• No results found

1. Reflectie over de onderzoeksbevindingen

1.1. Interetnische initiatieven

In deze thesis werden interetnische initiatieven op secundaire scholen in Vlaanderen geanalyseerd. Een eerste veelbelovende vaststelling van dit onderzoek is dat scholen interetnische initiatieven organiseren waarin leerlingen in interactie gaan met elkaar. Hierdoor hebben ze aandacht voor het leren van en met elkaar, volgens de visie van ‘omgaan met diversiteit’, in plaats van het louter leren over elkaar (Blaton et al., 2008). Echter lag het aantal deelnemende participanten in deze masterproef laag en dit zou deels kunnen verklaard worden aan de hand van de vaststelling van Kemper et al. (2020) dat secundaire scholen in Vlaanderen weinig initiatief nemen om de interactiemogelijkheden tussen anderstalige nieuwkomers en jongeren uit de reguliere klassen te bevorderen.

1.1.1. Het belang van interetnische initiatieven

Afhankelijk van de kwantiteit en kwaliteit van de interetnische initiatieven zal de impact verschillen. Wat betreft de sociale relaties die ontstaan, is de impact over het algemeen beperkt. Er ontstaan voornamelijk oppervlakkige relaties -zijnde elkaar begroeten, met elkaar praten en sociale media en telefoonnummers uitwisselen- tussen de OKAN-leerlingen en de leerlingen uit de reguliere klassen. Dit was echter te verwachten gezien de beperkte kwantiteit van het merendeel van de projecten. Anderzijds zou dit kunnen verklaard worden aan de hand van de onderzoeksbevindingen van Thys (2015). Zij stelt dat leerlingen die vriendschappen hebben opgebouwd met hun eigen vriendenkring, minder behoefte hebben aan het ontwikkelen van relaties met andere groepen. Eén participant gaf aan dat leerlingen steeds terugvallen op hun eigen klasgroep. Dit zou volgens haar de beperkte impact op de sociale relaties kunnen verklaren. Hargraeves (1967) (in Bekhuis, Ruiter, & Coenders, 2009) haalt het belang van contact met klasgenoten in het secundair onderwijs aan. Dit contact wordt als zeer waardevol beschouwd voor jongeren gezien de intensiteit en de verschillende functies ervan. Deze bevindingen zouden eveneens de beperkte invloed van interetnische initiatieven op de sociale relaties tussen anderstalige nieuwkomers en leerlingen uit de reguliere klassen, kunnen verklaren.

66 Gezien de beperkte impact op de sociale relaties, is de impact van dergelijke interetnische initiatieven op het schoolklimaat laag. Echter blijken zij een positieve impact te hebben op het klasklimaat in de OKAN-klassen. Onder invloed van dergelijke projecten leren de anderstalige nieuwkomers elkaar beter kennen wat een impact heeft op de ontwikkeling van hun onderlinge relaties. Daarnaast hebben deze projecten een positieve invloed op het welbevinden van de OKAN- leerlingen en dit bevordert eveneens het klasklimaat. De impact van interetnische initiatieven op het welbevinden van anderstalige nieuwkomers was echter te verwachten. Positieve sociale relaties en interacties komen namelijk het welbevinden van deze jongeren ten goede (Van Avermaet et al., 2017). Naast de impact op het klasklimaat, blijken dergelijke projecten veel leerwinst te bieden met betrekking tot de Nederlandse taalverwerving. Bovendien bevorderen deze projecten de integratie in het regulier onderwijs.

Veel participanten signaleerden geen zicht te hebben op de sociale steun. Dit was te verwachten aangezien het perspectief van de jongeren zelf niet bevraagd werd. Volgens andere participanten blijken de interetnische initiatieven geen impact te hebben op de sociale steun. Dit was echter wel het geval op een school die zeer projectmatig te werk gaat en waar er veel vriendschappen ontstaan tussen de anderstalige nieuwkomers en de leerlingen uit de reguliere klassen. Hieruit blijkt dat diepgaandere sociale relaties (vriendschappen) noodzakelijk zijn opdat sociale steun tussen jongeren kan ontstaan. Deze onderzoeksbevindingen waren echter te verwachten aangezien Woolcock (2001); Borsch et al. (2019) en Snell & Janney (2000) stellen dat sociale relaties toegang bieden tot sociale steun.

