).

(Fragment 33, Van der Meijden, onderwijsprofessional, transcript 2, r. 169 – 172)

AV: Dan kan je natuurlijk een hele realistische situatie creëren. Dus niet een brief schrijven voor jou maar naar iemand die je niet kent, een directeur is het mooiste. Een echte directeur. (...) Probeer maar eens een baan te vinden met een brief. Dan moeten ze wel écht bezig. Dan laat je daar een directeur zitten met een pak aan. Dat soort dingen kom je wel tegen.

Oud-docent Bolle legt ook de nadruk op zinvolle, realistische taken. Ze geeft eenzelfde soort voorbeeld als Van der Meijden: een brief schrijven met een duidelijk doel. Hierbij legt zij ook nog de nadruk op heel bewust schrijven en op deze manier metacognitief bewustzijn ontwikkelen over je schrijfproces, wat goed aansluit bij bewuste geletterdheid (fragment 34).

(Fragment 34, Bolle, onderwijsprofessional, transcript 3, r. 170 – 183)

TB: Bij elke taak moet een student gewoon bedenken: wat wordt er van me verwacht of waar kom ik mee weg. Dat is de taak van jou als docent om te laten zien wat er van je wordt verwacht, zo ziet het eruit, dit is een voorbeeld, daar gaan we. En waar kom ik mee weg: beoordeel jezelf, beoordeel elkaar. Dat soort metacognitief bewustzijn moet je op gang zien te brengen. Dat lukt in het mbo - ik ken prachtige docenten, pareltjes van lesmateriaal, dat lukt vooral als je realistische, voor hen zinvolle taken weet te verzinnen. Die ze goed willen doen. Bijvoorbeeld: laat een klas een brief aan de directie schrijven over iets, over dat ze om 8.00 op school moeten zijn in plaats van om 08.30. Zo'n brief en dan de beste brief eruit pikken en dan samen kijken: hoe moet het opgebouwd zijn, de argumenten, er mogen geen spelfouten in zitten. Dan die brieven schrijven met elkaar, heel erg bewust. Daar komen goede brieven uit. Dus op het moment dat de opdracht niet deugt - ik weet niet of je

observerend leren, observerend schrijven kent. Dat zit heel erg - daar moet je maar eens naar kijken. Observerend leren schrijven betekent dat je kijkt naar andere schrijfproducten van andere schrijvers en hoe zij die dingen aanpakken. Dat is niets anders dan metacognitief bewustzijn ontwikkelen over je schrijfproces.

In bovenstaand fragment spreekt Bolle over observerend leren schrijven: kijken naar

schrijfproducten van andere schrijvers en hoe zij dingen aanpakken. Dit sluit aan bij wat hoogleraar taalbeheersing De Glopper noemt: kijken naar voorbeeldteksten, hoe deze zijn opgebouwd en wat het doel is (fragment 35).

(Fragment 35, De Glopper, onderwijsprofessional, transcript 1, r. 293 – 302)

KG: Je gaat kijken naar voorbeeldteksten. Je bent bezig met een bepaald type tekst en je gaat voorbeeldteksten bekijken en hoe zitten die in elkaar, en waarin verschillen die van elkaar en hoe doet de schrijver dat. En daar kun je regels of principes of keuzes uit afleiden. Je kan het zo doen, je kan het zo doen. Dit zijn bouwstenen van die teksten en in deze tekst zien we drie van de vijf en in deze tekst zien we ze alle vijf en in de volgende weer een andere selectie. En op basis van het bekijken van voorbeeldteksten en het bespreken ervan en het benoemen van wat zit er nou in zo'n tekst en wat is het doel ervan, wat zijn de bouwstenen en hoe formuleren die schrijvers dat, kun je komen tot meer inzicht. Dat inzicht kun je dan

vervolgens productief proberen te maken door zelf te gaan schrijven. Maar de omgekeerde route is ook denkbaar he.

Van Knippenberg noemt het werken met video-opnames: “Dat zijn natuurlijk ook manieren die kunnen leiden tot een gesprek tot hoe het moet worden en je hebt een voorbeeld voor elkaar. Dat ze een voorbeeld hebben. Dat ze op die manier al kijken dat kan ook vaak ineens een eye-opener zijn. Als je jezelf ineens ziet.” (Van Knippenberg, transcript 4, r. 83 – 86). Video-opnames kunnen bijvoorbeeld in het geval van een presentatie gebruikt worden. Aan de hand van de video-opname kan de student reflecteren en zichzelf (letterlijk) van een afstandje bekijken.

Bovenstaande werkvormen zijn zinvolle, realistische taken die vooral gericht zijn op inzicht verkrijgen en reflecteren. Wanneer hij of zij dat wil, kan de docent Nederlands hiermee in de les alvast een stap zetten richting bewuste geletterdheid.