6. BIT stap 2: Begrijp de context
6.2 Inzicht in gedrag en motivatie doelgroepen
6.2.4 Medestudenten, vrienden
6.2.3 Ouders
Ouders hebben over het algemeen nog best veel invloed op hun kinderen. Ook als die ouder zijn dan 18 jaar.
< 18 jaar > 18 jaar
Enkele colleges in het Noorden hebben aangegeven dat deze scholieren minder op de fiets komen dan zou kunnen omdat de ouders het veiliger achten dat ze met de bus komen. De trend wordt steeds sterker om deze leerlingen een beschermde omgeving te bieden.
Oost-‐Nederland: Deels (besloten) busnet
Een scholengemeenschap beschikt over een deels eigen (besloten) busnet dat wordt gefinancierd uit de abonnementsgelden van de ouders. Deze case staat uitgebreid beschreven op www.slimstuderenslimreizen.nl.
Noord-‐Nederland: Raamcontract OV-‐bureau
Om de financiële last bij de ouders te verlichten is een
scholengemeenschap een raamcontract aangegaan met het OV-‐
bureau. De school neemt een deel van het betaalrisico over en krijgt een korting die ze 1 op 1 doorberekent aan de ouders. Deze case staat uitgebreid beschreven op
www.slimstuderenslimreizen.nl.
6.2.4 M edestudenten, vrienden
6.2.5 Belangenorganisaties /verenigingen van studenten
6.2.6 Organisators van studentenfeesten, banken (studentenrekening), verzekeraars, (studentenverzekering), uitgevers van studentenbladen 6.2.7 Overheid (lokaal, provincie, rijk)
6.2.8 Politiek (lokaal, provincie, landelijk)
6.2.9 Openbaar vervoer-‐bedrijven
In 1998 werd het beheer van het Nederlandse stads-‐ en streekvervoer gedecentraliseerd van de rijksoverheid naar de provincies en plusregio's. Met de invoering van de Wet
personenvervoer 2000 op 1 januari 2001 is marktwerking geïntroduceerd. Het openbaar vervoer in Nederland wordt sindsdien per regio of per verbinding na een bepaalde periode opnieuw aanbesteed. De winnende vervoersmaatschappij krijgt een concessie: een pakket van lijnen en/of andere vervoersdiensten die een OV-‐autoriteit (lees: provincie of plusregio) onder
bepaalde voorwaarden exclusief toekent. De concessie is meestal opgeknipt in de volgende jaarlijkse periodes. Aan een concessie zijn rechten en plichten verbonden. Soms moet een vervoerder voor een concessie betalen, soms krijgt een vervoerder er geld voor.59
Oost-‐Nederland: vervoerder beloont scholen die spitsmijden met touringcar-‐uren (voor excursies of schoolreizen)
Een ROC gebruikt niet de laatste, maar de eerste uren van de dag als overleg-‐ en reserve-‐uren. Hierdoor maken minder studenten gebruik van het openbaar vervoer in de ochtendspits (24% van de studenten start na 8.30 uur). Als beloning krijgt de school per klas kosteloos een bus aangeboden. Tevens krijgen de locaties schermen met reisinformatie. Mooi bijkomend voordeel voor de scholen: betere benutting van de klaslokalen. Deze case staat uitgebreid beschreven op www.slimstuderenslimreizen.nl.
NB: is overigens niet overal een trigger aangezien veel ROC's kennelijk rijke leerlingen hebben die zonder problemen voor excursies betalen
Noord-‐Nederland: Gedeelte winst OV-‐bedrijven naar de scholen OV-‐bedrijven gaan scholen financieel belonen als meer leerlingen buiten de spits reizen. Dit is te meten aan de hand van de OV-‐
chipkaart (leerlingen volgen via backoffice). De OV-‐bedrijven besparen op de zogeheten versterkingsritten. Deze case gaan we zeker beschrijven op www.slimstuderenslimreizen.nl.
