• No results found

MEER DAN GOUD

In document MIe OVORM: (pagina 28-32)

"Wie zou voor zulk een man de vlag niet moeten stIl) en.

..

Dus kan een snoever menigmaal.

Een kundig man door grootsche taal . En onbeschaamd gezwets. of een paar norsche blikken •

Gansch overbluffen en verschrikken .

Want had de schipper eens den zwem strijd aangegaan • Dan had de snoeshaan wis tot schande en spot gestaan .

E.

J.

B. SCHONCK •

MEER DAN GOUD.

Heur breiwerk op de knieën.

in haren zetel. breed en hoog, zat Grootje. en achter den zwaren bril

look ') stil heur weiflend oog.

Het zonneken door de ruiten

bescheen heur rimp'lig hoofd zoo zoet • want . , . eIken middag sliep zij zoo.

en 't deed heur steeds zoo goed!

Zwart-poes ken volgde dan 't voorbeeld:

zoodra OudGrootje de oogen sloot -wip I lag het op heur knie gekrold

en ronkte op heuren schoot . Dan had men haar geschilderd 2)

met kraag en kap en strik en lint.

heur altijd lachend aangezicht.

vol eenvoud, als een kind.

Doch, kijk ... daar komt het "kl~intje" -lief dochterken, 3) nauw zeven Jaar.

legt pop en bikkels heimlljk neer en nadert zoet tot haar.

VOORDRACHTEN, VII 4

en, met 'nen schalksehen glimlach, en met van slimheid Honk'rend oog, verbergt voorzichtig naald en kous

in lakenkas of toog 4) en Grootjes kappe sierend

met looverranken, jeugdig groen:

.. Daar I" lacht het schelmseh, .. dat komt er van, te slapen ied'ren noen," ')

Stil is weer 't kind gezeten

en naait aan Mieken-pop beur kleed, maar 't oogje slaat het Grootje ga,

dat nog van niets en weet I Het vrouwken sluimert immer,

de handen vouwend. Immer voort, en spinnend vangt het katje

zijn uilt jen. ') ongestoord, En zallg ronken beide;

Oud-grootje knikt nu .. Ja". dan "neen , en Poes, het tongsken uit den muil,

treItt kop en staart ineen , , , Op eens, daar roert 7) Zwart-poesk:en

de slaapster schuddebolt en schrikt en achter 't zware brilgras

ontsluit zij 't oog, en blikt, Paf! valt heur van de kappe

de gansche groene looverbos,

en 't speelziek meisken. glchelend, harst in leutig 8) lacben los,

.. Gi deugniet," kijft Oud-grootje,

maar 't kleentje staart zoo schelmscb heur aan:

.. Ik deed het niet. Lief-grootje.

dat beeft Zwart-poes ken 'daan I"

51

En 't vrouwken trekt heur peetkind tot zich - .. al waart-de nog zoo stout.

'k en wou voor niets u missen, kind _ gij zijt mij meer dan goud,"

POL DE MONT.

AANTEEKENINGEN, 1. Look = sloot.

2. Dan zou het de moeite waard geweest zijn om haar te schilderen.

3. Kleindochtertje.

i. Lakenkas. een Vlaamsch woord voor linnenkast; een toog is eigenlijk een toonbank in 't Vlaamsch ; bier misschien een soort tafel.

5, Noen Is middag.

6, Een uiltje vangen of een uiltje knappen Is: een slaapje doen.

7. Verroert zich.

8. Prettig, plezierig.

HONDENTROUW.

.. Neen. liefste Liesbetb I waarlijk neen f .. GIJ moogt mij door geen wantrouw honen:

.. Had ik de keus uit alle schoonen, .. Ik koos toch u, en u alleen.

.. Bezat ik goud- en zilvermijnen,

.. Ik strooide aan uwen voet miJn scbat;

"Ofschoon Ik u niet liever had, .. Al droegt gij paarlen en robijnen;

"Bezat ik kroon en koningsstaf.

.. Ik stond voor u mijn scepter af."

- .. Welnu. ik zwkht Voor uw verlangen:

.. Als weêr de sneeuw op de Alpen smelt • ..Verzamel dan de jeugd In 't veld, .. Tot dans en spel en bruiloftszangen : .. Ik zal den huwlijkskrans ontvangen.

