• No results found

De marges waarbinnen moet worden geopereerd lijken nu nog

In document Kosten en baten in de zorg (pagina 62-67)

s& d 1/2 | 2010

65 Wanneer de keuzes zwaarder en moeilijker

worden, telt het integrale beeld des te zwaarder. Als er pijn moet worden geleden, is het van groot belang hoe die wordt verdeeld. Ik heb daarom niet goed begrepen waarom het kabinet tot de aow-ingreep is gekomen, los van overige maatregelen die door de financieel-economische crisis noodzakelijk worden. Waar het kabinet zich voor de ingreep beriep op die crisis en waar de vakbeweging pleitte voor alternatieven, zou in een integrale benadering hebben kunnen blijken dat ook die alternatieven zouden worden uitge-voerd. Bos had dingen tegenover elkaar kunnen wegstrepen of met elkaar kunnen combineren, zodanig dat een evenwichtig geheel ontstond. Het is mijns inziens een strategische blunder geweest dat het aow-onderdeel werd ontkoppeld van de rest. Tot die rest behoort onder meer de bredere pensioenproblematiek, waarover een apart adviestraject liep in de Stichting van de Arbeid. Die band is in de advisering ten onrechte doorgesneden geraakt, hetgeen de onderhande-lingsruimte van de vakbeweging nogal heeft be-invloed. De breuk zou hersteld kunnen worden door de behandeling van de aow-wetgeving aan te houden en in te zetten op een meeromvattend sociaal akkoord. Daarbij moet ruimte worden ge-boden om de modaliteiten van de aow-ingreep opnieuw te bepalen. Hiermee kan een veel groter belang zijn gemoeid dan met het volbrengen van één enkele ingreep in de politieke arena. Voor de hand ligt dat in de ambtelijke voorstellen die momenteel worden voorbereid sprake zal zijn van substantiële inkomens-effecten. Het verschil tussen nu en dertig jaar geleden is dat er toen sprake was van een gedetailleerd inkomensbeleid met een type ingrepen dat allang niet meer aan de orde is. Dat geldt met name voor directe looningrepen en wettelijke maatregelen als aftopping van prijs-compensatie en vakantiegeld. Toch zal ook nu in de maatschappelijk-politieke toets van nieuw beleid een grote plaats worden ingenomen door de omvang en de verdeling van de inkomensef-fecten. Het lijkt mij onontkoombaar dat ook het belastingbeleid in het vizier wordt gebracht,

omdat dit op de totale uitkomst een groot effect kan hebben. En dan gaat het bepaald niet alleen om de aftrek van hypotheekrente.8

Het is evenzeer voorspelbaar dat er een principiële discussie zal opspelen over de betekenis en houdbaarheid van de bestaande arrangementen in onze welvaartsstaat. In de af-gelopen drie decennia zijn al veel hervormingen doorgevoerd. De hardheid in onze samenleving is in menig opzicht toegenomen. Zo moet niet worden onderschat wat het betekent dat op dit moment in toenemende mate mensen uit de ww in de bijstand terechtkomen en het eigen vermogen moeten aanspreken. De hervorming van de abwz is op een aantal plekken al hard aangekomen. Met 10%-ingrepen op het terrein van bijvoorbeeld zorg en huisvesting komen de grenzen in zicht van wat Den Uyl de kwaliteit van het bestaan noemde. Er zullen ongetwijfeld voorstellen worden gedaan om de volumegroei in de zorg te beteugelen. Maar dat is niet zo simpel. De zorg staat in direct verband met

de vergrijzing, maar ook met technologische ontwikkelingen, met gemaakte stelselkeuzes, met individualisering en nog zo een paar zaken. Als de toegang tot faciliteiten wordt beperkt of de prijs van het gebruik wordt verhoogd, zal de perceptie er al snel een zijn van ernstige verschraling en het in de kou laten staan van hulpbehoevenden.

Het zou ook goed zijn tijdig te reflecteren op de vraag hoe dit keer tegen loonmatiging moet worden aangekeken. Vanuit het oogpunt van exportbevordering of arbeidstijdverkorting is er nu minder reden toe; vanuit het oogpunt van evenwicht tussen salarissen in de markt en die bij de overheid én van evenwicht tussen salaris-sen en uitkeringen bestaat er wel alle reden toe.

