• No results found

Hoofdstuk 3: Relevantie onderzoeksvraag

3.1. Maatschappelijke relevantie

Het lanceren van een succesvolle start-up volgens de traditionele manier is niet eenvoudig. Onderzoek heeft aangetoond dat 75% van alle start-ups falen (Blank, 2013). Dankzij de methodologie van de ‘Lean Start-up’ kan het opstarten van een onderneming minder risicovol worden en zelfs leiden tot een lager falingspercentage (Blank, 2013). Bovendien worden klanten hierin betrokken alsof ze een deel van de onderneming vormen. Het feit dat Lean Startup- methodologie al in 25 universiteiten aangeleerd wordt maakt dat dit onderwerp de aandacht verdient (Blank, 2013).

Ries toont met zijn methodologie ook aan dat degene die het snelst leert de winnaar is in onzekere tijden. Aangezien de Lean Start-up beter voorbereid is op de onzekere markt dan traditionele start- ups was dit dan ook de ideale kans om na te gaan hoe de Lean Start-up omgaat met de huidige coronacrisis. Bovendien is er ook een nieuwe trend ontstaan inzake financieringstoegang. Hoewel financiering met risicokapitaal of business angels voordien enkel weggelegd was voor de happy few bedrijven, blijkt nu ook dat zaaikapitaalinvesteringen en crowdsourcing steeds populairder worden bij start-ups.

Co-creatie in zijn algemene vorm was geen nieuw fenomeen. Hoewel het in België nog in zijn kinderschoenen staat, stond Nederland op dit vlak al een heel stuk verder. Nederland staat immers gekend als voorloper op het vlak van open innovatieconcepten. Co-creatie is daar een schoolvoorbeeld van: “Innovatie is steeds minder alleen het product van onderzoek en ontwikkeling

dat na een prototype- en testfase op de markt wordt gelanceerd, maar veeleer een niet-lineair proces met innovaties in alle stadia van productontwikkeling” (van der Horst & van der Zee, 2015,

p.161). Van der Horst en Van der Zee (2015) geven bovendien ook aan dat er meer inzicht nodig is in de dynamiek van deze innovatie.

Co-creatie met werknemers is daarnaast een actuele trend. HR-afdelingen van Tata Steel en Zalando tonen reeds dat zij gebruik maken van medewerkersplatformen. Resultaten hieruit toonden dat dit de medewerker meer inspraak en verantwoordelijkheidsgevoel geeft, maar dat het ook voor meer motivatie en minder stress op de werkvloer zorgt (XPertActueel, 2016). Het is dus belangrijk dat andere bedrijven deze trend verderzetten gezien de meerwaarde dat dit oplevert voor de medewerkers.

3.2. Wetenschappelijke relevantie

De wetenschappelijke relevantie was te vinden in het feit dat er tot op heden weinig tot geen onderzoek gevoerd werd naar co-creatie door werknemers in Lean Start-ups. Er werd reeds

uitvoerig onderzocht wat de rol is van de consument (zie ut supra), maar van der Horst en van der Zee (2015) argumenteren dat de invloed van gebruikers sterk is toegenomen. Onder gebruikers vallen ook werknemers, maar deze zijn tot op heden nog niet besproken geweest. Lean Start-ups en co-creatie leggen beiden sterk de focus op de behoeften, noden en beleving van de consument. Het betrekken van de consument is essentieel in deze processen en toont op die manier ook aan dat deze een verband kunnen houden. Het samennemen van deze twee aspecten kan dus interessant zijn om meer inzicht te verkrijgen in de impact ervan. Ook de reeds geschreven literatuurstudie toonde aan dat in een co-creatieproces elke stakeholder belangrijk is, dus ook een interne medewerker (Ramaswamy en Prahalad, 2004). In dit onderzoek wordt bovendien een breder inzicht gegeven in de motivatie voor het gebruik van online groepen voor co-creatie door werknemers en zijn effect(en) op Lean Start-ups.

Hoofdstuk 4: Methode

Hoofdstuk vier omvat de verantwoorde keuze van het soort onderzoek. Vervolgens legt de procedure het verloop van dit onderzoek uit waarbij ten slotte dieper ingegaan wordt op de toegepaste codering.

