• No results found

EEN GRAP VAN JAN STEEN

In document MIe OVORM: (pagina 49-53)

Ik ga iets verbalen van schilder Jan Steen.

Een aardigen, vroolijken klant,

Maar tevens een kunstnaar, zoo was er maar één.

De glorie en roem van zijn land;

En wie voor zijn vaderland lauweren gaart, Die blijft aan ons bart boven bonderden waard, Jan Steen dan, de schilder. was brouwer meteen

In Delft, een zeer bloeiende stad;

Zijn bier smaakte goed. en zijn maat was niet kleen.

En matig van pnjs ieder vat;

Toch gingen de zaken niet goed, als men weet, Daar Jan min aan brouwen dan schilderen deed.

Zijn vrouwtje lief vond soms haar beursje te licht, Veel geld werd er zoo Dlet verdiend;

Zij trok dus bij wijl wel een treurig gezicht, En knorde op haar huwelijksvriend.

En sprak: .. 't Is zoo stil in de bierbrouwerij, En vroeger toen was 't er zoo levendig bliJ,"

Jan hoorde 't verwijt en bij voelde wel goed.

Dat hij hier de schuldige was;

Doch vroohjk geluimd en niet zwart van gemoed.

Verzon hij een grap, die genas,

En weder 't humeur van zijn knorrende vrouw Bedaren, verheugen en opwekken zou,

92

HIJ sprak tot den knecht: .. Stook het vuur eens wat aan, Het water moet koken, hoezee!"

Toen is onze Jan naar de marktplaats gegaan, Gelijk hij zoo menigmaal dee',

En kocht er tien eenden. gevangen dien dag,

En bracht ze naar huis, schoon zijn vrouwtje 't niet zag.

.. Maak open den ketel'" sprak Jan tot den knecht, .. De levende vogels er In."

En nauw had de schilder die woorden gezegd, Of Kees maakte Buks een begin,

En binnen 't kwartier schonk het kokende nat, Aan 't tiental een gansch niet bekorelijk bad.

Toen ging Jan In huis en zei tot zijn vrouw:

.. Nu moeder, kom nu even meè.

Ik wed, je krijgt wis van je prutt'len berouw, Nu is er weer leven. hoezee'

Nu Is er weer drukte In de bierbrouwerij, Zooals er nog nooit was, geloof me maar vrij."

Vrouw Steen keek eens rond, maar begreep het niet recht;

't Was stil als altijd om haar been.

Licht op nu het deksel' riep Jan tot den knecht, En deze - hij deed het meteen:

Daar vlogen de vogels met Baddrend gedruiscb Wild kwakend en schreeuwend als dol door het huis.

Jan Steen stond te lachen en vroeg aan zijn Griet:

.. Wel, Is 't nu niet levendig hier?

"Terdeeg", zei Zijn vrouwtje, "je bent mij een Plet, Maar slecht voor het brouwen van bier,"

Doch 's middags aan tafel vergaf zij 't haar man, De boutjes der eenden, zij hield er wel van.

ANT. L. DE ROP.

93

DE STERRENHEMEL.

Het oog omhoog' Wie schiep die groepen In 't meetloos ruim van 't groot Heelal?

Wie heeft ze bij haar naam geroepen, Die myriaden zonder tal?

Wie heeft hun aller loop berekend, Hun stand, hun banen afgeteekend?

Wie Is 't die al dat heir gebiedt?

Wie houdt de werelden te zamen?

Wie kon ooit zulk een plan beramen, Waarvan ons oog een stip slechts ziet 1 Neen, 't is geen schepsel. hoe verheven,

Geen engel. die ze in 't aanzijn riep:

't Is de Eeuwige, de Oorsprong van het leven;

't Is God, die door Zijn Woord hen schiep.

Hij sprak: /t Licht zij'" 't Licht was. Het duister Vlood op zijn wenken. Glans en luister

Bestraalden 't aardrijk nacht en dag.

0, toortsen' van den Heer ontstoken, Wie zag uw werking ooit verbroken?

