• No results found

In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze dit onderzoek is ontworpen en wordt uitgevoerd. Als eerste komen de vraagstelling en hypotheses aan bod, daarna worden alle variabelen die een rol spelen beschreven en meetbaar gemaakt. Wanneer deze geoperationaliseerd zijn worden de opzet van het experiment, de steekproeftrekking en de meetmethode toegelicht en tot slot wordt besproken hoe de resultaten verwerkt worden. Zoals eerder al verteld is wordt de volgende vraagstelling onderzocht:

In hoeverre beïnvloedt de mate van agressie in een citaat van een politicus de attitude jegens deze politicus?

De vraag wordt onderzocht middels een kwalitatief onderzoek met een experimenteel karakter, waarbij het vooral gaat om zowel de invloed die de agressie zelf heeft op de attitude van de proefpersonen, als om de context waarin de agressie wordt geuit. In een experiment worden aan de hand van gevonden resultaten metingen verricht, waarbij wordt gekeken naar de invloed van de onafhankelijke variabele (OV) X, op de afhankelijke variabele (AV) Y. De onafhankelijke variabele in dit onderzoek is de mate van agressie in het citaat, de afhankelijke variabele is de attitude van de proefpersonen. Hoewel experimenten doorgaans gekoppeld zijn aan een kwantitatief onderzoek, is hier gekozen voor een kwalitatief doel en een kwalitatief karakter van het onderzoek. Dit omdat de invloed die ik wil onderzoeken nogal lastig onderzoekbaar lijkt in een gewoon experiment, vanwege het grote aantal mogelijke (met name interfererende) variabelen. Het is daarom verstandig nu eerst een onderzoek uit te voeren waarin enerzijds zoveel mogelijk duidelijk wordt gemanipuleerd (met vormen van agressie en contextuele gegevens) en daarna met de proefpersonen wordt bekeken welke invloed de verschillende variabelen hebben en hoe hun denkwijze wordt beïnvloed door de verschillende factoren

Voordat het onderzoek op grote schaal kan worden uitgevoerd is het daarom belangrijk om het eerst kleinschalig op te zetten om eventuele ‘lekken’ tijdig te kunnen ontdekken (Baxter & Babbie, 2004: 123). Het onderzoek is vrij complex omdat er eigenlijk twee onafhankelijke variabelen zijn, namelijk de mate van agressie en de context (is het doelwit van de agressie een partij of een persoon; moeten de partijen nu of in de toekomst met elkaar samenwerken). Normaliter is er slechts één onafhankelijke variabele. Ook kan het publiek op verschillende manieren reageren, zoals hieronder beschreven wordt.

Middels dit onderzoek hoop ik verschillende dingen te weten te komen. Allereerst op welke manier agressieve uitspraken van politici door het publiek worden opgevat. De mate van agressie is hierbij van belang. Om te meten of en zoja, wanneer, het publiek de politicus te ver vindt gaan zullen de proefpersonen citaten in verschillende maten van agressie voor zich krijgen (zie §3.1.1).

Ten tweede hoop ik erachter te komen of het publiek bij de beoordeling van de mate van agressie mee laat wegen of de uitspraak is gericht tegen een gehele partij of tegen slechts één persoon. Om dit te onderzoeken zullen de proefpersonen uitspraken zien die dan weer gericht zijn op een persoon, dan weer op een gehele partij (zie §3.1.2).

20 Ten derde wordt onderzocht of het publiek rekening houdt met de relatie tussen de partijen waarin de uitspraak gedaan is. Hiermee wordt bedoeld wat de verhouding is tussen degene die de uitspraak doet en degene/partij die wordt aangevallen. Hiervoor zal het testpubliek de ene keer een uitspraak te zien krijgen die van coalitiegenoot tot coalitiegenoot is gedaan, dan weer van oppositiegenoot tot coalitiegenoot, etc. (zie §3.1.2).

Middels dit experiment hoop ik uit te vinden of het citaat de attitude en stemintentie van het publiek beïnvloedt.

Er zijn drie mogelijke manieren waarop het publiek kan reageren:

1. Prima dat het gezegd wordt, maar ik ga niet op hem/haar stemmen want ik vind het onverantwoordelijk/onprofessioneel.

2. Prima dat het gezegd wordt, ik denk dat ik op hem/haar ga stemmen omdat het juist wel verantwoordelijk/professioneel is.

