• No results found

Belang van metacognitieve vaardigheden voor studenten

5. Resultaten

5.1 Visies op (het stimuleren van) bewuste geletterdheid

5.1.2 Belang van metacognitieve vaardigheden voor studenten

In deze paragraaf wordt duidelijk wat het belang en de rol is van metacognitieve vaardigheden in de les, op stage en later het werkveld. Ook worden de communicatieve taken van de studenten in hun stage en beroepenveld beschreven. Er blijkt wel een verschil te zijn in visies op het belang van metacognitieve vaardigheden in het mbo-onderwijs, en dat verschil heeft zowel te maken met de het type opleiding als met het niveau.

Het belang van metacognitieve vaardigheden en in het bijzonder van reflectievaardigheden is voor alle respondenten duidelijk. Ook de studenten benadrukken dit belang. De koksstudent geeft aan dat je door reflecteren ziet hoe ver je bent en wat je verbeterpunten zijn. Dit betekent dat reflecteren zorgt voor een beter zelfinzicht (fragment 11).

(Fragment 11, Student 3, studenten, transcript 7, r. 55 – 57)

ST3: Daar ben je jezelf niet echt van bewust maar als je echt gaat reflecteren dan zie je eigenlijk van dat je wel omhoog gaat. Misschien niet snel omhoog maar wel met stapjes. Dat is wel het voordeel van reflecteren om dan te kijken van hoe ver ben je en wat zijn je verbeterpunten.

Een beter zelfinzicht, of metacognitief bewustzijn, zorgt er volgens hoogleraar De Glopper voor dat je wendbaarder wordt in verschillende situaties. Het volgende fragment gaat specifiek over het schrijven van een tekst, maar kan ook gelden voor andere domeinen van taalvaardigheid (fragment 12).

(Fragment 12, De Glopper, transcript 1, r. 270 – 276)

KG: Ik denk dat het daar mede daar heel belangrijk is omdat je denk ik beter in staat stelt om in nieuwe situaties, nieuwe omgevingen, te functioneren. Omdat als je wat reflexieve houding hebt en je hebt leren na te denken over nou dit is eigenlijk de situatie, wat voor doel of wat voor doelen moet de tekst dienen, wat moet ik dan doen als schrijver en hoe moet ik dat dan doen of hoe kan ik dat dan doen. Het kan misschien ook wel zo, als je dat daar beter over hebt leren denken en daar wat flexibel in bent en niet bent volgestopt met vaste formats. Dan denk ik dat je wendbaarder wordt.

Bovenstaand fragment gaat over inzicht krijgen in (tekst)doelen en situaties en daarover leren denken en flexibel worden. Daarnaast is het ook belangrijk dat studenten niet alleen inzicht hebben

in teksten en schoolsituaties, maar ook daarbuiten. Daarmee kunnen studenten wellicht ook wendbaarder en flexibeler worden in bijvoorbeeld werksituaties, of zoals docent Nederlands Steenkamp het zegt, in het leven (fragment 13).

(Fragment 13, Dusseljee en Steenkamp, docenten Nederlands, transcript 5, r. 72 – 75)

BD: Ja, jullie zeggen wel: om beter te kunnen worden, moet je wel inzicht hebben in wat beter kan. Geldt dat volgens jullie zowel voor theoretische vakken als voor de praktijk? Dus in de bakkerij of in de keuken. Is het beide even belangrijk, of is het bij de ene belangrijker? MS: Altijd belangrijk. Niet alleen in het vak, maar ook in het leven.

In de interviews is behalve over de aandacht voor de ontwikkeling van metacognitief bewustzijn in de les, ook ingegaan op de wijze waarop dat bewustzijn wordt, of kan worden gestimuleerd op de werkplek tijdens de stage. De studenten lopen stage als kok, gastheer/-vrouw of bakker. De geïnterviewde studenten volgen de opleiding op niveau 2 en geven aan dat de communicatieve taken vooral bestaan uit mondeling overleg met collega’s, maar dat dat overleg niet intensief is en er weinig wordt geëist op dit vlak. Zo zijn bijvoorbeeld bestellingen veelal door iemand anders

opgenomen en hangt de lijst al klaar, zodat de taken meteen uitgevoerd kunnen worden (fragment 14). De uitvoerende aard van de taken wordt ook goed duidelijk in fragment 15, waar de

koksstudent vertelt dat hij niet echt hoeft te overleggen in de keuken. Het is wel belangrijk dat hij alles doet zoals de chef graag wil en hij zal indien nodig om instructies vragen. Wanneer een student om hulp vraagt, is er sprake van regulatie van cognitie (weten dat je iets niet weet of snapt) en is er een strategie toegepast (om hulp vragen).

(Fragment 14, Dusseljee en student 1 en 2, studenten, transcript 7, r. 122 – 128) BD: En houd je dat ook schriftelijk bij of overleg je dat mondeling? Hoe doe je dat? ST1: Je doet elke week hetzelfde dus op een gegeven moment dan weet je het wel. BD: Dus je hoeft het niet zelf op te schrijven?

