‘Ziet u, ik ben er al aan gewend, 't Gebeurt zoo vaak. Ik laat haar maar. Gaat u
gerust naar bed, hoor.’
‘Nee, nee’, zei Arabella vastbesloten en ging op den stoel naast zijn hoofdeinde
zitten’; ik heb pas gelezen, dat water zoo'n fatale macht over slaapwandelaars heeft.
De vijver in den tuin is diep. Ik zou geen oogenblik van vrede meer in mijn leven
hebben, wanneer uw zuster, die jonge bloem, er in verzonk’.
‘De boel is toch zeker op slot’, kwam Miles nuchter’, ze is geen uitbreker’.
‘Meneer, zegt u dat niet. Ik heb kortgeleden gehoord van een krankzinnige, oude
dame, die een deur met zeven sloten openbrak. Wat ik zeggen wou.... begreep ik
vanmorgen goed, dat u ook van het onge....’
Miles vloog woest overeind, drukte zijn vlakke hand tegen haar mond. ‘Stil!’ siste
hij. Arabella sloot haar oogen van schrik, durfde zich een oogenblik niet verroeren.
Dan, voorzichtig, waagde zij te gluren, deed gauw haar oogen weer dicht, omdat
Miles op den rand van zijn bed zat. Was er schrikwekkender schouwspel dan een
man in nachtgewaad? Madge zweefde door de kamer. ‘Die twee raken nog slaags’,
dacht ze. ‘Miles is bepaald niet nuchter. Voor Sarah komt zal ik de beenen maar
nemen.’ Halfluid sprak ze; ‘Slapen.... slapen.... ik ga slapen’. Miss Arabella, handen
stijf voor de oogen - maar tusschen haar vingers door keek ze toch nog eens goed
naar Miles - volgde haar. De jongeling bleef op den bedrand achter. Nu hij eenmaal
uit zijn doezel was gehaald, had hij geen zin om dadelijk weer te gaan slapen. Hij
keek naar de strepen maanlicht over den vloer. Een nacht voor avontuur.
Hij verbeeldde zich een Romeo, een Cyrano te zijn. Duvels, wat zag ze verleidelijk
uit. Dat die tante er nou juist haar neus in meest steken. Waar bemoeide zoo'n
mensch zich mee. Ze waren toch op hun huwelijksreis. Maar hij ging naar Madge
toe. - Op de teenen naderde hij de deur. Kriebelingen van prettige zenuwachtigheid
gleden langs zijn rug. Heel langzaam draaide hij den knop om, het gewicht van zijn
lichaam er tegenaan drukkend. De deur kierde open, hij luisterde. Geen geluid brak
de nachtstilte. Hij gleed door de smalle opening de gang in. Deed een stapje
voorwaarts, nog een, het puntje van zijn tong uit zijn mondhoek. Een derde moedige
stap. Een vloerplank kraakte. Voor hij rechtsomkeert kon maken, ging een deur
open. Hij
staarde in het gelaat van Miss Sarah. Ze keek hem even onbewegelijk aan. ‘Wat
doet u daar, meneer Mac Gregor?’ zei ze scherp. Hij schepte adem. ‘Ik.... dacht,
dat het ochtend was’.
‘Zoo. Is het uw gewoonte, om 's morgens vroeg in nachtgewaad door het huis te
sluipen?’.
‘Nee maar.... ik wou....’
‘O, zegt u dat dan dadelijk. Rechtuit eerste deur links. En wat den tijd aangaat,
het is bij twaalven. Ik hoop, dat u nog zes uur uw gemak kunt houden’. Ze sloeg de
deur dicht; Miles, tegen wil en dank, liep rechtuit naar eerste deur links en droop
even later weer naar zijn kamer af. Het mensch stond natuurlijk te luisteren. Hij kon
zich niet weerhouden in het voorbijgaan een vuist te ballen naar haar deur en
tusschen zijn tanden te mompelen: ‘ouwe furie’.
Zuchtend stapte hij maar weer in bed, om na een paar minuten - als een echte
man: gauw over het leed heen - in diepen slaap te liggen. Madge had in haar kamer
licht opgedaan.