3. Helemaal niet goed dat iemand dit zegt. Ik ga niet op hem/haar stemmen want het is alleen maar PR en dus onverantwoordelijk.

Zoals in de theorie al uitgelegd, kunnen agressieve uitspraken worden opgevat als onverantwoordelijk omdat deze partij/politicus toekomstige eventuele samenwerking onmogelijk/zeer moeilijk maakt. Bij de meting van de attitude en stemintentie zal rekening worden gehouden met interfererende variabelen, maar eerst zal dieper worden ingegaan op de onafhankelijke variabele, de mate van agressie in het citaat.

3.1.1 Onafhankelijke variabele 1: mate van agressie

In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de mate van agressie in de citaten. Zo is één citaat neutraal van toon, één citaat wat agressiever en één citaat ronduit agressief over een bepaald onderwerp of een bepaald persoon. Aan de hand van taalintensivering wordt onderzocht wanneer het publiek vindt dat een politicus te ver is gegaan en of dit de attitude en gedragsintentie beïnvloedt. De vraag is wanneer het publiek agressief te agressief vindt.

3.1.2 Onafhankelijke variabele 2: de context

Behalve de mate van agressie is ook het doelwit van de agressie van belang: is het partij- of persoonsgebonden? Zijn de agressor en het doelwit coalitiegenoten, of oppositiegenoten? Een politicus kan vrij agressieve uitspraken doen over/tegen een andere partij. Bijvoorbeeld: “De PvdA en CDA zijn huichelachtig in de aanpak van de klimaatcrisis en het streven naar een duurzame energievoorziening. Dat stelt VVD-lijsttrekker voor de Europese verkiezingen Hans van Baalen in een vraaggesprek met NU.nl”. In dit geval richt een politicus zijn pijlen op twee partijen. Er kan echter ook sprake zijn van agressie tegen een specifiek persoon van een partij, zoals blijkt uit: “Wouter Bos verkwanselt nu de AOW zoals Kok dat deed met de WAO.”

Het is niet onwaarschijnlijk dat politici die persoonlijk worden aangevallen dit als agressiever ervaren dan wanneer hun partij wordt aangevallen. In het laatste geval weten zij zich immers gesteund door hun partijgenoten en worden ze niet persoonlijk ergens op aangesproken. Maar ervaren de proefpersonen dit ook als zodanig? Wellicht valt het hen helemaal niet op dat de agressie in het ene geval op een persoon is gericht en in het andere geval op een gehele partij en letten zij alleen op de agressie van het citaat. Om dit te onderzoeken krijgen zij citaten

21 voorgelegd waarin de ene keer op de man wordt gespeeld (de “A-reeks”, zie Bijlage I), en de andere keer op de partij (de “B-reeks” zie Bijlage I).

Behalve de mate van agressie en het doelwit van deze agressie, is ook de onderlinge verhouding tussen de twee politici die bij het citaat betrokken zijn van belang. Een politicus die een coalitiegenoot aanvalt is een stuk ernstiger dan een politicus die een eeuwige oppositiegenoot aanvalt met wiens partij hij/zij nooit samen wil werken. De volgende scenario’s kunnen zich voordoen:

1. Een lid van de coalitie valt een coalitiegenoot aan (een partij met wie op het moment samen wordt gewerkt).

2. Een lid van de coalitie valt een lid van de oppositie aan.

3. Een lid van de oppositie valt een ander lid van de oppositie aan.

Een uitspraak die gedaan wordt tussen twee coalitiegenoten kan sneller als agressief beschouwd worden dan een uitspraak die gedaan wordt tussen twee oppositiegenoten. Om erachter te komen in hoeverre mensen rekening houden met deze verhoudingen zullen de proefpersonen citaten te zien krijgen waarin de namen van de agressor en het doelwit veranderen, zodat de relaties tussen de betrokken partijen veranderen. Aan de proefpersonen wordt gevraagd of zij de citatenreeks van de coalitie versus oppositie (de eerste van de C-reeks, zie Bijlage I) agressiever vinden dan de citaten van de coalitie versus coalitie (de tweede reeks van de C-citaten, zie Bijlage I) of dan die van de oppositie versus oppositie (de derde van de C-reeks, zie Bijlage I), waarna gevraagd wordt waarom zij juist dat citaat het agressiefst vinden. Het kan zo zijn dat sommige mensen deze onderlinge verhoudingen helemaal niet meenemen in hun overweging, en anderen weer wel.