ST1: Nee, ik heb mijn hele stage niks opgeschreven, omdat ik alles wel weet. BD: Eigenlijk alles wat je communiceert in de bakkerij is puur mondeling zeg maar. ST1: Ja, want bestellingen dat is weer een ander verhaal.

ST2: Ja, dat hangt er gewoon al als je binnenkomt. Daar kun je gewoon gelijk mee bezig gaan. (Fragment 15, Dusseljee en student 3, studenten, transcript 7, r. 154 – 160)

BD: Wordt er veel in de keuken zelf ook nog gepraat? Zijn dat meer de koks in de keuken of iedereen meer met zijn eigen dingetje bezig?

ST3: Wel hoe gaat het enzo, niet in het Nederlands, maar gewoon normale dingen. Gewoon over sport enzo en hoe is het met de vrouwen. Beetje zo, dus ja beetje mannenpraat zeg maar. BD: Maar je hoeft niet echt te overleggen over het werk ofzo tijdens het werk.

ST3: Ja als ik iets niet snap, dan vraag ik het even. Hoe wil de chef dat hebben met de salade bij wijze van spreken. Of met gebakken aardappels. Hoe de chef dat wil hebben. Dat is wel belangrijk.

In bovenstaande fragmenten komt goed naar voren dat de studenten een uitvoerende taak hebben. De communicatieve taken die hierbij horen zijn vooral lezen, spreken en luisteren. Ook de

vakdocenten benadrukken daarbij de uitvoerende aard van de taken en geven aan dat er weinig eisen worden gesteld ten aanzien van communicatieve vaardigheden: je moet een recept kunnen lezen en uitvoeren. De vakdocenten vinden zowel voor de koks als voor de bakkers dat rekenen belangrijker is dan Nederlands (fragment 16). Bij de opleiding gastheer/-vrouw zijn de

communicatieve taken wel anders. Deze studenten staan in direct contact met de gasten, in

tegenstelling tot de bakkers en de koks. Volgens bakkersdocent Metz is het daarom belangrijker dat je goed uit je woorden kunt komen en kunt inspelen op de sociale situatie (fragment 17)

(Fragment 16, IJsselmuiden, Kiffers en Metz, vakdocenten, transcript 6, r. 356 – 360)

BIJ: Vroeger moest je overdracht doen, dienstoverdracht, dan moesten er wel dingen op papier gezet worden.

RK: Vaak was dat wel half steno-taal.

AM: Maar je moet recepten fatsoenlijk kunnen lezen en snappen wat er staat en dat uitvoeren. RK: Als ik het zo moet neerzetten, vind ik rekenen nog belangrijker bij koks dan Nederlands. AM: Bij de bakkers ook.

(Fragment 17, Metz, vakdocenten, transcript 6, r. 261 – 265)

AM: Ik kan me voorstellen dat bij gastheer/gastvrouw, bij zakelijke dienstverlening heb ik dat ook gezien, dat voor die beroepen het ook belangrijker is dat je goed uit je woorden kan komen en een goed gesprek kunt voeren en ook kunt analyseren en daar onmiddellijk op in kunt spelen. Iemand die achter de schermen in de keuken of in de bakkerij werkt, dan zijn die spreekvaardigheden minder van belang.

Zoals eerder genoemd leidt niveau 2, het niveau dat centraal staat in de interviews met de docenten en studenten, op tot een uitvoerende functie en dat komt duidelijk naar voren in de interviews. Deze uitvoerende aard wordt in het interviews met de vakdocenten, de docenten Nederlands en de studenten benadrukt. Tijdens de stage lijken de werkzaamheden ook puur uitvoerend te zijn, waarbij de leermeester een oogje in het zeil houdt. De vakdocenten geven aan dat studenten niet echt de kans krijgen om fouten te maken, omdat dit gevolgen kan hebben voor het stagebedrijf (fragment 18). Het puur opvolgen van instructies en niet eventuele fouten kunnen evalueren, draagt niet bij aan het stimuleren van een metacognitief bewustzijn.

(Fragment 18, Metz, Dusseljee, Kiffers en IJsselmuiden, vakdocenten, transcript 6, r. 200 – 207) AM: Wat je in de praktijk vaak ziet, is dat het voor hun gecorrigeerd wordt. Een praktijk die met

grote hoeveelheden werkt, laat die leerling die fouten niet maken. Dat kost veel geld of die klant wordt boos, dat wordt al opgevangen.

BD: Leren ze daar dan nog van denk je? Als ze de fout niet zelf mogen maken?

RK: Sommige fouten zijn te groot om te mogen maken. Want daar gaat die zaak mee naar de... Als ik iets verkeerd laat gaan, heb ik direct een klacht.

BIJ: Daarom heb je met die niveau 2 studenten, die werken onder begeleiding. Niet zelfstandig. Als ze een niveautje verder zijn, zijn ze zelfstandig werkend.

