• No results found

en de middelen ter bestrijding daarvan

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0224 (pagina 143-190)

door J. T I D E M A N .

Inleiding.

De veiligheid ter Oostkust van Sumatra laat in vele streken ten-gevolge van een zich uitbreidende landlooperij te wenschen over.

Wie heeft kunnen veronderstellen, dat, waar de ervaring had geleerd, dat landlooperij wegens voor de hand liggende oorzaken in Neder-landsch-Indië slechts sporadisch voorkwam, (vide de mindere-wel-vaartsverslagèn voor zoover Java aangaat) in die welvarende ciütuurstreken armoede van een zekere bevolkingsgioep tot dit resultaat zou leiden!

En toch staat het onomstootelijk vast, dat — evenals in degroote steden op Java, maar daar vermoedelijk veel minder'— landlooperij in het cultuurgebied van de Oostkust v a n ' S u m a t r a bedenkelijke afmetingen heeft aangenomen.

Welke zijn de oorzaken daarvan? M.i. zijn deze gemakkelijk op te sporen- Sumatra's Oostkust is groot geworden door een merk-waardiger) bloei van groot-landbouwondernemingen, gedreven onder westersch beheer met geïmporteerde arbeiders. Voornamelijk Chi-neezen en Javanen werden in grooten getale aangeworven en herwaarts gezonden. De vraagstukken der werving en der arbeids-wetgeving, die voor de daaruit voortvloeiende arbeidsverhoudingen moest worden vastgesteld, kunnen hier buiten beschouwing blijven.

Het is genoeg te constateeren, dat de Regeering de ontwikkeling der Buitengewesten naar het voorbeeld van de Oostkust van Sumatra venschte te bevorderen door groot-landbouwondernemingen in die streken zonder arbeidsmarkt mogelijk te maken, hetgeen niet anders zou kunnen geschieden dan met van elders geïmporteerde werklieden.

Werving van arbeidskrachten op Java en elders werd daarom — zij het aan bepaalde regelen gebonden — aangemoedigd. Daartegen-over gevoelde men voorschriften te moeten geven tot krachtige

136 LANDLOOPERIJ TER OOSTKUST VAN SUMATRA bescherming van hen, die zich voor zekeren tijd tot arbeid in die gewesten verbonden. Men begreep, dat deze menschen in een zeer bijzondere positie kwamen en dat er zonder overheidsbescherming onvoldoende waarborgen bestonden, dat zij in maatschappelijk op-zicht die burgerrechten zouden genieten, welke in iederen Staat zijnen leden verzekerd moeten zijn.

Deze bescherming bestond eerst vrijwel uitsluitend op het papier in den vorm van verordeningen en contractbepalingen. Later bleek, dat aan de practische toepassing schier alles ontbrak. Een arbeids-inspectie werd ingesteld en andere maatregelen genomen om te bereiken, dat ook inderdaad de contractkoelie de bescherming vond, die de Regeering hem wenschte te geven.

Zoo bestaan er thans voor den contractkoelie in het gehate dwang-systeem factoren, welke hem in maatschappelijk opzicht in allen deele ten goede komen. Zijn oeconomische omstandigheden zijn bij een behoorlijke naleving der contractueele verplichtingen beter dan die op Java waren; bij ziekte ondervindt hij de voordeden van een zeldzaam goed georganiseerden hygiënischen dienst en mocht het ten slotte blijken, dat hij door zwakte ongeschikt zou zijn voor de werkzaamheden, welke op de onderneming van hem geeischt kunnen worden, dan kan zijn contract ontbonden worden en wordt hij naar het land zijner herkomst teruggezonden. Een toepassing dier mooie bepalingen vindt jaarlijks ten aanzien van tientallen belanghebbenden plaats en de werkgevers doen in dat opzicht, wat hun plicht hun voorschrijft op de meest onbekrompen wijze. Men leze de. jaarver-slagen van de A.V.R.O.S. en D.P.V. hier maar op na.