6.2.10 Vastgoedbedrijven (campus, studentenhuisvesting) en kamerverhuurders 6.2.11 De m arkt: bedrijven m et alternatieven voor reizen in de OV-‐spits
6.2.12 W erkgevers (bijbanen, stages) en hun koepelorganisaties
59 http://nl.wikipedia.org/wiki/Concessies_in_het_Nederlandse_openbaar_vervoer
7. BIT Stap 3: Zicht op gedrag en interventies, experimenteer
Deze stap valt uiteen in:
1. Selectie van kansrijke gedragsinterventies (afhankelijk van BIT stap 2: context en gedragsanalyse)
2. Interventies uitvoeren
Samen oplopen
Bedenk en selecteer interventies waar mogelijk samen met degene(n) die de interventies moet(en) (helpen) uitvoeren c.q. ‘lijdend voorwerp’ van de interventie zijn. Dit vergroot de kans op succes aanmerkelijk.
Wat je moet weten over een financiële beloning als interventie
Belonen met geld, korting enzovoort is een vaak ingezette interventie. Geld is een handige interventie als de motivatie laag is, of de weerstand hoog. Weet dat een beloning niet altijd hoog hoeft te zijn om gewenst gedrag te veroorzaken. Het moet groot genoeg zijn om een gedragsverandering te induceren, maar niet zo groot dat dit de enige ‘motivator’ is voor het gewenste gedrag. Een beloning in de vorm van enkele, voor de doelgroep aantrekkelijke, kleine cadeautjes kan op de lange termijn effectiever zijn doordat cognitieve dissonantie wordt geactiveerd.
Als mensen namelijk hun gedrag aanpassen omdat ze er een relatief grote beloning voor ontvangen, kunnen zij hun gedragsverandering aan die beloning toeschrijven: “Ik doe het voor de beloning, niet omdat ik het zo leuk vind”. Als de beloning stopt, vallen ze meestal weer terug in het oude gedrag. Krijgen ze echter een kleine beloning of helemaal geen, dan gaan ze als het ware zelf zoeken naar een verklaring waarom ze toch ander gedrag zijn gaan vertonen.
Dit heet cognitieve dissonantiereductie: “Ik doe het niet voor de poen, dus wil ik het uit mezelf doen!”. Dit besef vergroot de kans dat het gedrag in de toekomst zal worden voortgezet.
Natuurlijk moet er wel een bepaalde mate van sense of urgency zijn en moet het alternatieve gedrag ook voordelen opleveren, wil iemand het überhaupt voor een kleine beloning uit gaan proberen.
Over het algemeen blijken kleinschalige beloningsprogramma's onder min of meer homogene groepen (bijvoorbeeld studenten en medewerkers van een bepaalde faculteit) tot betere resultaten te leiden dan grootschaliger programma’s.60
Zie ook blz 27 voor meer informatie over belonen als veranderinterventie.
60 XTNT, Tabula Rasa en &Morgen, Grip op gedrag. Inspiratie voor het vervolg van Beter Benutten, 5-‐12-‐
2013
7.1 Selectie kansrijke gedragsinterventies
7.1.1 Studenten/scholierenKansrijke aangrijpingspunten voor gedragsverandering zijn:61
• Timing: inspelen op discontinuïteiten (grote veranderingen zoals beginnen aan een nieuwe studie, op kamers gaan wonen, stage gaan lopen); het versterken van urgentiebesef en het inspelen op verwarring als bron van verandering
• Hobbels wegnemen: maak het gedrag zo makkelijk mogelijk, verklein of voorkom weerstanden en speel in op of houd rekening met mogelijke gevoelens van onrechtvaardigheid
− Case Oost-‐Nederland: Rechtstreekse buslijnen vanuit de regio dragen bij aan comfort en service (rechtstreeks vervoer tot de voordeur), mogelijke kostenbesparing en het verminderen van de drukte op het station. Zie www.slimstuderenslimreizen.nl)
− Als er onrechtvaardigheid wordt ervaren, negeer of ontken dit dan niet. Onderken de (vermeende) verschillen. Geef toe als een maatregel niet voor iedereen positief uitpakt en neem tegenargumenten serieus. Wellicht kun je zo oplossingen bedenken samen met de doelgroep
− Het helpt als de studenten zelf enige keuzevrijheid houden. Keuze tussen twee alternatieven levert minder weerstand op dan een uniforme maatregel
• Stimuleren gewenst gedrag: materiële en immateriële beloning, feedback, het aspect
‘beleving’, wilskracht versterken en vergevingsgezindheid van de inrichting van maatregelen
− Case: Er zijn studenten die niet in de spits hoeven te reizen en dit toch doen.