Ze zat rechtop in bed, een zakje bonbons aan den eenen kant, een doos sigaretten
aan den anderen. Het nieuwste nummer van ‘The Strand Magazine’ tegen het
natuurlijk lessenaartje harer opgetrokken knieën. Een stukje Londen had ze tenminste
bij zich. Ja, ze zou haar avond laten bederven. Kan je net denken. En ze liet haar
teenen huppelen van pret, om de stiekeme overtreding. Een groote roze baby, alle
cynisme en levensmoeheid ten spijt.
Miss Arabella was de eenige, die den ganschen nacht haar oogen niet sluiten
kon. Haar angstige verbeelding schiep visioenen van tuimelende vliegtuigen;
duizendmaal verging zij in een kokende, woelende branding. Haar ademhaling werd
stooterig-beklemd van pure benauwheid. De eenige troost was, dat ten minste twee
menschen de beproeving met haar zouden deelen.
Den volgenden morgen om half zeven zat het viertal om de eetkamertafel, of er
geen nacht was geweest. Miss Arabella repte niet van het slaapwandelen - bang
voor een nieuwe uitbarsting van Miles. - De jongeling, op zijn beurt, durfde Miss
Sarah niet vrij in de oogen blikken. Madge voelde zich het meest op haar gemak
en at, ondanks het vroege uur, smakelijk van de gebakken aardappelen, ham en
eieren. Een paar knapperige stukjes toast
toe. De twee andere luchtpassagiers moesten zich geweld aandoen, om de brokken
naar binnen te krijgen. Miles slikte zóó in het oog loopend moeilijk, of hij Charlie
trachte na te doen. Het mankeerde er nog maar aan, dat hij een boertje liet en zich
op de borst klopte. Het was een kalme zomermorgen. De boomen stonden doodstil
onder effenblauwe lucht. Dat gaf Miss Arabella flauwe hoop voor het behoud van
haar leven.
Klokke zeven stonden zij op den stoep. Stiptheid voor alles, was Sarah's lijfspreuk.
In een vlaag van grootmoedigheid, had zij aangeboden de reizigers naar het vliegveld
te vergezellen. Over den stillen landweg, langs bedauwde, geurende heggen, liepen
zij naar Croydon. Bijtjes zoemden in de warme lucht. Miles voelde zich als iemand,
die afstand van het leven heeft gedaan, een ten doode gedoemde. De vredenheid
der natuur leek hem evenzeer in tegenspraak met zijn gemoedstoestand en van
een bijna kwetsende onaangedaanheid, als zoetelijk beschilderde coulissen met
een tragisch tooneelgebeuren. Alles werd onbeduidend décor van het eenig echte,
middelpunt der wereld: het demonisch vliegveld, dat zij onherroepelijk naderden.
-Na een half uur waren zij er aangekomen. Alle formaliteiten van den vorigen dag
moesten worden herhaald. In het gebouwtje waar bagage en passagiers gewogen
werden, zagen zij den kauwenden Amerikaan op de bascule. Hij gaf met een
vriendschappelijk handopsteken blijk van herkenning, trok de schouders op, toen
de beambte hem medeelde, dat hij twee shilling boete moest betalen wegens
overschrijding van het veroorloofde gewicht.
‘Ik schat hemzelf op tweehonderd pond’, fluisterde Madge. Als we maar geen
ongeluk krijgen, met zoo'n vracht er bij. Hij mag wel in het midden gaan zitten’. Miles
was niet in staat om te antwoorden. Het Duitschertje was niet komen opdagen; in
zijn plaats kreeg men een nieuwen passagier. Oude Zweed, geblokte sportkousen
om zijn magere, kromme beenen, een grijze snor, waarvan de punten arrogant
omkrulden, in zij geel, nijdig gezicht
Dreigend kwamen zijn oogen onder de diepgetrokken pet uit. Hij trappelde van
In document
De Nieuwe Gids. Jaargang 46 · dbnl
(pagina 158-161)