• No results found

5. Interetnische initiatieven in het onderwijs

1.3. Moeilijkheden en drempels in het organiseren van interetnische initiatieven

De participanten ervaren moeilijkheden en drempels in het organiseren van interetnische initiatieven. Deze kunnen de participanten ervan weerhouden dergelijke initiatieven op poten te zetten in de toekomst. Eveneens kunnen deze moeilijkheden en drempels een impact hebben op de interetnische interactie wat op zich een impact heeft op de ontwikkeling van sociale relaties en sociale steun.

1.3.1. Vrijwilligheid

Indien leerlingen geen vrijwillige keuze hebben om deel te nemen aan interetnische initiatieven, ervaren de participanten enkele drempels. Zo zijn er soms leerlingen die om verschillende redenen niet willen deelnemen. Dit is zowel het geval voor de OKAN-leerlingen als voor de leerlingen uit de reguliere klassen. Voor OKAN-jongeren kan onder andere de drempel om Nederlands te spreken met een onbekende leerling te groot zijn. Hun onzekerheid over de taalbeheersing komt dan naar boven. Langs de andere kant zijn er soms zeer Vlaamsgezinde jongeren uit de reguliere klassen die niet in interactie willen gaan met de OKAN-jongeren.

“Ja je hebt altijd natuurlijk andere leerlingen ook die zeggen “Nee, voor mij stopt het. Als ze geen Nederlands praten dan ga ik er niet mee om”, dat hebben we ook ja we hebben elk jaar wel een keer een paar racistische incidentjes, dat is zo. Maar goed, dat weegt niet op tegen de positieve elementen, gelukkig.”

(OKAN-coördinator 3)

Wanneer jongeren wel de keuze kunnen maken om deel te nemen aan interetnische initiatieven ervaart één participant eveneens drempels. Zo zijn er steeds leerlingen die afhaken wanneer de initiatieven plaatsvinden gedurende de pauzemomenten op school. Daarnaast geeft zij aan dat het vaak leerlingen zijn die niet veel vrienden hebben die vrijwillig deelnemen aan de projecten. Zij beschikken vaak over minder sociale vaardigheden wat de interetnische interactie bemoeilijkt.

“Maar ook dan hebben we eigenlijk weer gezien dat er, dat de buddies die zich aanbieden zijn dan dikwijls leerlingen die bijvoorbeeld zelf geen vrienden

51

hebben en dan op die manier proberen aan vrienden te geraken, maar meestal zijn dat niet de meest sociale en dan ja lukt dat eigenlijk bijzonder moeilijk want die weten dan zelf niet hoe ze een gesprekje moeten beginnen. Laat staan dat je dan met een OKAN-leerling een gesprekje moet beginnen.” (Vervolgcoach 1)

Met andere woorden, heel veel hangt af van de persoonlijkheid van de leerlingen. Dit wordt door vier participanten benadrukt. Indien leerlingen eerder een gesloten karakter hebben, minder sociaal vaardig zijn en minder open staan voor interetnische interactie, zal dit een impact hebben op deze interactie, wat op zich dan weer een impact heeft op de sociale relaties en de sociale steun.

“je hebt dat altijd wel eens dat je dan eens een groep hebt die zoiets heeft van “Seg wat is dat hier” en die dan zo ja moeilijk gaan doen of opzij blijven zitten ofzo en als je dan pech hebt dat je juist zo’n groep hebt dan loopt dat daar een beetje op dood he.” (OKAN-coördinator 4)

1.3.2. Gender, leeftijd en interesses

Ook het verschil tussen jongens en meisjes kunnen dergelijke projecten bemoeilijken. OKAN- jongens weten namelijk niet altijd hoe ze meisjes uit het regulier onderwijs moeten benaderen en gaan daardoor soms wat te ver in de interactie. Ook het leeftijdsverschil tussen de jongeren bemoeilijkt de interetnische interactie. Gemeenschappelijke interesses kunnen eveneens een invloed hebben op de interetnische interactie.