Bijvoorbeeld omdat ze om 9 uur met studievrienden hebben afgesproken op de campus. Je kunt hen voor spitsmijden belonen. Of faciliteiten elders aanbieden
− Case Oost-‐Nederland: Beschikbaar stellen fietsen (leen of gift), aantrekkelijke stallingsplaats bieden bij de onderwijsinstelling en aanbieden alternatief vervoer in geval van slecht weer. Zie www.slimstuderenslimreizen.nl
− Serious gaming, social media game.62
• Benutten van de sociale context (bijvoorbeeld ouders, medestudenten of scholen als veranderaars inzetten): het vergelijken met relevante anderen, ‘consistentie’ als
beïnvloedingsmechanisme, het bouwen en in stand houden van netwerken, het inzetten van superpromotors en de mogelijkheden en bedreigingen van sociale vergelijking63
− Case Zuid-‐Nederland: Meedoen aan een programma als ’Burn fat not fuel’ legt de nadruk op het (over)gewicht van deelnemers en daar worden zij niet blij van
• Maatwerk leveren: advies op maat voor de doelgroep, mensen blijvend op individueel en groepsniveau blijven motiveren, voorkomen groepsdenken
61 Lees voor een uitgebreide omschrijving (te downloaden van www.slimstuderenslimreizen.nl): XTNT, Tabula Rasa en &Morgen, Grip op gedrag. Inspiratie voor het vervolg van Beter Benutten, 5-‐12-‐2013
62 Nog geen ervaring specifiek voor studenten en/of OV, maar wel doelgroep automobilisten:
www.verkeersnet.nl/11238/wisselende-‐resultaten-‐met-‐inzet-‐serious-‐games/
63 Beinvloeden volgens Cialdini: http://en.wikipedia.org/wiki/Robert_Cialdini
Vraag het de student zelf
Wil je meer weten over studenten van een bepaalde onderwijsinstellingen?
Wil je ideeën genereren en/of toetsen? Veel scholen en universiteiten hebben een studentenpanel. Maar let op: zo’n gremium is alleen representatief voor de zittende studenten in hun eigen studiefase. Zo heeft een student die stage loopt een andere mobiliteitsbehoefte dan een student die hoorcolleges loopt.
Uit onderzoek64 naar het beïnvloeden van het OV-‐gebruik in de spits door studenten blijkt:
• Leeftijd heeft een grotere voorspellende waarde dan het opleidingstype dat iemand volgt
• Belonen voor reizen buiten spits is aantrekkelijker naar mate men:
− Jonger is (< 27 jaar)
− Vaker buiten de spits rijdt
− Voordelen ziet in het reizen buiten de spits
• Voordelen van reizen in de daluren (zitplaatsen, rustige treinen, eerder of later thuis kunnen zijn, samen reizen met vrienden en collega’s): spitsreizigers vinden ‘minder drukte’
geen reden om de spits te mijden, later van huis wel
• De mate van flexibiliteit bepaalt in veel mindere mate de keuze van de reistijd (maar wordt wel als bewuste reden gegeven voor het niet kunnen reizen buiten de spits)
• Beloningssystemen kunnen stimuleren de OV-‐spits te mijden. Vooral een geldbedrag per rit, spaarpunten en gratis ritten buiten de OV-‐spits spreken de student aan. De ervaring leert echter dat een geldbedrag op de langere termijn minder goed werkt dan belevingen en cadeaus. Geld is een handige interventie als de motivatie laag is, of de weerstand hoog.
Voor gedragsverandering op de langere termijn zijn effectiever:
• Spaarsystemen:
− Duidelijk en concreet doel
− Sociale impact
− Creëert cues voor gewenst zelfbeeld
− Liever langer sparen voor grotere cadeaus
− Elektronica is gewild
• Ervaringen (weekendje weg, wellness, vrijkaartje, cadeaubon) blijven langer hangen (en maken gelukkiger).
Aanbevelingen voor het beïnvloeden van het mobiliteitsgedrag van studenten verbeeld:
64 D&B, Reizigersonderzoek op de ‘Valleilijn’, voorjaar 2014
Communicatie als (ondersteunende) veranderaar
Communicatie is een interventie op zichzelf én kan een interventie
ondersteunen. Er is intussen het nodige bekend over welke communicatie-‐
inspanningen het mobiliteitsgedrag in z’n algemeenheid positief beïnvloeden.