Zelfs vormden zij eène vereeniging „Irnmigrantenasyl" met het doel om gebrekkigen, krankzinnigen en dergelijken onder de. aange-worven contractarbeiders in een inrichting te Medan onderdak te bezorgen, wanneer het onbekend was, waar zij eigenlijk thuis behoo-ren, of terugzending niet gewenscht werd.

Evenwel liggen er buiten de factoren, die de werkgevers tot han-delen nopen, vele. oorzaken voor het falen der beschermingsbepa-lingen ten aanzien van een zeker aantal der geworven arbeiders.

Maatschappelijk en psychologisch vallen die oorzaken door de onvolkomenheid van alle menschelijke instellingen soms zelfs geheel buiten de waarneming der handelende personen, doch zeker ont-snappen ze aan onze werkzaamheid of onzen bewusten invloed. Het

zelfde verschijnsel is waar te nemen in de groote maatschappij, waarin wij leven en hier worden daardoor gevolgen te voorschijn geroepen, die slechts na ernstige studie verklaard kunnen worden en waartegen ten slotte een doelbewuste strijd zal moeten worden

aangebonden.

Uit het hier volgende zal in algemeenen zin en daarna meer in het bijzonder voor het cultuurgebied der Oostkust van Sumatra aangetoond worden, welke de boven bedoelde factoren zijn, hoe deze tot armoede en landlooperij voor de sociaal onmachtigen moeten voeren, en dat een behoorlijk georganiseerde armenzorg het middel

is om daartegen stelling te nemen.

Armenzorg in het Algemeen.

Bijna in alle landen van Europa is armenzorg als een plicht van de Overheid erkend. Armenzorg beoogt behartiging van het algemeen belang, dat geschaad wordt, wanneer personen in een toestand van groote ellende verkeeren, waardoor gevaar dreigt voor cle kracht van het volk en voor de rechtsorde. Het verst gaat Denemarken hierin, waar de Grondwet recht op steun geeft aan hen, die niet

in staat zijn in eigen levensonderhoud te voorzien, doch de belang-hebbende moet zich in zulk een geval onderwerpen aan de verplich-tingen hem door de wet opgelegd.

Reeds vanaf de werking van de Staatsregeling van 1798 geldt in Nederland het beginsel, dat de Staat, in alles de welvaart van zijne leden bedoelende, aan nijveren gelegenheid tot arbeid, aan de onver-mogenden onderstand moet verschaffen. Men beschouwde dien toe te kennen onderstand evenwel als een gunst, doch als eene, die men goed deed om te verkenen uit een oogpunt van politiebelang.

Armoede immers is een toestand, welke de verzoeking tot vergrijpen, voornamelijk tegen den eigendom van anderen, in de hand werkt.

Men liet evenwel de armenzorg zooveel mogelijk over aan kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid, terwijl de z.g.n.

burgerlijke armenzorg (die van overheidswege) een aanvullend karakter draagt.

De eerste Nederlandsche wet op het „armbestuui" van 1854 huldigde in artikel 21 het beginsel der „volstrekte

onvermijdelijk-heid".

138 L A N D L O O P E R I J T E R O O S T K U S T VAN SUMATRA

D a t beginsel bedoelde ertegen te waken, dat iemand in de uiterste ellende den hongerdood zou sterven dan wel zich zou vergrijpen aan de samenleving. De. memorie v a n toelichting op de huidige armenwet van 1912 noemt o«*c beginsel kortzichtig en d u u r . Zij zegt d a a r -o m t r e n t : „ W a s dat d-oel bereikt, dan m-oest de hulp zich terugtrekken om straks w e e r opnieuw te helpen, w a n n e e r de a r m e weer bij het eindpunt v a n den w e g der ellende dreigde te komen, een recidive, die psychologisch noodzakelijk was, vermits de oorzaak van liet gevaar k r a c h t e n s het beginsel niet aangetast behoefde te w o r d e n " . D e ondervinding leerde de nadeelen grondig kennen. Meermalen werd er niet geholpen, omdat de ellende nog erger kon w o r d e n .