Wie vond van stoornis ooit gewag 1 De stoutste volken vloden henen:

Het prachtigst monument werd stof:

Geslacht Is op geslacht verdwenen, En 's menschen heerlijkheid werd dof.

Maar wat ook week - de zachte stralen Dier millioenen zonnen dalen

Als troosters op het levenspad.

Zij zijn, sinds 's aardriJks vierden morgen 't BeWIJS van Gods voorzienig zorgen,

Voor alles wat deez' bol bevat.

Van Ebro tot aan Amoerstroomen, Van Ganges tot aan Amazoon.

Spreidt God den boozen en den vromen Zijn trouw In 't stargewelf ten toon.

94

Cham's nakroost moog, verstijfd door slagen, Vergeefs hun drukkend lijder. klagen,

Eén is ook hun tot hulp bereid.

Het oog omhoog! daar in die rijen, Daar lezen heerschers, slaven, vrijen,

In vlammend schrift: Voorzienigheid.

De vrede week met zijn laurieren;

Gedierte en menschdom kwam in strijd;

De zonde deed haar stormen gieren In boozen twist en vuigen nijd;

't Bederf groef zich de diepste voren:

Waar blijft de mensch, die, diep vedoren, Den minsten lichtstraal niet ontwaart I Zijn hart is koud; zijn oog blik donker;

Gevoelloos ziet hij 't stargeflonker;

Ach! duisternis bedekt deze aard'.

Doch toer het vonnis is gesproken Heeft Hij, wiens naam Ontferm er is.

't Genadevaandel opgestoken Tot troost in deze duisternis.

Hij zoude Jakobs ster ontsteken,

HIJ zwoer 't (en zal dien eed niet breken) Bij 't zeezand en bij 't starrenbeir.

En 't Woord des Heils, eerst In omhulling.

V ond straks In Christus zijn vervulling:

Het Licbt der Wereld daalde neer.

Hij kwam op Wien de Vadren zagen, In Wien 't geloof zijn sterkte heeft;

Door Hem in menschen welbehagen!

Wel dien, die met en voor Hem leeft.

Dat dan ook zon en maan bezwijken, Ja. alle zonnestelsels WiJken:

De Christen heeft een vaster grond:

De Heiland beeft Zijn Woord gegeven:

"Waar Ik ben, zal Mijn dienaar leven."

Nooit faalde 't Woord van ZIjnen mond.

INHOUDSOPGA VB.

Blz.

ER IS NOG WEL TIJD 1 door G. van der Veen Kzn. 3 DE DWAZE KONING EN DE WIJZE MAN door T.

de Keijzer Tzn. (met een opmerking) . . . 5 ONTROUW EN STRAF, door J. M. E. Dercksen (met

een opmerking en aanteekeningen) . . . 10 BERUSTING, door A. Doijer JAzn. . . 24 DE TOCHT NAAR DE FABRIEK, door E.

Knuttel-Fablus (met een opmerkIDg) . . . 25 GEWOGEN. door G. van der Veen Kzn.. . . 26 WAT EEN MOEDERVERMAG,doorJ.W.Schuurmans 34 EEN ZELDZAME GENEZING, door E. J. B. Schonck 40 DE JONGE BOER. door E. J. B. Schonck 41 HET HOEFIJZER, door E.

J.

B. Scbonck 42 DE HOND, door E. J. B. Schonck . . . 43 DE TWEE KOEIEN, door E.

J .

B. Schonck 45 DE ZWEMMER. door E. J. B. Schonck. . 46 MEER DAN GOUD, door Pol de Mont (met

aantee-keningen). . . 49 HONDENTROUW, doorH. Tollens(meteenopmerking) 51 VAN EEN POMP DIE PIEPTE, NIET MEER

PIEPTE EN WEER PIEPTE. door B. van Meurs (met een opmerking) . . . 57 DE WETERING, door

J.