Meer dan 95% van ons gedrag is gewoonte. Bijvoorbeeld de dagelijkse OV-‐rit tijdens de ochtendspits naar school. Bij gewoontegedrag heeft het beïnvloeden van houding en kennis weinig zin. Nieuwe ervaringen opdoen leidt vaker tot een nieuwe houding of nieuw gedrag.
Hieronder 9 do’s.65 Wil je ook de don’ts weten? Kijk op www.slimstuderenslimreizen.nl.
1. Zet in op een combinatie van maatregelen. Eén enkele campagne is vaak niet effectief.
Communicatie werkt beter in combinatie met fysieke maatregelen (nieuwe
fietsverbinding), een positief aanbod (beloning) of een negatieve ervaring (volle trein waardoor je niet op tijd op school bent)
2. Help studenten nieuwe ervaringen opdoen. Beloon ze voor goed gedrag. Bijvoorbeeld in de vorm van geld of spaarsystemen voor ervaringen of elektronica. Laat ze intekenen voor acties: als je ergens ‘ja’ tegen zegt, dan is de kans groter dat je ook ‘ja’ doet
3. Richt je op een scherp afgebakende doelgroep. Achterhaal of het gaat om gepland of gewoontegedrag. Zijn er hindernissen voor het gewenste gedrag? Dat bepaalt welke maatregelen nodig zijn. Of kijk of er een bepaalde groep is die makkelijk te bereiken is 4. Bij gepland gedrag helpen sterke, overtuigende argumenten en feiten. Creatieve grapjes
zijn vaak contraproductief. Houding is belangrijk. Wie bijvoorbeeld principieel voor een vrij weekend is, zal niet snel gebruik maken van colleges op zaterdag
5. ‘Ontautomatiseer’ gewoontegedrag. Als bijvoorbeeld de bushalte bij de school tijdelijk wordt opgeheven (negatieve boodschap), gaan de studenten die met die bus naar school komen nadenken over hun reisgedrag. Informatie over het beperken van hinder komt dan beter aan (bijvoorbeeld proef met E-‐bikes vanaf het station)
6. Maak gebruik van ‘heuristiek’: vuistregels die veel mensen gebruiken zodat ze niet alle voor-‐ en nadelen hoeven af te wegen. Bijvoorbeeld: ‘goedkoop is duurkoop’, een
bestseller is een goed boek en Duitse producten zijn degelijk. Andere positieve ‘cues’ zijn:
• Zender:
− hoe deskundiger, hoe geloofwaardiger hoe meer, hoe geloofwaardiger
− hoe mooier, hoe geloofwaardiger
• Boodschap:
− hoe meer argumenten, hoe beter
− hoe vaker, hoe beter
• Product:
− hoe duurder, hoe beter,
− hoe mooier, hoe beter
7. Gebruik stimulerende woorden en beelden om mensen in de juiste stemming te brengen.
En communiceer emoties: ‘lekker fietsen’, ‘slim mobiel’
8. Communiceer een sociale norm. Vertel wat veel mensen doen, zet rolmodellen in (bijvoorbeeld een bekende zangeres)
9. Vervang de ene gewoonte door de ander (bijvoorbeeld de bus door een E-‐bike); verleid tot een proef en faciliteer.
65 Gebaseerd op KpVV Bericht, 15 tips voor het beïnvloeden van reisgedrag, maart 2010
Bestendigen van het gewenste gedrag
Bij maatregelen die een gedragsverandering vragen (in tegenstelling tot maatregelen die de omstandigheden veranderen -‐ zoals lestijden -‐ en tot verandering dwingen) kan na verloop van tijd ‘moeheid’ optreden. Tijdelijke terugval moet kunnen, maar terug naar het oude gedrag moet natuurlijk voorkomen worden. 66 Wat helpt is het blijven geven van feedback over het gewenste gedrag en van positieve feedback op het goede gedrag, zodat het gewenste gedrag gewoontegedrag wordt.67
7.1.2 Onderwijsinstellingen
Het eerste contact met een school, is van essentieel belang. Probeer via een ‘warm contact’
binnen te komen. Zorg voor een introductie door iemand met aanzien binnen de school. Zorg ook dat er een match is tussen het niveau van degene die contact legt en degene waarmee contact gelegd wordt. Misschien ben jij niet in eerste instantie de juiste persoon om aan tafel te schuiven met de schooldirecteur of het collegelid?