52

weten-.. Vraag sneeuwgebergte en waterplas I .. Een moeder, die met jammrend klagen

.. De tengre banden wrong aan bloed, .. Viel, luidkeels dankende, ailn mijn voet, .. Toen 't goede dier van uit den vloed .. Dwars door den sneeuwval had gevonden,

.. Die d' egade overdolven had .

.. Waar zag men 't aarzlen of voor zwichten 7 .. Geen kloofzoo diep. geen nacht zoo zwart, .. Die 't ooit van weiflen kon betichten;

"Hij vlijt zich kwisplend aan mijn voeten."

.. Welaan, het zij I uw Wil geschied':

5i

En sleurde't blindlings met hem voort .•.

Hij had het plompen siet gehoord,

Gekanteld door den overlast, En Ulrfch spartelt in den stroom Den laatsten ballast losgetrokken.

En met een luid en blij geblaf Getrouwer bijstaan en bewaren I

Zoo dreef het dier met trouwen moed

56

Den drenkling voor zich door den vloed, Met zwemmen, spartlen, rekken. dringen;

Al puilden de aadrea door zijn huid, Al snoof het bloed en water uit, Het liet zijn schat zich niet ontwringen;

En schoon de rukvlaag woei van 't strand.

Het hield zijn richting recht naar land;

En. Bauwden ook zijn korter slagen, En werd de vracht ook dubbel zwaar, Het sneed den golfslag van elkaar, Het wrong zich heen door bloed en vlagen,

Tot dat het uit de laatste baar Zijn meester bad aan wal gedragen

Zijn meester en zijn moordenaar.

't Gerucht was door het dal gegaan.

De laodjeugd drong van rondom aan En zag het schouwspel. diep bewogen.

Ook Liesbetb was. ter dood ontsteld, Te midden van den kring gesneld.

En Ulrich opent langzaam de oogen.

't Besef kwam weder in zijn geest ...

Hij sloeg den arm om 't edel beest.

Dat aller liefde en aandacht wekte;

Toen zag hij, door de menlgt' been, Naar Liesbeth op - naar haar alleen, Tot wie zijn andre hand zich strekte ...

Maar aar ziend week zij voor den hond, Die druipend naast zijn meester stond

En 't wier hem van de kleeren lekte '"

Toen - toen verdween uit Ulrichs oog De schoone maagd. haar blos vervloog, Haar lonk verstarde. de adem stolde:

Zij, die hem eens zoo minlijk scheen, Werd hem een beeld van marmers teen, Waarlangs zijn ijskoude aanblik rolde.

Of - zag bij nog dien boezem slaan, Nog leven uit die oogen stralen,

Hij staarde 't met een huivring aan, Alsof hij brons zag ademhalen.

"Kom", borst hij uit, "kom meë met mij,

57

.. Getrouwe vriend 1 gij mint me, gij, .. Gij hebt gevoel en liefde in de àren.

.. Vaarwel. vaarwel, bekoorlijk dal .. En Alp en meer en waterval.

.. En heuvlen met uw herderscharen, .. En, schoone maagden I gij vooral.

"Vaart wel voor eeuwig 1- Kom, kom meë, .. Beproefde vriend in dood en leven,

.. Hoe ver ook over land en zee ... "

Het beest had luistrend acht gegeven;

Het zag zijn meester in 't gezicht, Reeds met een voorpoot opgelicht ...

N u werden ze alle vier geheven.

En 't sprong vooruit langs greb en spoor, De heuvels op, de struiken door, Als had zijn heer het niet~ mis treven,

Nog dank te weten ergens voor.

H. TOLLENS.

OPMERKING. We vinden dit gedicht vrij ridicuul. Maar ...

de smaken verschillen. Dat blijkt bet best uit de opname in vel e bloemlezingen. 't Best is het nog te plaatsen in den tijd, waarin de dichter leefde. Tollens heeft er wel meer van die soort gemaakt (b.v. De Noord·l-.merikaansche jager) en men vond ze toen even hef en aandoenlijk.

VAN EEN POMP DIE PIEPTE, NIET MEER

In document MIe OVORM: (pagina 28-32)