Ondanks de beperkte impact van de interetnische initiatieven op de sociale relaties, zijn dergelijke initiatieven van groot belang. Dit werd ook benadrukt door de participanten. Een kleine invloed op de sociale relaties is volgens hen beter dan geen invloed. Ook de impact op het klasklimaat, het welbevinden en de Nederlandse taalverwerving van de OKAN-leerlingen is enorm waardevol. Dit onderzoek toont aan dat kleine extra’s een wereld van verschil kunnen betekenen voor de OKAN- leerlingen. Indien scholen inzetten op interetnische interactie dienen zij aandacht te hebben voor zowel de kwantiteit als de kwaliteit van interactie (Mähönen et al., 2011) aangezien interactie niet noodzakelijk leidt tot betere sociale relaties (Agirdag et al., 2012).

67

1.1.2. Kwantiteit van interactie

De meeste interetnische initiatieven waren beperkt tot één of twee dagen. Twee initiatieven duurden één week en twee andere projecten kaderden binnen een keuzevak waarin de leerlingen gedurende een jaar wekelijks met elkaar in interactie gingen. Naast de kwaliteit van interactie is de kwantiteit van interactie ook van belang in interetnische initiatieven (Mähönen et al., 2011). Dit werd bevestigd in de onderzoeksbevindingen. Projecten die wekelijks doorgaan gedurende een periode van een jaar, projectweken en scholen die heel projectmatig te werk gaan, bieden meer kansen op het ontwikkelen van diepgaandere sociale relaties tussen de jongeren.

1.1.3. Belang van kwaliteit van interactie

In dit deel wordt de kwaliteit van de interetnische interactie beoordeeld op basis van verschillende methodieken en factoren die de interetnische interactie beïnvloeden. Sommige methodieken kunnen de impact van dergelijke factoren beïnvloeden. Om die reden wordt ervoor gekozen om de wisselwerking tussen methodieken en factoren weer te geven in wat volgt.

In enkele interetnische initiatieven werden zowel talige als niet-talige activiteiten georganiseerd. Echter gaven sommige participanten aan dat de taalbarrière een drempel kan zijn voor de anderstalige nieuwkomers in talige activiteiten. Om deze taalbarrière te overbruggen kunnen scholen niet-talige activiteiten opzetten en de projecten iets later in het schooljaar organiseren. In de literatuur wordt het belang van niet-talige activiteiten benadrukt (Borsch et al., 2019; De la Hera Conde-Pumpido et al. 2018). Dit werd eveneens benadrukt door twee participanten. Gezien de taalbarrière zijn niet-talige activiteiten volgens hen toegankelijker voor OKAN-leerlingen.

Ook coöperatief leren stond vaak centraal in de georganiseerde interetnische initiatieven. Hierin moesten leerlingen samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Coöperatief leren zou volgens Borsch et al. (2019) de mogelijkheid bieden om sterkere sociale relaties te ontwikkelen tussen jongeren. Op basis van de onderzoeksbevindingen in deze masterproef kan gesteld worden dat er meer nodig is dan coöperatief leren alleen om sterke sociale relaties op te bouwen tussen jongeren. Zo was er één school waarin leerlingen gedurende een jaar wekelijks in interactie gingen en samenwerkten om een gemeenschappelijk doel te bereiken, namelijk een theaterstuk creëren of een zomerbar organiseren. Echter bleven de sociale relaties voornamelijk beperkt tot elkaar

68 begroeten. In het bovenstaande project kwam het migratieverhaal van de OKAN-leerlingen aan bod aan de hand van theater. Hierdoor was er ook sprake van storytelling.

Ook werd er in sommige projecten gewerkt met een peer mentorschap. Indien sociale steun in dergelijk mentorschap centraal staat, zou dit volgens Messiou & Azaola (2018) toegang tot sociale steun genereren en diepgaande sociale relaties bevorderen tussen jongeren. Echter was dit niet het geval in de interetnische initiatieven in deze masterproef aangezien de focus in het peer mentorschap louter lag op de sociale relaties.

Vier participanten benadrukten het belang van vrijwillige keuze van leerlingen om deel te nemen aan interetnische initiatieven aangezien leerlingen forceren volgens hen een averechts effect heeft op de interactie. Pettigrew & Tropp (2006) stellen daartegenover dat gedwongen deelname tot positievere resultaten leidt dan wanneer vrijwilligheid voorop staat. Uit de interviews blijkt nochtans dat er niet noodzakelijk een verschil is tussen vrijwillige deelname en verplichte deelname. Er zijn nadelen verbonden aan zowel het hebben van een vrijwillige keuze als aan verplichte deelname.