Belangen in kaart brengen
Er kunnen alleen al binnen een onderwijsinstelling een heel palet aan belangen spelen. Probeer op zoek naar de win-‐win een goed beeld hiervan te krijgen.
Ter inspiratie:68
66 XTNT, Tabula Rasa en &Morgen, Grip op gedrag. Inspiratie voor het vervolg van Beter Benutten, 5-‐12-‐
2013
67 www.brabant.nl/spitsmijden
68 Geïnspireerd op Handreiking slim reizen, Kennisplatform Verkeer en Vervoer, 07-‐2010
Zo’n eerste gesprek is natuurlijk goed voorbereid (op basis van BIT stap 2) en wordt vooral gebruikt om te luisteren. Om te toetsen of de vergaarde informatie klopt en om nieuwe kennis op te doen. Om veranderingsbereidheid te ‘voelen’. Waar zitten ieders belangen? En
belangrijker nog: waar zit de win-‐win? Als er geen draagvlak bestaat, stop dan (voor dat moment) met investeren in die betreffende persoon, onderwijsinstelling. Probeer het eventueel later nog eens. Soms helpt het om een maatregel aan te bieden, die in eerste instantie niets oplost aan het mobiliteitsprobleem. Of die alleen maar geld kost. Maar het kan misschien wel helpen om de veranderingsbereidheid te vergroten.
Aangrijpingspunten voor gedragsverandering:
• Timing: inspelen op discontinuïteiten (grote veranderingen zoals verhuizingen, de groei van het aantal leerlingen, toename aantal verplichte contacturen -‐ met gevolgen voor de roosters en indirecte kosten -‐ , kunnen een goed aangrijpingspunt voor
gedragsverandering vormen); het versterken van urgentiebesef (scholen moeten roosters aanpassen naar aanleiding van akkoord) en het inspelen op verwarring als bron van verandering. Let op dat je eigen planning (bijvoorbeeld omdat de subsidietermijn verstrijkt, het ‘potje’ nu op moet…) niet leidend wordt en zoveel irritatie opwekt dat de veranderbereidheid naar nul gaat
• Hobbels wegnemen: maak het gedrag zo makkelijk mogelijk, verklein of voorkom weerstanden en speel in op of houd rekening met mogelijke
onrechtvaardigheidsgevoelens.
− Case Noord-‐Nederland: OV-‐bedrijven belonen scholen als meer leerlingen buiten de spits reizen. Met dat geld kunnen scholen bijvoorbeeld lessen in de avonduren bekostigen (indirecte kosten voor beveiliging, verwarming…). Deze case staat uitgebreid beschreven op www.slimstuderenslimreizen.nl
• Stimuleren gewenst gedrag: materiële en immateriële beloning, feedback, het aspect
‘beleving’, wilskracht versterken en vergevingsgezindheid van de inrichting van maatregelen
− Bijvoorbeeld (tijdelijk) meefinancieren van een bonus voor docenten die ’s avonds les geven in plaats van op de dag
• Benutten van de sociale context: het vergelijken met relevante anderen, ‘consistentie’ als beïnvloedingsmechanisme, het bouwen en in stand houden van netwerken, het inzetten van superpromotors en de mogelijkheden en bedreigingen van sociale vergelijking. Je kunt aansprekende voorbeelden gebruiken die ‘bewijzen’ dat veranderen kan lonen én kan lukken, zoals:
− Case scholengemeenschap Oost-‐Nederland: : Fietsconcept, lesroosters, reiskostenvergoeding, rij2op5!69
− Case ROC Oost-‐Nederland: verschuiven lestijden (niet 100% verschoven, evengoed 24% van studenten mijdt spits, daarmee in OV meer ruimte voor betalende werkforenzen)
− Case scholengemeenschap Noord-‐Nederland: pilot dalafspraken, E-‐bikes Deze cases staan uitgebreid beschreven op www.slimstuderenslimreizen.nl.
• Maatwerk leveren: advies op maat voor de doelgroep, mensen blijvend op individueel en groepsniveau blijven motiveren, voorkomen groepsdenken.