„ J a a r in j a a r uit w e r d een ziellooze en ontzielende bedeeling voort-gezet, omdat de volstrekte onvermijdelijkheid niet v o r d e r d e , dat ook m a a r getracht werd de a r m e n weder t e r u g te brengen van den weg van p a u p e r i s m e " . ( M . v. T . a r m e n w e t 19-12).

E n v e r d e r lezen w e :

„ I n t u s s c h e n zóó star beginsel toe te passen bleek meermalen te gaan buiten het bereik van den mensch, die als orgaan van de wet zijn h a r t niet het zwijgen op k a n leggen. I n de praktijk is de bur-gerlijke a r m e n z o r g herhaaldelijk getreden buiten de enge grenzen van het wettelijk beginsel en w e r d stoffelijke hulp op ruimer voet geboden".

De organisatie van a r m e n z o r g liet echter vrijwel alles te wenschen over. E r ontwikkelde zich een vrij stelsellooze praktijk, die ont-groeide aan de banden der wet. Groote moeilijkheden ontstonden door de v r a a g , w a a r a r m e n geholpen dienen te worden, in de plaats van inwoning, vestiging of geboorte? H e t gevolg was, dat het juiste beginsel in de memorie van toelichting van de wet van 1912 neer-gelegd : „den a r m e uit zijn hulpbehoevendheid op te helpen" in de toepassing van a r m e n z o r g voorbij gezien werd.

H e t bleef — vooral met het stelsel van bedeeling — zeer moeilijk de juiste grenzen in bepaalde gevallen te trekken. De e r v a r i n g leerde echter een leemte in de w e r k i n g der verschillende organen van armen-zorg kennen, een leemte, w a a r v a n nadere kennisneming voor de Oostkust van S u m a t r a van het hoogste belang is, n.l. liet gemis van speciale hulp voor hen, die door persoonlijke eigenschappen tot de chronisch behoeftigen moeten w o r d e n gerekend, personen, die zich niet aan de een of andere overtreding hebbende schuldig gemaakt,

niet bedelen, geen bepaalde gebreken hebben, doch die onbekwaam zijn zich het noodzakelijk levensonderhoud te verschaffen. H i e r w o r d e n de oeconomisch zwakken, de langzamen en achterlijken, de maatschappelijke schipbreukelingen en gedegenereerden bedoeld- Ook bij de overigens beste v o o r w a a r d e n zullen zij, wegens gemis aan voldoende w a a r d e als arbeidskracht, steeds tot de armlastigen be-hooren, omdat zij nergens welkom zijn. Geen werkgever ziet hen gaarne in zijn dienst. Zij w o r d e n overal afgewezen.

In h a a r mooie studie over „Bedrijfsleven en de strijd tegen de s r m o e d e in N e d e r l a n d " zegt D r . Ch. A . V a n M a n e n x) daarom-t r e n daarom-t o.m.:

„De vereenigingen, welke, zich h u n lot hebben aangetrokken, k u n n e n hen nergens onder dak brengen.

D a a r , w a a r zij opgenomen w o r d e n , k u n n e n zij niet de gepaste hulp en verzorging ontvangen".

„Die oeconomisch z w a k k e n echter, zij die zich niet in die mate.

aan wet, rust en orde. vergrijpen, m a a r toch in menig opzicht phy-sische defecten vertoonen, scharen zich door h u n onbekwaamheid tot productieven arbeid in de. rijen der hulpbehoevenden".

E n in een noot lezen w e :

„Verscheidene vereenigingen m a a k t e n melding van het feit, m a a r in het bijzonder werden wij door de. verschillende afdeelingen van de H e l d r i n g - P i erson stichtingen op deze b e t r e u r e n s w a a r d i g e leemte in de a r m e n z o r g gewezen".

V o o r deze sociaal onmachtigen is nergens opbeurende steun te vinden.

H o e de bepalingen der strafwet — ook in N e d e r l a n d s c h - I n d i ë — welke landlooperij en bedelarij zonder meer met straf bedreigen, tegen deze categorie van me.nschen een onrecht scheppen, zullen we in een a n d e r hoofdstuk zien.