Het aow­onderdeel loskoppelen

van alle overige maatregelen is

een strategische blunder

66

In 1985 werd ten behoeve van het PvdA-congres een document opgesteld onder de titel

Sociaal­economische dilemma’s voor de PvdA. Toen

pas werd eigenlijk de mislukte kabinetsdeel-name van 1982 breder verteerd en omgezet in een discussie met de leden over de toekomst-perspectieven. In de toelichting stond: ‘En dan praten we niet uitsluitend over centen, koopkracht, maar ook over een samenleving die streeft naar recht op economische zelfstandig-heid van individuen en het verminderen van ongelijkheid. Een samenleving die de kwaliteit van het bestaan weet te bevorderen. Daarmee zijn de problemen van sociaal-economische aard verbreed tot vraagstukken over de inrich-ting van de staat, over de verdeling van macht, de rol van de politiek. Kortom, over wat voor soort samenleving de PvdA in de jaren ’80 wil bevorderen.’9 In essentie is dat ook nu weer aan de orde.

zeven lessen

Welke lessen voor het heden kan de PvdA trek-ken uit de ervaringen die zijn opgedaan in de jaren 1981-1982?

1. Een inhoudelijk zware opgave kan alleen worden gerealiseerd wanneer de politieke leiders elkaar voldoende vertrouwen. Tegelijk moeten de opvattingen over wenselijkheid en noodzaak van de aanpak niet zo ver uiteenlo-pen dat er onmogelijke compromissen worden gesloten.

2. De PvdA werd overvallen door het tempo van de economische neergang; ze was nog niet zo ver dat ze de consequenties had kunnen door-denken. De kabinetsdeelname moest worden gebruikt om de eigen positie opnieuw te be-palen, maar daarvoor ontbrak eigenlijk de tijd. Leden waren niet voorbereid. Ook nu is volop het risico aanwezig dat leden en achterban van de PvdA onvoldoende invoelen waarvoor PvdA-bewindslieden verantwoordelijkheid nemen. Er is nog geen proces op gang gekomen dat een grotere betrokkenheid bij de te maken keuzes bewerkstelligt. Wanneer straks in mei de

rap-porten van de ambtelijke commissies op tafel liggen, resteert nog maar heel weinig tijd voor het nemen van beslissingen ¬ en dat terwijl de kans bestaat dat de PvdA zich ook nu weer gedwongen zal zien te kiezen voor een bijstel-ling van standpunten en voor rechtvaardiging van maatregelen die eerder werden afgewezen.

3. Een bondgenootschap vakbeweging/PvdA bleek begin jaren tachtig niet te bestaan en is vanwege uiteenlopende belangen ook niet gemakkelijk tot stand te brengen. Ik herinner me overlegsituaties waarin Kok boos werd wan-neer je de fnv vroeg om loonmatiging teneinde de netto-netto-koppeling tussen lonen en uitkeringen in stand te kunnen houden.10 Ook de discussies rond wettelijke looningrepen en de Ziektewet-kwestie onderstreepten dat Den Haag niet aan de onderhandelingsbevoegdheid van de bond moest komen. Het was de ironie van het lot dat in de jaren negentig de vakbewe-ging diezelfde Kok, inmiddels premier gewor-den, in de nek sprong toen de wao-ingreep werd voorbereid. Een vergelijkbare dynamiek maken we heden mee rond de aow. Het was wrang voor de PvdA dat in 1982 onder het ka-binet-Lubbers i van cda en vvd ¬ en dus niet een jaar eerder ¬ Wim Kok en vno-voorzitter Chris van Veen elkaar vonden in een sociaal akkoord (beroemd geworden als het Akkoord van Wassenaar). Anno 2010 zou het van groot belang zijn als het kabinet zou trachten alsnog een nationaal akkoord over alle van belang zijnde elementen tot stand te brengen.

4. Naarmate het risico groter is dat moeilijke beslissingen moeten worden genomen die de PvdA fors in de problemen kunnen brengen, wordt het des te urgenter dat er in een breder pakket beleidsmaatregelen duidelijke

herken-Een inhoudelijk zware opgave kan

alleen worden gerealiseerd als de

politieke leiders elkaar vertrouwen

s& d 1/2 | 2010

67 ningspunten blijven die passen bij de identiteit

van onze partij. Dat is een keuze die tijdig moet worden gemaakt, onder het motto: tot hier en niet verder, op straffe van de val van het kabinet.

5. Des te breder de ombuigingsopties die op tafel liggen, des te groter de keuzemogelijkhe-den. Dat nu allerlei groepen aan de gang zijn gegaan om mogelijkheden te inventariseren is een goede zaak. De kritiek dat daarmee de politiek de eigen taak uit de weg gaat is grote onzin. Deze route is een manier om zich op een goede manier op die taak voor te bereiden en kan opties ter tafel brengen of aanvaard-baar maken die dat anders niet of veel minder zouden zijn geweest. Goed kijken naar wissel-werkingen tussen maatregelen is wel cruciaal. De timing en dosering ervan moet bovendien worden afgestemd op het economisch herstel: de uitvoering van beleid mag dat herstel niet verstoren.

