7. BIT Stap 3: Zicht op gedrag en interventies, experimenteer
7.2 Interventies uitvoeren
The proof of the pudding is in the eating…. Je kunt je interventie nog zo goed voorbereiden, uiteindelijk laat alleen de praktijk zien of het werkt!
Om tot echte vernieuwing te komen moet er trouwens wel ruimte zijn voor experimenten, zonder dat deze uitsluitend afgerekend worden op ‘resultaat op straat’. Goed onderbouwde innovaties moeten getest (kunnen) worden om aanvullend inzicht te kunnen verschaffen in (werkzame bestanddelen van) interventies. Interessant hierbij zijn onder meer experimenten met niet materiële beloningen en inzet van sociale normen. Het gaat om het testen (met specifieke doelgroepen), bijstellen en verbreden.85
Noem het een pilot
Als je gaat experimenteren met interventies, is de kans van slagen groter als dit introduceert als ‘pilot’. Aan het woord ‘ experiment’ hangt nu eenmaal een negatieve connotatie. Als de pilot een succes is, kun je de maatregel continueren.
85 XTNT, Tabula Rasa en &Morgen, Grip op gedrag. Inspiratie voor het vervolg van Beter Benutten, 5-‐12-‐
2013
7.2.1 Studenten/scholieren
Als je aanbiedingen gaat doen aan studenten, biedt het Kennisplatform CROW
instrumentarium (SUMO Toolkit) om dit te ondersteunen. Bijvoorbeeld sjablonen voor een projectplan, monitoringsplan, evaluatie en kosteneffectiviteit. Of kengetallen, vragenlijsten, tips, cases. 86
7.2.2 Opleidingsinstituten
E-‐bike voor werknemers
Ook voor werknemers moet het gewenste gedrag zo gemakkelijk mogelijk zijn om hen een stap in de goede richting te laten maken.
Als je werknemers wilt stimuleren om een E-‐bike te kopen voor woon-‐werkverkeer is een uitprobeeractie heel zinvol. Die worden volop ingezet. Vaak mag je dan de E-‐bike een week gebruiken en dan moet je hem inleveren. Vanuit psychologisch perspectief een gemiste kans.
Iemand de optie geven diezelfde E-‐bike te houden of ‘bij elkaar te kunnen gaan sparen’, is veel kansrijker. Dat is de gemakkelijke keuze (de standaardoptie), terwijl je als je de fiets inlevert (verliesaversie) mensen opnieuw een keuzeproces laat doorlopen (”Het was leuk, maar nu maar weer gewoon zoals ik het vroeger deed”). De moeite om dan zelf stappen te gaan zetten, zal niet iedereen willen nemen: het is een afhaakmoment. En de positieve gevoelens over de E-‐bike kunnen ook afnemen door een procedure met meer stappen die als lastig worden ervaren.
Bij het Fietstransferium Harderwijk ontvingen deelnemers een fiets bij aanvang van deelname en zij konden bij voldoende gebruik van het transferium de aankoopwaarde van de fiets bijeen sparen en daarmee de fiets dus behouden.87
Oost-‐Nederland: Beïnvloeden mobiliteitsgedrag werknemers Veel werknemers van deze scholengemeenschap, wonend op grotere afstand, komen met de auto. De reiskostenregeling is voor hen niet kostendekkend (maximaal € 150,-‐ per maand). Werknemers krijgen de mogelijkheid om per trein te reizen en krijgen een 100%-‐vergoeding voor de trajectkaart. Vanaf het station worden zij vervoerd met een pendelbus (besloten vervoer) die ook het kantoor van een bedrijf in de omgeving van de school bedient.
Alhoewel deze school (nog) geen groot parkeerprobleem heeft wil het College op deze wijze bijdragen aan het verbeteren van de bereikbaarheid over de weg en duurzaamheid
(Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen). Voor deze aanpak is geen wijziging van de CAO nodig; het is gebaseerd op keuzevrijheid voor de werknemers. Deze case staat beschreven op www.slimstuderenslimreizen.nl
86 http://www.crow.nl/vakgebieden/verkeer-‐en-‐vervoer/bibliotheek/kennisdocumenten/sumo
87 XTNT, Tabula Rasa en &Morgen, Grip op gedrag. Inspiratie voor het vervolg van Beter Benutten, 5-‐12-‐
2013
Oost-‐Nederland: Campagne Rij2op5!88
Deze campagne is een initiatief van de Fietsersbond. De insteek is dat medewerkers gestimuleerd worden twee van de vijf werkdagen met de fiets naar het werk te komen.