W a t Indië over het algemeen betreft, tot voor k o r t e n tijd trad armoede, ten minste dezulke, welke als een gevaar voor de gemeen-schap w o r d t beschouwd, niet n a a r voren. A r m e n z o r g k w a m hoofd-zakelijk ten laste van bloed- en a a n v e r w a n t e n en v a n de inlandsche gemeente. T o c h moest de Regeering meermalen de bevolking hier

x) Uitgave van het Instituut voor oeconomische geschriften, 1918.

140 L A N D L Ó O P E R I J T E R O O S T K U S T VAN SUMATRA

en daar te hulp komen, hetgeen geschiedde in den vorm van onder-st eunings werken.

Er bestaan op Java en ook in de buitengewesten wel enkele parti-culiere liefdadigheidsinrichtingen en vereenigingen, voor 't meeren-deel uitgaande van en beheerd door Europeanen, welke zich het lot der armen aantrekken, doch op het totaal der bevolking beteekert deze hulp weinig; de arme vindt als regel elders steun.

Ter Oostkust werkt het leger des heils, en de onlangs ontslapen majoor Tjong A Fie heeft een asyl te Medan gesticht, waar Chi-neezen, die in behoeftige omstandigheden verkeeren en niet meer door arbeid in eigen levensonderhoud kunnen voorzien, worden op-genomen. Reeds werd het door de werkgevers (voornamelijk de Deli Maatschappij) opgerichte en beheerde immigranten asyl met een enkel woord genoemd. Over het te Pematang Si Antar verleden jaar opgerichte Chineezen asyl en de daarbij behoorende kolonies, hier-achter meer. De gemeente geeft een jaarlijksche subsidie van f 6000.— aan deze. instelling, waarin we een voorbcdd zien van overheidsbemoeienis met armenzorg.

Zooals evenwel de verslagen van het onderzoek naar de mindere welvaart der inlandsche bevolking op Java en Ma'doera zeggen, kwamen aldaar landlóoperij en bedelarij weinig voor, althans in het binnenland, dank zij de betrekkelijk gelijkmatige verdeeling van het bezit, hulpvaardigheid van den dessaman en de gunstige klimatolo-gische factoren.

Armoede en strafrecht.

Een der — noodzakelijk geachte, of als zoodanig niet gevoelde — kwaden van ons strafrecht is het strafbaar stellen van landlóoperij en bedelarij zonder meer, waardoor de sociaal onmachtigen voor die feiten, welke dikwijls de eenige uitweg voor hen zijn, daar zij een thuis missen en niet in staat zijn door arbeid in hun levensonderhoud te voorzien, een beduidende strafbedreiging als een zwaard van Damocles boven het hoofd zien hangen.

In Indië is de strafpositie voor die delicten veel lager dan in Nederland, want:

„Bedelaars van professie", zegt de toelichting der commissie tot samenstelling van het thans geldende strafwetboek, „die bedelen,

omdat ze te lui zijn om te werken, zijn in Indië zeldzaam. Het feit heeft daar dus lang niet het gevaarlijk karakter van de bedelarij in Nederland, welke in het bijzonder op het platteland soms als een ware plaag is aan te merken".

De commissie schijnt als eenige reden, waarom iemand geen gere-gelden arbeid voor zijn levensonderhoud verricht, luiheid te kennen.

Daarmede wordt een groot onrecht gedaan aan die talloos maat-schappelijk onmachtigen, die om de bovengenoemde redenen nu eenmaal als arbeidskracht geen volle waarde hebben en daarom tot chronische werkeloosheid d.i. armoede gedoemd zijn. In stede uit te gaan van het standpunt, dat dezen zelven hulp behoeven — anders zouden ze niet tot landlooperij en bedelarij hun toevlucht nemen — en maatregelen te treffen die ongelukkigen de reddende hand te i eiken, beschermde men de gezeten burgerij tegen die lastige ele-menten door een artikel in het strafwetboek op te. nemen, dat hun eUende tot misdaad stempelt. Het is wel een treurige menschelijke misvatting, die dergelijke strafbepalingen creëert en handhaaft!