“Ja, of meisjes die bang zijn…ale bang, wat onwennig zijn als het meisjes zijn van 12 of 13 jaar en dan moeten ze met die gasten van 16/17/18 jaar want ze zitten niet op leeftijd” (OKAN-leerkracht)

1.3.3. Gerichte interactie

Daarnaast moeten scholen aandachtig zijn voor klikjesvorming. Dit heeft eveneens een impact op de interetnische interactie. Dit kunnen scholen vermijden door jongeren gericht in interactie te laten gaan met elkaar. Om gerichte interactie te bevorderen, vormen veel scholen duo’s van anderstalige leerlingen en leerlingen uit het regulier onderwijs. Dit is echter niet zo eenvoudig. Ten eerste is er het verschil tussen OKAN-jongens en de meisjes in het regulier onderwijs. Hierdoor willen sommige

52 meisjes niet samenwerken met een jongen uit OKAN. Ten tweede zijn er heel vaak afwezigheden. Tot slot zorgt de structuur van OKAN er ook voor dat het niet eenvoudig is om duo’s te vormen. Zo zijn er veel OKAN-leerlingen die veranderen van klas of doorstromen naar het regulier onderwijs. Hierdoor is het moeilijk om de initieel gevormde duo’s te behouden.

1.3.4. Taalbarrière

De taalbarrière voor de OKAN-leerlingen wordt als een belemmerende factor ervaren. De participanten geven aan dat er toch enige kennis van het Nederlands moet zijn opdat de interetnische interactie vlot kan verlopen. Ze proberen deze taalbarrière op allerlei manieren op te vangen. Begeleiding van leerkrachten in de interetnische interactie kan helpen. Ook het voorbereiden van het project in klascontext kan ondersteunend zijn. Het organiseren van niet-talige activiteiten kunnen de drempel voor de OKAN-leerlingen eveneens verlagen. Veelal worden projecten niet in het begin van het schooljaar georganiseerd aangezien de Nederlandse taalverwerving van veel OKAN-leerlingen dan nog erg beperkt is. Daarnaast kiezen sommige scholen ervoor om de doelgroep te beperken tot OKAN-leerlingen in de hogere niveaugroepen.

“eigenlijk moeten we dat vroeger doen op het jaar, maar dan zit je natuurlijk met de taal die een groot probleem is dus als ze helemaal niks begrijpen, als er dan plotseling iemand bij ons iets vraagt, dan is dat wel moeilijk. Soms kan dat in het Engels, soms staan ze daar ook met hun gsm Google Translate enzoverder maar dat is daar ook niet de bedoeling.” (OKAN-coördinator 3)

1.3.5. Welbevinden OKAN-jongeren

Ook het welbevinden van de OKAN-leerlingen kan een belemmerende factor zijn. Door hun ervaringen hebben sommige leerlingen weinig vertrouwen in mensen en dit kan een invloed hebben op de interetnische interactie. Ook hun huidige negatieve ervaringen kunnen hier een invloed op hebben. Eén participant geeft aan dat leerlingen die net een negatief asieladvies gekregen hebben, geen behoefte hebben om de dag erna deel te nemen aan dergelijke projecten. Het laag zelfvertrouwen kan eveneens een belemmerende factor zijn in de interactie.

53

1.3.6. Periode in het jaar

De periode in het jaar om interetnische initiatieven te organiseren is van belang, zoals eerder vermeld. Indien deze projecten in het begin van het schooljaar georganiseerd worden, is de Nederlandse taalbeheersing van veel OKAN-leerlingen nog zeer beperkt. Ook moeten zij nog vertrouwd geraken met de nieuwe schoolomgeving en dit heeft wat tijd nodig. Eveneens legt dit de druk voor OKAN-leerkrachten zeer hoog.

1.3.7. Kwantiteit project

Enkele participanten geven ook het belang van de kwantiteit van het project aan. Indien projecten van korte duur zijn, kan dit een impact hebben op de ontwikkeling van sociale relaties. Projecten die wekelijks doorgaan gedurende een periode van een jaar, projectweken en scholen die heel projectmatig te werk gaan, bieden meer kansen op het ontwikkelen van diepgaandere sociale relaties tussen anderstalige nieuwkomers en leerlingen uit de reguliere klassen.

“dit jaar was het het eerste jaar dat het op een veel lager pitje gezet werd. Dus dat was niet wekelijks, dan heb je je doelstellingen niet gelijk of dat ik eigenlijk zeg dat we alle jaren ervoor wel hebben bereikt.” (Leerkracht regulier 2)

1.3.8. Financiële drempels

Financieel ervaren de participanten ook enkele drempels. In zo goed als alle projecten komt de school niet tussen in de kosten voor deze interetnische projecten. Eén participant geeft aan dat de school haar financiële middelen voor OKAN niet volledig besteedt aan OKAN. In de meeste scholen betalen de leerlingen zelf voor de projecten, maar dit is niet voor iedereen evident. Veel OKAN- jongeren krijgen een leefloon van het OCMW of verblijven in een asielcentrum. De organisatoren proberen de kosten zo laag mogelijk te houden, om deze projecten financieel draaglijk te houden voor de OKAN-leerlingen. Enkele participanten proberen dit op te vangen door subsidies aan te vragen bij middenveldorganisaties. Echter geeft één participant aan dat deze subsidies zijn stopgezet waardoor het project financieel minder houdbaar wordt.