Welke interventies kansrijk zijn, bepalen de partijen dus onderling. Hieronder een opsomming van mogelijkheden, inclusief aandachtspunten:
69 www.rij2op5.nl
Maatregel Aandachtspunt Aanpassing openingstijden, vroege
openstelling van mensa en/of bibliotheek (voor de spits) voor het doen van opdrachten of rustig studeren of juist verlenging van de schooldag
Vrij eenvoudig te realiseren maatregel. In het hoger onderwijs zijn al vergevorderde plannen om de bibliotheken 24/7 te openen. Dit brengt wel hogere kosten met zich mee in verband met inzet personeel, verwarming, verlichting, beveiliging, enzovoort. Goede PR over vroege vogels van belang
Let op:
• Studenten komen alleen extra vroeg (< 7 uur) wanneer ze hiervoor beloond worden
• Er moet dan wel voldoende OV zijn om die tijd
• Businesscase vraagt aandacht, kosten wellicht te dragen door vervoerder als dit minder
materieelinzet vraagt. Zie
www.slimstuderenslimreizen.nl voor cases vervoerder (belonen scholen met touringcaruren voor excursies of schoolreizen) en pilot Noord-‐
Nederland (gedeelte winst OV-‐bedrijven naar de scholen)
MBO-‐ers vertrekken vaak direct na de lessen naar huis en stappen zo de spits in. Het is een idee om hen langer op school te houden, door:70
• Studenten koken en eten samen op school
• Creëer campusgevoel (verenigingen)
• Biedt sportfaciliteiten aan
• Zorg voor extra onderwijsactiviteiten (bv bijles, huiswerkgroep)
Aanpassing van de lesroosters Het akkoord van mei 2014 maakt dat scholen hun roosters zo moeten aanpassen dat hun studenten niet allemaal in de spits moeten reizen Door de verhoging van de MBO-‐
urennorm naar 1.000 groeit de gebouwenbezetting en wordt roosteren complexer
Roosteren an sich is niet alleen complex; het heeft een relatie met het kunnen aantonen van de contacturennorm en is een administratief ingewikkeld proces
Complex en arbeidsintensief, maar kan wel. Eventueel eerst pilot voor een trimester doen? Indien qua doorlooptijd niet haalbaar voor eerste trimester, dan mogelijk wel voor tweede trimester?
Bijvoorbeeld eerste in plaats van laatste uren voor overleg en reserve, les in de avond en op zaterdag of schuiven met vakantieperiodes
Afhankelijk van toekomstig beroep voor de spits (bijvoorbeeld technisch onderwijs) of juist na de spits (horeca-‐opleiding) beginnen met lessen
Diner colleges (je hoeft niet voor je eten te zorgen) of colleges op zaterdag (WO-‐studenten kunnen
makkelijker bijbaantje en sport door de week doen).
Als professoren en docenten geen les willen geven zijn
70 Edison Nijmegen, Studenten uit de spits, 24-‐05-‐2013
Maatregel Aandachtspunt (bijvoorbeeld bij ziekte docenten)
wellicht werkgroepen -‐ geleid door ouderejaars – wel op zaterdag mogelijk)71
Let ops:
• Verplicht aantal contacturen VO/MBO kan belemmering vormen
• Mogelijke bezwaren docenten
• In hoger onderwijs weinig centrale sturing;
faculteiten bepalen zelf de roosters
• Lastig als docenten van de ene naar de andere locatie moeten
• Als lesblokken te lang aan het einde van de middag doorlopen, komen sommige studenten laat thuis en dat geeft problemen met hun sociale activiteiten/bijbaantjes
• Leerlingen uit de ‘provincie’ die afhankelijk zijn van het OV kunnen vaak niet vroeger vertrekken omdat het OV dan niet rijdt, en niet later vertrekken, omdat er veel minder OV rijdt Positieve voorbeelden: ROC Oost-‐Nederland (hun overweging: efficiënt ruimtegebruik ivm huren per m2) en scholengemeenschap Oost-‐Nederland (zie cases op www.slimstuderenslimreizen.nl)
Onderwijs op andere locaties
(tegenspits) Kan interessant zijn bij grote aantallen spitsreizigers naar bepaalde schoollocatie vanuit eenzelfde herkomstgebied. Eventueel in combinatie met E-‐
learning. Al dan niet in aanwezigheid van een docent of een medewerker van de onderwijsinstelling.
Voordeel voor studenten: kunnen makkelijker hun verenigingsleven en bijbaantjes thuis in stad houden en hoeven niet in de spits te reizen72
Lessen volgen bij bedrijven waar de studie voor opleidt
Lessen volgen bij bedrijven waar de studie voor opleidt