Deze twee onafhankelijke variabelen kunnen op hun beurt ieder de afhankelijke variabele, de attitude, beïnvloeden.

3.2 Afhankelijke variabele: attitude

De afhankelijke variabele is de attitude van de lezers jegens de politicus. Het winnen van stemmen is iets waar een politicus zich altijd mee bezig houdt, bewust danwel onbewust. Als hij/zij zich agressief uitlaat hoopt hij/zij hiermee niet alleen gehoord te worden door de collega’s, maar ook door het publiek. Om mensen zover te krijgen dat zij op een politicus gaan stemmen, moet de politicus ervoor zorgen dat het publiek een positieve attitude ten opzichte van hem/haar ontwikkelt. Zoals in hoofdstuk 2 al beschreven, zijn attitudes volgens Hoeken gebaseerd op drie dingen:

 informatie  emoties

 het eigen gedrag (Hoeken, 1998:43)

De politicus kan de emoties van de kiezer niet bepalen, noch het gedrag van de kiezer. Hij/zij kan door middel van zijn/haar uitspraken echter wel bepalen welke informatie de kiezer onder ogen kan krijgen. Indien de uitspraken van de politicus in de kranten belanden en gelezen worden door kiezers, dan kan de politicus op die manier indirect de attitude van de lezer beïnvloeden. Hoelang deze attitudeverandering beklijft, is echter afhankelijk van de manier waarop de informatie wordt verwerkt.

Informatie kan, zoals eerder al gezegd, op verschillende manieren door mensen worden verwerkt. Volgens het Elaboration Likelihood Model (ELM; Petty en Cacioppo, 1986 in Hoeken en Van Wijk, 1997) en het Heuristic Systematic Model (HSM; Chaiken, 1987 in

22 Hoeken en Van Wijk, 1997) kan informatie op twee manieren verwerkt worden en zo de attitude bepalen:

3. “Lezers evalueren kritisch de argumentatie voor of tegen een bepaald standpunt” (Hoeken en Van Wijk, 1997:16); dit staat bekend als de centrale route. Er wordt eerst rationeel nagedacht, alvorens over te gaan tot het beoogde gedrag. Als iemand bijvoorbeeld een citaat van Ella Vogelaar leest denkt men eerst na over wat zij nu echt zegt, vervolgens denkt de lezer na over wat hij/zij er zelf van vindt en daarna pas wordt de attitude eventueel bijgesteld.

4. “Lezers hanteren vuistregels voor het bepalen van hun standpunt” (Hoeken en Van Wijk, 1997:16); de perifere route. Als iemand een uitspraak van Wilders leest kan hij/zij het in principe best eens zijn met die uitspraak, maar hem toch verwerken met het idee: “Wilders zegt het en dat is een idioot,” en het citaat daarna snel weer vergeten.

Als een lezer het citaat op de eerste wijze verwerkt (de centrale route), dan zal hij/zij de situatie beoordelen waarin de persoon van wie het citaat afkomstig is zich bevindt, en zal de attitude vooral beïnvloed worden door de informatie over de situatie, de persoon die het zei en de persoon/partij tegen wie het gericht is. Op die manier kan de mate van agressie gerelativeerd worden, hetgeen de attitude ten goede (of ten slechte) kan komen.

Als een lezer de informatie echter op de tweede manier (perifere route) verwerkt en vuistregels gebruikt, dan zal de attitude veelal bepaald worden door het beeld dat de lezer zich al eerder heeft gevormd over de bewuste politicus, het onderwerp waar het over gaat en de agressiviteit van het citaat. Mijn verwachting is dan ook dat bij het gebruik van vuistregels men allen kijkt naar de agressiviteit van het citaat en niet naar de omstandigheden waarin de taal gebezigd is, noch naar de relatie tussen bron en doelwit.