54

“De leerkracht brengt die kosten in en die kosten die worden verrekend naar de leerlingen toe en dat vind ik…jammer want dat is niet veel, maar voor sommige leerlingen is dat wel veel.” (OKAN-coördinator 1)

1.3.9. Leerkrachten

Voor de participanten vraagt het zeer veel energie om interetnische initiatieven op poten te zetten. Zij organiseren dit buiten hun lesuren en dit kan uitputtend zijn. Indien de participanten er meer energie insteken dan eruit halen, komt de motivatie om dergelijke projecten te organiseren onder druk te staan. De meeste participanten geven echter aan dat de moeite die ze in dergelijke projecten steken, loont en dat ze het daardoor volhouden.

“en als je ons schema gezien hebt voor ganse week, wij zijn daar, dat is allemaal, we worden daar niet voor betaald eh. Dat is allemaal bovenop onze gewone job eh, dus dat we dat doen en omdat we dat graag doen en omdat we daar ook niet alleen energie instaken, maar ook heel veel energie uit halen.”

(Leerkracht regulier 1)

Ook de samenwerking tussen leerkrachten voor interetnische initiatieven kan soms moeizaam verlopen. Enkele participanten geven aan dat er steeds leerkrachten zijn die weinig engagement opnemen in het organiseren van projecten. Daarnaast zijn er soms leerkrachten die weinig begrip hebben voor dergelijke projecten. Eén participant geeft aan dat dit een impact heeft op de interetnische interactie tussen jongeren aangezien leerkrachten een rolmodel zijn voor hun leerlingen. Een andere participant geeft aan dat er conflicten kunnen ontstaan tussen leerkrachten. Dit is echter een belemmerende factor omdat teamwork in dergelijke projecten van groot belang is.

“Het enige wat soms jammer is, je bent afhankelijk van welke leerkracht er meekomt van de andere school…Die moeten natuurlijk zelf heel open staan om dat project te willen leiden en…als die leerkracht zelf twijfels heeft over die OKAN-leerlingen of over dat project dan zet je dat uit op de leerlingen…en dan merk je dat ook wel dat daar minder wordt verteld of…ja je zag dan in twee groepjes dat er in één groepje zo, in het ene groepje ging dat veel beter. Dat werd zo een beetje als een Scoutsleider aangepakt zo leuk, ludiek en verder en in het andere groepje werd dat zo echt als leerkracht aangepakt en dan merk je gewoon als dat te streng is, dat dat niet werkt zo’n dag.” (OKAN-coördinator 2)

55

1.3.10. Nabijheid op school

Fysieke nabijheid op school is een enorm belangrijke factor in interetnische interactie. Indien de OKAN-leerlingen op een aparte afdeling zitten op school of in interactie gaan met leerlingen van een andere school, dan heeft dit een impact op de sociale relaties. De anderstalige nieuwkomers en de leerlingen uit het regulier onderwijs komen op die manier buiten het project niet of weinig met elkaar in contact. Hierdoor is er veel minder ruimte om sociale relaties te ontwikkelen buiten de interetnische initiatieven.

“Het is dan de bedoeling dat die mekaar tijdens de pauzes gingen zien en mekaar gingen vinden. Maar dan half het jaar is onze nieuwe campus opengegaan van de tweede graad en is onze OKAN-klas verhuisd. Dus toen konden die mekaar dan niet meer zien. Dus dat is dan ook weer heel jammer… En dat maakte natuurlijk ook dat ons project een beetje geboycot werd door de praktische omstandigheden (lacht)… elk spontaan moment was dan uitgesloten dus dat bemoeilijkte het alleen maar” (Vervolgcoach 1)

Indien de OKAN-leerlingen en de leerlingen uit de reguliere klassen een campus delen met elkaar, is het noodzakelijk om gemeenschappelijke pauzemomenten te voorzien. Dit biedt de mogelijkheid aan leerlingen om elkaar op een informele manier te ontmoeten buiten het project. Op één school delen de leerlingen een campus met elkaar. Ze hebben echter weinig gemeenschappelijke pauzemomenten. Dit wordt door de participant ervaren als een belemmerende factor.

1.3.11. Sociale relaties als voorwaarde

Als laatste blijken sociale relaties noodzakelijk te zijn opdat sociale steun tussen jongeren ontstaat. Het gaat dan eerder over diepgaandere relaties zoals vriendschappen.