Brester Azn. (met

aanteeke-ningen). . . 62 DE BIECHTELING . . . 73 DE GESCHIEDENIS VAN EEN KOLONIAAL of

TER ELFDER URE, door M. Koornstra 76

DE BIJBEL DER WEDUWE. . . 81

ALS EN MAAR. . . 83

GASTEN EN VREEMDELINGEN 86

EEN GRAP VAN JAN STEEN. door Ant. L. de Rop 91 DB STERRENHEMEL . . . 93

Bij de Uitgevers J. W. BOEIJENGA ZONEN te Sneek zijn verschenen I

Voordracbten. verzameld door EEN HOOFDONOf.RWIJZER, Bundel I, 11, lil, IV. V, VI, VII. VIJl, IX co X à f 0 SS per bundel. Franco toezending nn ontvangst van het bedrag per postwissel of per postgiro (No. 31769).

De Eent .. Bundel bevat: 1. Een misstap. 2. Doro ~. Reint, de taarten ·reter. 4. Dimas. S. In het kamp. 6 De hut op de heide.

7. Grietjes verjoarsgeschenk. 8. Bach te Dresden. 9. Een zomer.

nacht. 10. Toon, de voddenkoopman. 11. De Antithese. 12. Het jurkje. 13. De IOgebeelde kwaal. 14 In den storm of de kinderen der zee. IS. Jan Lop en Noa. 16. Het zoutvat. 17. Des Christene Wraak.

De Twt:ede Bundel beval: I. Iets uit den tijd, toen ik nog een lief vers maakte. 2. De borgende weduwe. 3. '0 Aorig min . 4. Een jeugdige doodc.S. De pijpekop. 6 De Wolf 7. De oude visscher.

8. De zwemmer. 9. Te laat. 10. De zenuwachtige yoordra/ler.l1. De plalmen. 12. Het zegel. 13. De onaangename koster. 14. Napoleon.

15. De zoltpot. 16. Het lammetje. 17. De tijger, de brahmaon en de jakhals. j 8. Het huisje te Bethanië

De D rde Bundd bevat: 1. Eigen woning. 2. Waarde Bruide.

gom en bruid. 3 Aan eene bruid. 4. Aan de schoonzu. ters der bruid.

S. Een hroeder oan zijn broer, den bruidegom 6. De zingende ezel.

7. Leelijk. 8. Heldenmoed. 9. De verjaardag van den landheer.

10. Het parndij en de peri. 11. Strijd en vrl'de. 12. Teleurstelling.

13. Het nieuwe orgel. 14. Herta's brie!. IS. De kleine koopman.

16. chijn is geen wezen. 17. Een schrijffout. 18. De kip. 14. Eenl ral h.j zien 20. Hoo'k vriejden. 21. apoleon Bonaparte. 22. Rabbi Moir en z'Jn gade. 23. Dood·hedaard. 24. Lise. 25. De kanarievogel.

26. Nood en uitkomst. 27. Zijn eerste preek' 28, God zorl1t.

De V ierd lIunlt I he\ at. 1. Grootmoeders betrachllOl1. 2. Het blinde paord. 3. Dt' Gelukkige. 4. De longe broek 5. Een Rijke en een arme 6 Geen twi. tinl! 7. Heili/le eenvoud 8. Des zanltcrs vloek. Q. Wecrl1evonden 10. Eeuwigbeid. 11. De werk taking.

12 De Kamerj .. rht. 13. De trsan der dankbaarheid J.1 TiJnne!

wol fietsen learn. 15. De oude wouwen hRar hijbel 16 't Gebro.

ken ven5terl1la5 17. Een Dorp. geschiedenis. 18. De ramp van de

• Titanic" . 19. V aoder en dochter. 20. Zielestrijd.

De Vijfd.., Hund'" bevat: }. Voorwoord. 2. Een lot in de 10.

terij. 3 Liefdesmart en liefdekracht. 4. De speelpop. S. Het Brei.