Om de al dan niet veranderde attitude (AV) te kunnen bepalen, dienen er meerdere factoren te worden gemeten die door de onafhankelijke variabelen beïnvloed kunnen worden, zoals:

 De beoordeling van de agressie

 De beoordeling van de politicus/de partij  De beoordeling van de contexteffecten

Om te kunnen onderzoeken of de onafhankelijke variabele effect heeft op de afhankelijke variabele, en zo antwoord te kunnen geven op de vraagstelling zijn er hypotheses opgesteld.

3.3 Hypotheses

Om te kunnen toetsen of de mate van agressie in een citaat effect heeft op de attitude van de lezers ten opzichte van de politicus is de onderstaande hypothese opgesteld. Dit is de nulhypothese, H0, waarbij er vanuit wordt gegaan dat er geen relatie bestaat tussen de variabelen:

H0: Een agressief citaat beïnvloedt de attitude van het publiek jegens de bewuste politicus niet.

Naast H0 zijn ook H1 en H2 opgesteld, waarbij er verwacht wordt dat de onafhankelijke variabele effect heeft op de afhankelijke variabele:

H1: Een agressief citaat beïnvloedt de attitude van het publiek jegens de bewuste politicus positief.

H2: Een agressief citaat beïnvloedt de attitude van het publiek jegens de bewuste politicus negatief.

23 Er zijn, zoals eerder beschreven, drie onafhankelijke variabelen die mogelijk de attitude van het publiek kunnen beïnvloeden, namelijk:

 de mate van agressie in het citaat

 is het gericht op een partij of een persoon  de onderlinge verhoudingen

De mate van agressie in het citaat kan variëren van neutraal tot agressief. De proefpersonen krijgen dan ook alle drie voorgelegd, waarna wordt gekeken of zij de oplopende mate van agressie in de citaten opmerken en hoe dit hun attitude en stemintentie beïnvloedt.

Hoewel schelden waarschijnlijk het agressiefste overkomt bij de proefpersonen, is de samenwerking bemoeilijken de gevaarlijkste vorm in de politiek omdat het, bij lang volhouden, kan leiden tot de val van het kabinet (dit hoeft echter lang niet altijd het gevolg te zijn).

Behalve de mate van agressie kan, zoals in §3.1.2 beschreven, ook het doelwit van de agressie invloed hebben op hoe agressief het citaat over komt. Als het commentaar gericht is tegen één specifiek persoon, die ook met naam wordt genoemd of recht wordt aangekeken tijdens het uiten van het commentaar, kan het agressiever overkomen dan wanneer het gericht is tegen de gehele partij. Samen sta je sterk is niet voor niets een bekend gezegde en geldt zeker ook in de politiek.

Als derde punt is ook de onderlinge verhouding, of de positie van de betrokken partijen/personen van belang. Iemand uit een coalitiepartij kan niet erg hard tekeergaan tegen (iemand van) een andere coalitiepartij omdat dit de samenwerking ernstig zou kunnen schaden. Echter, als iemand uit de oppositie dezelfde opmerking zou maken tegen dezelfde persoon/partij zou het niet zo erg zijn, want zij hoeven niet (meteen) met elkaar samen te werken. Bovendien is de oppositie er om commentaar te kunnen leveren op de plannen van de coalitie. Daarom kunnen zij agressiever uit de hoek komen dan coalitiegenoten.

Al deze variabelen worden meegenomen in het onderzoek.

Bij het meten van de attitude van de proefpersonen speelt niet alleen de mate van agressie in het citaat een rol maar ook andere aspecten. Dit zijn de zogenaamde interfererende variabelen. Om ervoor te zorgen dat wat in dit onderzoek wordt gemeten niet beïnvloed wordt door deze ‘ongewenste’ variabelen is het nodig om ze uit te sluiten. In de volgende paragraaf worden de interfererende variabelen besproken.

3.4 Interfererende variabelen

Hieronder worden alle interfererende variabelen genoemd en hoe ze van invloed kunnen zijn op het onderzoek. Ook zal worden uitgelegd hoe ze ondervangen worden.

1. Politieke kleur respondent - Als de respondent het gevoel/idee heeft dat het citaat afkomstig is van een partij die hij/zij niet steunt, kan het zijn dat zij het citaat als agressiever ervaren dan wanneer de respondent denkt dat het citaat afkomstig is van iemand met dezelfde politieke voorkeur als hij/zij. Het onderwerp van het citaat zal dus enigszins neutraal gehouden dienen te worden, en de respondent zal gevraagd worden naar zijn/haar politieke voorkeur. In dit onderzoek zijn de partijen CDA, VVD, PVV, SGP en Christenunie als rechts gekenmerkt, en de PvdA, GroenLinks, SP, D66 en Partij voor de Dieren als links.