In wazen zijn deze bepalingen in strijd met het in de grondwet en de armenwet neergelegde beginsel, dat de Overheid tot plicht beeft de onvermogenden (zij, die het vermogen missen in eigen levensonderhoud te voorzien) onderstand te verkenen. Het gevolg was, dat in Nederlandsch-Indië, waar geen armenzorg van over-heidswege bestaat, de. Overheid jegens deze ongelukkigen alleen straf-fend optrad. De onschuldigen moesten met de kwaden lijden. De gevangenis werd het instituut, dat dienstbaar gemaakt werd om de maatschappij van hen te zuiveren, hetgeen dan telkens maar voor tijdelijk geschiedde; en meermalen werd de bewering gehoord, dat het zoo erg niet was, want de gevangenis geeft onderdal- en voedsel, wat die armen immers daarbuiten missen!

Waar overigens in de strafwet zoo dikwijls schuld en opzet ge-eischt worden om een daad strafbaar te maken, zoodat in vele gevallen veroordeeling moeilijk is, omdat opzet of schuld niet bewezen kunnen worden, daar schijnt het alsof men in dit geval a priori eigen schuld aanneemt!

Dit is voor Indië te. meer bedenkelijk, daar hier bedelaarstehuizen en dergelijke gestichten nog zoo heel schaarsch zijn en de wet geen bepalingen kent, die opzending naar zulk een inrichting bij vonnis mogelijk maken.

142 L A N D L O O P E R I J T E R O O S T K U S T VAN SUMATRA

Hei komende pauperisme ter Oostkust.

De Oostkustsche samenleving wijkt in belangrijk opzicht van cle maatschappij elders af, omdat men hier — zooals boven reeds werd gezegd — op geïmporteerde werkkrachten is aangewezen. Naast een inheemsche wereld zonder vertier van beteekenis ontstond een cul-tuurwereld, waarin het Europeesche element vernuft en energie, techniek en organisatietalent en de van elders betrokken Oostersche arbeider zijn werkkracht dienstbaar stelden aan de groot-productie voor de wereldmarkt. Al begint er thans leven te. komen in alle lagen van de inlandsche maatschappij, ter Oostkust zal de inheemsche bevolking voorloopig geen arbeidsmarkt van beteekenis voor de voort-zetting van de bestaande, cultuurondernemingen, veel minder voor uitbreiding daarvan, vormen. Werving van vreemd werkvolk (vooral Chineezen en Javanen) zal geboden blijven om in de behoefte aan arbeiders te voorzien. Zoolang nu de. arbeidsverhoudingen bepaald worden door de tegenwoordig vigeerende koelieordonnanties met haar stel van beschermende bepalingen voor de contractarbeiders, kan een eigenlijk pauperisme voorkomen worden. Alleen zij, die zich zelf aan die voor hen gunstige voorwaarden onttrekken, zwerven overal rond en leven als echte paupers. Doch zij blijven contractant en hebben als zoodanig steeds het recht wederom op de onderneming te worden aangenomen. In de practijk worden die elementen echter in ieder bedrijf zeer ongaarne gezien, niet alleen omdat ze als arbeids-kracht weinig beteekenen, doch ook om hun funesten invloed op de overige contractanten. Zij ondermijnen de kracht van het geheele arbeidersvolk!

Er leeft in deze streek reeds een groep van zwervers, oud contrac-tanten, die als zoodanig mislukten en nu op eigen wijze het leven trachten te behouden.

Zoodra het dwangsysteem geheel verlaten wordt, zal dit element z;ch in grooter aantal gaan vertoonen, want het streven, zal zijn om zooveel mogelijk de gewezen contractanten te behouden. Daarbij kan moeilijk een schifting plaats hebben van werkwilligen en arbeids-schuwen. Men kan daarbij het maatschappelijk bezinksel niet elimi-neeren. De invoering van vrijen arbeid in deze gewesten zal als noodzakelijk aanhangsel diepe ellende voor de zwakken met zich sleepen.