6. De pijn moet eerlijk worden verdeeld, wil er voldoende maatschappelijk draagvlak

zijn voor het totale heroverwegingspakket. Dat resultaat kan met bezuinigingen op uitgaven al-leen niet worden bereikt. Daarom is er ook een goed belastingplan nodig. Daarbij moet naar de totale structuur worden gekeken, dus zowel naar de belastinggrondslag (waarover wordt belasting geheven?) als naar aftrekposten, tariefstructuur en tariefniveau.

7. Om dezelfde reden is er evenwicht nodig tussen inkomensvorming bij de overheid en in de markt. Dat zal dit keer moeilijker zijn dan ooit, aangezien de gevolgen van de crisis zich in de marktsector eerder lieten voelen dan bij de overheid en ingrepen bij de overheid juist gaan plaatsvinden wanneer de markt bezig is zich te herstellen. Ook kan blijken dat diverse vakbonden tegengestelde belangen hebben. Des te belangrijker is het dat met de vakbewe-ging een breder arrangement wordt nage-streefd. De in oktober jongstleden afgekondige aow-maatregel mag alleen al om die reden niet heilig zijn.

Noten

1 Zie ook Flip de Kam in s&d 1981/11: ‘De eerste oorzaak van de breuk is dat de financiële verantwoording van het regeer-akkoord nooit heeft gedeugd. Afgelopen zomer viel al te voor-zien dat bij de te verwachten geringe economische groei en gelet op de gatenkaas die het eerste kabinet-Van Agt als erfe-nis achterliet, de sanering van de overheidsfinanciën en de uit-voering van het werkgelegen-heidsplan elders besnoeiingen van vele miljarden zou vergen.’ 2 De Galan en Halberstadt, Tot

het moeilijke is iedereen gehou­ den, verslag aan de koningin,

4 november 1981, Kamerstuk nr. 17000, nr. 9.

3 Zie bijvoorbeeld Leen Hoffman

en Flip de Kam, ‘Naar een meer effectief en realistisch econo-misch beleid’, in: s&d 1982/7-8 en Paul Friese, ‘De economische consequenties van Van Agt ii’, in: s&d 1982/5.

4 Vgl. de Miljoenennota 2010 (p.29): ‘In veel recessies in het verleden was meer exporteren de exitstrategie. Deze oplossing werkt niet in een wereldwijze recessie.’ Deze zienswijze wijkt zeer af van die welke begin tach-tiger jaren werd gehanteerd. Wel was toen het arbeidskos-tenprobleem groter dan het nu is.

5 Piet Vos een Ton Wennekus, ‘Werkgelegenheid op afbeta-ling’, in: s&d 1982/5. 6 Zie Gijbels en Zalm,

‘Herover-weging van overheidsuitgaven: een politiek instrument?’, in:

s&d 1982/6.

7 Zie Caspar Wiebrens, ‘Herover-wegen in de sociale zekerheid’, in: s&d 1982/4. Wiebrens bekritiseert het feit dat geen enkele relatie werd gelegd met het werkgelegenheidsbeleid en dat het om pure bezuinigingen ging.

8 In beginsel is dit inderdaad het geval, omdat het kabinet ook kijkt naar de uitkomsten van het werk van een Studiecom-missie Belastingstelsel die ook fiscale subsidies aan de orde dient te stellen. Zie de brief aan de Tweede Kamer over Herover-wegingen d.d. 25 september 2009. Ik ben van mening dat daarnaast ook naar de redelijk-heid van tarieven mag worden gekeken.

68

economische dilemma’s voor de PvdA, Amsterdam, 1985.

10 Zie ook A Peper ‘Testcase’, in: s&d 1982/2: ‘Vrijheid van onderhandelen ¬ waar ik

principieel voorstander van ben ¬ die zich onvoldoende rekenschap geeft van de nauwe samenhang tussen de particu-liere en collectieve sector, leidt

op den duur onvermijdelijk tot het loslaten van de band tussen inkomensvorming in de parti-culiere sector en de overdrachts-uitgaven.’

s& d 1/2 | 2010

69

Over de auteurs Frans Becker is adjunct-directeur van

de Wiardi Beckman Stichting. Menno Hurenkamp is journalist en als politicoloog verbonden aan de Uni-versiteit van Amsterdam.

Noten zie pagina 77

Op zoek naar een nieuw

In document Kosten en baten in de zorg (pagina 62-67)