In fragment 18 hierboven geeft gastheer IJsselmuiden het al aan: studenten op niveau 2 werken onder begeleiding en niet zelfstandig. Zoals blijkt uit fragment 19 is er bij de koksstudent ook sprake van een verschillend takenpakket bij de verschillende niveaus. De student vertelt dat zijn collega van niveau 4 andere taken heeft, zoals bestellen via de computer. De geïnterviewde studenten zijn zich goed bewust van het niveauverschil in de taken. Ze vinden dat niveau 3 of 4 als veel beter gezien wordt en dat zij in vergelijking weinig mogen (fragment 20). Hieruit blijkt ook weer de uitvoerende taak van de student en dat er op hogere niveaus meer zelfstandigheid verwacht wordt.

(Fragment 19, Dusseljee en student 3, studenten, transcript 7, r. 150 – 153)

BD: Moet je zelf dan ook dingen opschrijven of is het dat je goed moet lezen van anderen? ST3: Ja die jongen, ik niet, ik doe niveau 2, maar dat doet die jongen van niveau 4. Dat zit bij hem

in het pakket, ik nog niet. Dus dat doet hij meestal. Soms kijk ik wel even en doe ik het zelf. En dan voor de computer bestellen enzo dat doe ik niet.

(Fragment 20, student 3, 2, en 1, studenten, transcript 7, r. 270 – 276)

ST3: Eerst in niveau 2 moet je gewoon opstarten, en dan ben je niveau 3 en dan begin je niveau 4 en dan begin je (...) en dan mag je daar werken bij wijze van spreken. Dat zie je bij mij op stage ook, die jongen van niveau 4 die mag daar werken. En niveau 2 die mag via de achterdeur naar huis.

ST2: Niveau 2 wordt altijd lager gezien dan 3 of 4. Nu ook, niveau 3 bakkerij, die mogen véél meer en hebben veel meer workshops en dingen en die gaan naar dingen toe en die mogen dit doen en dat doen en dan kom je bij niveau 2 en die hebben gewoon niks.

ST1: Nee wij hebben echt gewoon niks.

Uit bovenstaande fragmenten blijkt dat de studenten op niveau 2 vooral metacognitieve vaardigheden nodig hebben wanneer ze ‘hogerop’ willen komen. Pas vanaf niveau 3 werken zij zelfstandig en minder onder begeleiding en zullen de taken ook minder uitvoerend zijn. Wanneer zij niveau 2 doen en op dit niveau werken, volstaat het wanneer zij goed instructies op kunnen volgen. Mochten studenten ambities hebben om een diploma op niveau 3 of hoger te halen, dan hebben zij meer metacognitieve vaardigheden nodig. Dit betekent echter niet dat er helemaal geen

metacognitief bewustzijn komt kijken tijdens het werk op niveau 2; wanneer een student iets niet snapt en om extra uitleg vraagt, komt dat door het metacognitief monitoren tijdens de taak. Tot nu toe ging het over het belang van metacognitief bewustzijn in de les en tijdens stage, maar onderzoeker Van der Meijden (afgekort AV) vertelt ook wat het belang in het uiteindelijke werkveld is. Studenten die hun mbo-diploma halen en goed zijn in hun vak, hebben daar in het begin van hun carrière profijt van. Zij vinden sneller een baan en krijgen een hoger salaris. Op den duur worden zij echter ingehaald door studenten die niet alleen goed zijn in hun vak, maar ook algemeen goed zijn opgeleid en andere competenties hebben (fragment 21). Ook hier geldt: wil je hogerop, dan moet je meer kunnen.

(Fragment 21, Van der Meijden, onderwijsprofessional, transcript 2, r. 191 – 199)

AV: Onderzoek toont aan dat leerlingen die vanaf het mbo komen en ze zijn heel goed getraind in hun vakcompetenties, dan vinden ze sneller een baan en krijgen ze een hoger salaris. Maar na vijf jaar worden ze keihard ingehaald door al die leerlingen die algemeen zijn opgeleid. Algemeen, ook in het beroepsonderwijs. Want die hebben namelijk andere capaciteiten. Die weten bijvoorbeeld hoe ze een brief moeten schrijven, misschien wat

managementvaardigheden of meer interpersoonlijke vaardigheden. In het begin van je carrière moet je gewoon dingen aan de muur schroeven of gewoon werken. Na een aantal jaar wordt er gekeken: kan je nog wat meer. En als je alleen maar die vakkennis hebt, dan moet je wat bijleren.

Samenvattend kan er gesteld worden dat metacognitieve vaardigheden puur op mbo-niveau 2 niet echt een vereiste zijn op school en op stage. Op niveau 2 worden de studenten opgeleid voor een uitvoerende functie en daarvoor is het belangrijkste dat zij instructies goed op kunnen volgen. Dit betekent echter niet dat er helemaal geen metacognitieve ervaringen plaatsvinden tijdens het werk op niveau 2. Mochten studenten door willen stromen naar niveau 3, een opleiding voor een

zelfstandige functie, dan zijn metacognitieve vaardigheden en zelfreflectie wel belangrijker. Wanneer de studenten eenmaal aan het werk zijn, zullen degenen met meer vaardigheden uiteindelijk de rest inhalen. Je zou dus kunnen zeggen: wil je studenten stimuleren om verder te leren dan niveau 2, dan is het verstandig om extra aandacht te schenken aan metacognitief bewustzijn en metavaardigheden.