Itertje \'an Venwouden. 6. De nacht 7. Het ~eschenk. 8. V,eese.

hjke oogcnblikken in ccn luchtballon. 9 Een conferentie 10. Een zonderlinl!. moor leerzaam /leval. 12. 't I 'n plll a 't in noch kump J 3. De zieke jonl1e1inlt 14. Het onweder. 15 Cbri.tus of

Russi sche sloaf. 19. De Aanhaling. 20. De twee vondelingeon.

21. Hendrik en Fidelia. 22. Wat de maan zooal ziet.

De Zesde Buodel bevat: 1. Het Raod,lid 2. De ledi~e stoel.

3. De Brand. 4 Het hoogste lot 5. De Boerenvrouw 6. Tante Jet tijdens de Mohillsatie. 7. Rembrandt'. voorspoedige reis. 8. Ouders.

9. Heidehrand. 10. 0 I 11 Een vers, dat als een nachtkaars uitgaat.

12. De Kapitein en zijn moeder. 13. Verhaal van den zwiJger.

14. Moeder. 15. Dag Vader 16. De geschiedenis van den milicien Klaas Koo •. 17 Johannes Brenz. 18. Het Kameleon. 19. Drie Sterren. 20. Sir Philip idney. 21. Kreupel wil altijd voordansen.

22. Droeve lijden. 23 De drie vijanden. 24. Een gevoelige straf.

2S. Soldatenlist. 26. Twee Broeders. 27. Drie studenten.

De Acbt te Buod I hevat: 1. Lievelin/!sdroomen. 2. ergal' kelijkheid. 3. De wljsll"er en bet kind. 4. Het vOllelnestje. 5. De grijsaard en de jongelin/!. 6. De kerkgong. 7 De Ithnk.s van Jan Trochée. 8. De philosophi che eieren. 9. De gebroken chssts. 10.

De zoon van den met eldiender. 11. Het pleegkind. 12. Bloode P,et. 13. JohanM laatste woord. 14. Tevredenheid. 15. Het gouden hoedje. 16. StaAt op, maak toe die deur nou. 17. Kussen cn kussen. 18. De twee veerhuisies. 19. De pleellzuster. 20. Ue gek van Athene. 2 I. De muilezel, de wolf en de vos. 22. Het sleepere.

paard 23. De nachtella81 en de kneuter. 24. De zwaarste gang.

25. De jonge ba8rs. 26. Mijmering. 27. In de grijsheid. 28. 0, heb toch lief.

De N gende Bundel bevat: 1 Huibert de smid. 2. Roosje.

3. Het sierfbed in de bUI. 4 De zorgen 5 Bij 't kerkportaal. 6.

Verbaal van een werkman. 7. Bart en EI je. 8. Wat IS dat et'n wijze man! 9. Ue ~Ieine ketter. 10. De sterrenkundige. 11. Bram de dichter. 12. Een slerfbed en een toone~l. 13 De bekeerde vloe-ker. 14. De jleschiedenis van boer Kreli. en hoe hij zijn centen weer kreeg. 15. Het spoorwegongeluk. 16. De wandelende Jood.

17. De inkwartiering. 18. Morjlen. 19. Vertellingen van den 7:Ceman.

20 De arme jlrootveder. 21. Nu niel - later.

De Tiend. Bundel bevat: 1. De kou van 't jaar veertijl. 2. De kinderen van den dronkaard. j In de smidse. ~ De ,;emeenle wandelend mei de wereld. 5 Een bloem uil Gelderland 6. De bejaarde H. post el Johannes. 7. De oorring. 8 Het orllel-wooder.

9. Naastenliefde. 10 Hoe Jaap een blauwtje liep. 11. Toost. 12.

Jezus in de he rb rjl. 13 Het maal te Heidelberg. 14. De twee zusters. 15. Hans oord 16. Een niemendalle.je. 17. B1è!. 18.

Lente. 19. Zomer 20 Herfst 21 Winier. 22. Gelukkig zijn. 23.

Hooge boomen geven meer chaduw dlln vrucht 24 Een oord-pool vaart. 25. Het Paa~cbgeschenk. 26. De boerenknoop.

In document MIe OVORM: (pagina 49-53)