Medewerkers van de scholengemeenschap kunnen tijdens de campagne bij hun werkgever onder andere een E-‐bike lenen, waarmee het fietsen over lange afstanden een stuk sneller en aantrekkelijker wordt. Hiernaast worden een aantal (ludieke) acties georganiseerd om de actie onder de aandacht te brengen, zo wordt er al gesproken over een weegschaal naast de lift. De actie moet zorgen voor meer enthousiasme bij medewerkers voor fietsen naar het werk. Drie medewerkers zijn de komende vijf maanden fietsambassadeurs. Ze zijn in het zonnetje gezet en gaan actief proberen collega’s te verleiden mee te doen aan de actie en vaker te gaan fietsen naar het werk. Deze case staat beschreven op
www.slimstuderenslimreizen.nl
Oost-‐Nederland: Vervoerder beloont scholen voor spitsmijden met touringcaruren (voor excursies of schoolreizen)
Een ROC in Oost-‐Nederland gebruikt niet de laatste, maar de eerste uren van de dag als overleg-‐ en reserve-‐uren. Uit deze case blijkt dat individuele docenten niet geïnteresseerd zijn in de aanbiedingen van vervoerders ter motivatie van een
verschuiving van de roosters. Dat moet dus ‘van bovenaf’ opgelegd worden. Deze case staat uitgebreid beschreven op www.slimstuderenslimreizen.nl
Oost-‐Nederland: Student centraal in nieuw lesrooster Aanleiding is de jaarlijkse enquête onder hun studenten. Een terugkerend thema daarin is dat ze de roosters niet goed vinden: te lange dagen, teveel tussenuren, te korte dagen (in relatie tot reistijd). Ze willen het liefst allemaal komen van 9 tot 14 uur. Dat is echter niet haalbaar qua gebouw en qua verkeer.
Het lesrooster heeft een zeer grote invloed op het tijdstip van reizen van de studenten. Toch zijn de vrijheidsgraden beperkt omdat het aantal contacturen toeneemt (norm neemt toe van 850 tot 1.000 uren) en verschuiving van de aanvangstijden niet mag leiden tot een extra belasting van de avondspits of een belemmering van de sociale activiteiten in de avonduren.
De scholengemeenschap heeft een nieuw lesrooster waarin de student centraal staat (ook om zo de eigen concurrentiepositie te versterken). De pilot is gestart bij een beperkt aantal klassen en twee studententeams. Het rooster gaat uit van 10 blokken per week (08.30-‐12.30 en 13.00-‐17.00 uur), waarin er door een klas 8 worden gebruikt (dus 2 dagdelen vrij). Binnen dit uitgangspunt zijn er nog wel mogelijkheden die bijdragen aan de spreiding van de
verkeersdrukte in de ochtendspits:
• Het differentiëren van de aanvangstijdstippen van de verschillende sectoren (08.15, 08.30, 08.45, 09.00). Op een ROC in Oost-‐Nederland start ongeveer 25% na 08.30 uur
• De aanvang van het lesprogramma van de BBL-‐studenten afstemmen op de verdeling
88 www.rij2op5.nl
voor de verschillende sectoren zodat een optimale spreiding ontstaat tussen 08.15 en 09.00 uur of eventueel om 09.15 uur laten aanvangen
• De ‘vrije blokken’ zo veel mogelijk in de ochtenduren plannen en over de verschillende dagen spreiden
• De aankomsten worden beter gespreid binnen één uur. Dit zal niet leiden tot de
mogelijkheid om de frequentie van het openbaar vervoer te verlagen maar de capaciteit wordt beter benut, de piekdrukte op het station daalt en het aantal studenten dat te laat komt neemt af
Natuurlijk leidde dit tot weerstand bij docenten: veel parttimers die bijvoorbeeld alleen willen werken op de tijden dat hun eigen kinderen op school zitten
Mooi ‘neveneffect’: efficiënter gebruik van de leslokalen! Zie verder de casebeschrijving en evaluatie www.slimstuderenslimreizen.nl
7.2.3 Ouders
7.2.4 M edestudenten, vrienden
7.2.5 Belangenorganisaties /verenigingen van studenten
7.2.6 Organisators van studentenfeesten, banken (studentenrekening),
verzekeraars, (studentenverzekering), uitgevers van studentenbladen
7.2.7 Overheid (lokaal, provincie, rijk)
7.2.8 Politiek (lokaal, provincie, landelijk)
7.2.9 Openbaar vervoer-‐bedrijven
7.2.10 Vastgoedbedrijven (campus, studentenhuisvesting) en kamerverhuurders 7.2.11 De m arkt: bedrijven m et alternatieven voor reizen in de OV-‐spits
7.2.12 W erkgevers (bijbanen, stages) en hun koepelorganisaties