24 2. Geslacht respondent - Agressie is een karaktereigenschap die meer geassocieerd wordt met mannen dan met vrouwen. Daarom zou het kunnen dat mannen een citaat minder snel als agressief beschouwen dan vrouwen. Gevraagd wordt of de respondent een man of een vrouw is, zodat bij de uitkomsten gekeken kan worden of vrouwen iets inderdaad sneller agressief vinden dan mannen.

3. Sociaaleconomische achtergrond respondent - De sociaaleconomische achtergrond van de respondent kan ook beïnvloeden in hoeverre hij/zij een citaat als agressief beschouwen. Generaliserend gezegd hebben mensen met een lagere opleiding doorgaans een minder gunstige sociaaleconomische achtergrond dan mensen met een hoge opleiding. Deze achtergrond kan ervoor zorgen dat wat de ene respondent al vrij schokkend taalgebruik vindt, de andere respondent juist normaal vindt. De sociale norm van de respondenten kan dus verschillen. De respondent wordt er naar gevraagd, zodat bij de uitkomsten gekeken kan worden of dit een rol speelt of niet.

5. Gewenning politiek taalgebruik respondent - Hoe vaak een proefpersoon naar het journaal kijkt of de krant leest kan ook de uitslag beïnvloeden. Iemand die vaak het journaal kijkt of de krant leest hoort vaker politici praten en/of leest vaker citaten van politici. Deze persoon is dan gewend aan de precaire manier waarop politici zich soms uitdrukken. Iemand die geen of weinig journaal kijkt en/of niet de krant leest, is onbekend met de manier van uitdrukken van politici en kan iets wat in de politieke wereld als zeer ernstig/intimiderend wordt opgevat, de normaalste zaak van de wereld vinden. De respondent wordt er naar gevraagd, zodat bij de uitkomsten gekeken kan worden of dit een rol speelt of niet.

6. Politiek actief of niet – Iemand die zich inzet voor een politieke partij is misschien meer geneigd om op te letten of het taalgebruik geen mogelijke partners schoffeert. Hij/zij zal mogelijk meer letten op de onderlinge verhoudingen tussen de twee partijen en zodoende een citaat dat door de niet-politiek actieve mensen als neutraal wordt gezien, agressiever opvatten.

Nu de interfererende variabelen zijn besproken is het tijd om de opzet van het experiment duidelijk te maken.

3.5 Het Experiment

Experimenteel onderzoek is onderzoek met een toetsende bedoeling en met een gecontroleerde werkwijze: getoetst wordt een hypothese die betrekking heeft op het effect van een onafhankelijke op een afhankelijke variabele; gecontroleerd worden de onderzoeksomstandigheden (specifiek het effect van de onafhankelijke variabele), zodanig dat de data (= meetgegevens m.b.t. de afhankelijke variabele) teruggevoerd kunnen worden tot het effect van de onafhankelijke variabele. (Ensink 2006: 65) Om er achter te komen of de attitude van mensen ten opzichte van een politicus wordt beïnvloed door het lezen van een agressief citaat worden er vragenlijsten voorgelegd aan respondenten.

Hoewel experimenten doorgaans kwantitatief zijn, is dit onderzoek kwalitatief van aard. De omdat er twee OV’s zijn en zes IV’s die allen van invloed kunnen zijn op de attitude. Het is mijn doel om er achter te komen of alleen de agressie in het citaat al tot (ver)oordelen leidt bij de proefpersonen, of dat er een effect is van partij of persoon; of van de inschattingen met betrekking tot de toekomstige samenwerking tussen beide betrokken partijen.

Aangezien het hier een kwalitatief onderzoek betreft worden er te weinig mensen ondervraagd om een betrouwbaar significantieniveau te verkrijgen.

De proefpersonen zullen binnen één case (onderwerp) verschillende citaten voorgelegd krijgen met uiteenlopende mate van agressie waarin bijvoorbeeld iemand van de oppositie