Zoo vertoont het snel wassende Simeloengoen een beeld van frisschen bloei, zooals geen ander deel van Sumatra's Oostkust, dat evenwel naast groote welvaart van velen de opkomende ellende en armoede van de niet tot geregelden arbeid geschikte.n te zien geeft.

De schaduw van dit oplevende cultuurgebied verduistert ook hier bet blijde licht, dat zijn schijnsel op de in deze jonge maatschappij levende gemeenschap werpt.

Evenals de afschaffing van de slavernij tot gevolg had, dat velen, die het goed hadden onder een welwillend meester, aan hun lot v orden overgelaten en daarom smeekten, hen in den toestand te 'aten, waarin ze waren, evenzoo zal in het cultuurgebied de plotse-linge afschaffing van het tegenwoordige arbeidssysteem met zijn poenale sanctie eenerzijds en de beschermende bepalingen anders-ziids, lang niet voor allen brengen wat de zoo hoog verlangde „vrij-heid" in abstracten zin voor heerlijks inhoudt. Met vrijen arbeid bomt de vrije concurrentie, en slechts de meest gewilde werk-krachten vinden emplooi. Nu zal ter Oostkust altijd bijna voor een ieder, die in staat is te arbeiden, werk zijn te vinden wegens het gemis aan een werkelijke arbeidsmarkt, doch men gevoelt, dat allen, (be dan geen volle waarde op de arbeidsmarkt vertegenwoordigen door geen werkgever zullen worden aangenomen of — eenmaal aan-genomen — in dienst worden gehouden. Velen hunner zullen niet eens trachten arbeid te krijgen.

En hoe goed de werkgever ook voor zijne arbeiders zal zijn, de beschermende voorschriften zullen in vele opzichten minder vér-strekkend zijn. Ontslag van een werkman zal geen verplichting tot terugzending naar zijn land meebrengen en zoo zullen de achterlijken tot de blijvers gaan behooren en daar hier geen famibeverband of andere in den aard van het gemeenschapsleven op Java kiemende factoren bestaan om hun het leven mogelijk te maken met hulp van anderen, zoo zullen voor die menschen inderdaad zware tijden aan-breken, waarin het landloopersleven met al zijn ellende hun eenige uitweg is.

Brengt het contractsysteem mede, dat den werkgever de plicht wordt opgelegd om den ontslagen arbeider niet maar zonder meer buiten de. deur te zetten, doch hem terugkeer naar het land van herkomst te waarborgen, zoodra vrije arbeid dat systeem vervangt, v/ordt de band tusschen werkgever en arbeider als regel op het

144 L A N D L O O P E R I J T E R O O S T K U S T VAN SUMATRA

oogenblik van het ontslag verbroken. Alleen diegenen, die lang in dienst zijn geweest, in ieder geval aan bepaalde eischen voldoen, ondervinden in den vorm van pensioen of onderstand, zekeren steun, ook nadat ze uit den dienst zijn getreden. De gewone losse arbeider, nu eens hier, dan weer daar werkende, zal na ontslag uit den dienst aan zijn lot worden overgelaten.

Het is van geen werkgever, zelfs niet van de gezamenlijke werk-gevers te vergen, dat zij in die buiten hun terrein van werkzaamheid gelegen materie zullen ingrijpen.

De sociaal onmachtigen zullen alle hardheid in de natuur der dingen gelegen, gevoelen en ter Oostkust van Sumatra — en in 't algemeen in de Buitengewesten — zal hun toekomst te moeilijker zijn, daar ze hier als vreemden leven. Zij, die niet meekunnen, zullen

— het moge uit het voorgaande voldoende zijn toegelicht — als zwervers en landloopers ellende tegemoetgaan en tevens de

— het moge uit het voorgaande voldoende zijn toegelicht — als zwervers en landloopers ellende tegemoetgaan en tevens de

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0224 (pagina 143-190)