Uit de interviews bleek dat er voor enkele jongeren, zowel de anderstalige nieuwkomers als de leerlingen uit de reguliere klassen, redenen waren die hen ervan weerhielden deel te nemen aan de interetnische initiatieven. Motieven zoals onzekerheid over de Nederlandse taalverwerving en een conservatieve ideologie namen het over van de leerlingen. Er was aldus sprake van ‘intergroup anxiety’ (Pettigrew & Tropp, 2006) waarbij enkele jongeren gevoelens van bedreiging en onzekerheid ervaarden in een context waarin de jongeren in interactie traden met leden van een andere, nog onbekende groep. Dergelijke intergroup anxiety kan de positieve invloed van interetnische initiatieven beïnvloeden en deze vaststelling werd bevestigd in deze masterproef. Mähönen et al. (2011) stellen vast dat negatieve familiale normen jongeren ervan weerhouden om in interactie te gaan met jongeren met een andere etnische achtergrond. Ook deze onderzoeksbevinding wordt bevestigd in deze masterproef. Zo waren er leerlingen uit de reguliere klassen die opgegroeid zijn in een Vlaamsgezind gezin, waarbij conservatieve waarden en normen op de voorgrond staan, die niet in interactie wilden treden met de OKAN-leerlingen.

Daarnaast stond in veel interetnische initiatieven cultuuruitwisseling centraal. Dit was meestal met wisselwerking tussen Vlaamse tradities en culturele tradities van de anderstalige nieuwkomers.

69 Gender, leeftijd en interesses kunnen de interetnische interactie beïnvloeden. OKAN-jongens weten namelijk niet altijd hoe ze meisjes uit het regulier onderwijs moeten benaderen en gaan daardoor soms wat te ver in de interactie. Indien leerlingen dezelfde leeftijd en gemeenschappelijke interesses hebben, kan dit de interetnische interactie positief beïnvloeden.

Ook klikjesvorming kan de interactie beïnvloeden. Om klikjesvorming te vermijden kunnen scholen gerichte interactie creëren in de initiatieven. Dit kan door duo’s te vormen van anderstalige nieuwkomers en leerlingen uit de reguliere klassen. Dit blijkt echter niet zo eenvoudig te zijn gezien de genderverschillen, afwezigheden van leerlingen en OKAN-leerlingen die regelmatig veranderen van klas.

Fysieke nabijheid blijkt een enorm bepalende factor te zijn. Indien de OKAN-leerlingen op een aparte afdeling zitten op school, in interactie gaan met leerlingen van andere scholen of geen gemeenschappelijke pauzemomenten hebben, dan zijn er weinig mogelijkheden voor de leerlingen om met elkaar in interactie te gaan buiten het project. Dit heeft een invloed op de ontwikkeling van sociale relaties.

Het organiseren van interetnische initiatieven vraagt zeer veel inspanningen van de organiserende leerkrachten, coördinatoren en vervolgcoaches. Zij nemen dit engagement namelijk op buiten hun vaste lesmomenten. Het financiële luik kan voor veel onzekerheid zorgen: subsidies die niet meer verleend worden, de school die financieel niet tussenkomt in dergelijke projecten. Ook de samenwerking met leerkrachten verloopt niet altijd vlekkeloos. Zo gaven enkele participanten aan dat er leerkrachten zijn die weinig engagement opnemen en/of weinig begrip hebben voor dergelijke initiatieven. Indien leerkrachten weinig begrip hebben voor interetnische initiatieven en een negatieve perceptie hebben over OKAN-leerlingen, heeft dit volgens één participant een negatieve invloed op de interactie tussen de jongeren. Er is aldus sprake van een impact van de waarden en normen die de school uitdraagt op de interetnische interactie (Borsch et al., 2019). Desalniettemin kunnen interetnische initiatieven de perceptie van leerkrachten over anderstalige nieuwkomers veranderen.

Volgens Mähönen et al. (2011) zijn kwantiteit en kwaliteit van interetnische interactie van belang, maar heeft kwaliteit een grotere impact. Dit betreft echter de impact op etnische attitudes. In deze masterproef werd de impact nagegaan op sociale relaties. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken

70 dat zowel kwantiteit als kwaliteit van interactie belangrijk zijn en dat de kwaliteit niet noodzakelijk meer impact heeft op de sociale relaties dan de kwantiteit.