4.1. Verantwoording onderzoeksmethode

De vooropgestelde onderzoeksvraag lag aan de basis van een kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek zorgt over het algemeen voor zeer gedetailleerde gegevens terwijl het aantal respondenten dikwijls laag is (Labuschagne, 2003). Het doel van dit kwalitatief onderzoek was dan ook om het gedrag en perspectief van de respondenten in een bepaalde context waarin ze handelen te begrijpen (Kaplan & Maxwell, 2005). Bovendien zijn kwalitatieve methoden voornamelijk inductief waarbij alle data potentieel was en waardoor de reikwijdte van de gegevensverzameling niet beperkt werd (Kaplan & Maxwell, 2005). Kwalitatieve methoden werden hier gebruikt in de vorm van transcripties van interviews met een open einde waardoor dergelijke gegevens zodanig geanalyseerd werden dat deze hun inherente tekstuele karakter kunnen behouden. Dit in tegenstelling tot wanneer tekstuele data gekwantificeerd en geaggregeerd wordt (Kaplan & Maxwell, 2005).

Dit kwalitatief onderzoek kan op verschillende manieren gevoerd worden, maar er werd specifiek gekozen voor diepte-interviews die bovendien face-to-face verlopen zijn. Een casestudie leek ons hier minder interessant omdat deze niet altijd nauwkeurig genoeg is en daarnaast niet makkelijk is om uit te voeren (Zainal, 2007). Aangezien wij zelf weinig ervaring/kennis hadden omtrent dit thema was de action research-methode ook niet mogelijk (Macdonald, 2012). Bij deze face-to-face

interviews is er sprake van een synchrone communicatie in tijd en plaats waardoor de onderzoeker kan profiteren van de zogenaamde sociale signalen (i.e. stem, intonatie en lichaamstaal enz.) (Opdenakker, 2006). Langs de andere kant zorgt deze vorm van visibiliteit ervoor dat de interviewer met zijn/haar gedrag de respondent in een speciale richting kan begeleiden (Opdenakker, 2006). Een voordeel van deze synchrone communicatie kan erin bestaan dat de respondent spontaner reageert (Opdenakker, 2006). Bij face-to- face interviews wordt ook dikwijls gesproken over “dubbele aandacht”. Dit houdt in dat het interview opgenomen wordt, waardoor de documentatie nadien meer accuraat wordt. Het nadeel van deze opnames is dat er tijdens het interview zelf weinig tot geen notities genomen worden. Echter zijn deze notities wel belangrijk om na te gaan of alle vragen wel juist gesteld en beantwoord waren (Opdenakker, 2006). Een ander nadeel dat wij ondervonden was dat het transcriberen van zo’n opname na afloop veel tijd in beslag nam.

Deze interviews waren bovendien semigestructureerd, wat inhoudt dat de interviewer dieper kon ingaan op bepaalde vragen om op die manier nuttige extra informatie te vergaren (Kaplan & Maxwell, 2005). Dit soort interviews zorgde er ook voor dat persoonlijke opvattingen en ervaringen verzameld konden worden over het desbetreffende thema (DeJonkheere & Vaughn, 2019). Bovendien werd op die manier ook toegang verkregen tot de respondenten hun ideeën, bedenkingen en herinneringen in hun eigen woorden en niet in die van de interviewer (MacDonald, 2012).

Niettegenstaande de vele voordelen die kwalitatief onderzoek biedt, stelt er zich echter ook een belangrijk nadeel. Kaplan en Maxwell (2005) halen hierbij het probleem van data overload aan. Bij overbelasting van gegevens moet de interviewer continu de afweging maken over welke gegevens relevant zijn, maar moet hij zijn proces zo voeren dat gegevens die een belangrijk inzicht kunnen opleveren niet gemist of genegeerd worden. Bovendien is de interviewer het instrument voor het verzamelen en analyseren van gegevens, wat maakt dat dit onderzoek subjectief en verschillend is. Verschillende onderzoekers kunnen op die manier dezelfde onderzoeksvraag benaderen, maar door verschillende data te verzamelen of ze anders te interpreteren.

4.2. Procedure

Dit kwalitatief onderzoek werd gevoerd met 12 respondenten, via face-to-face diepte-interviews. De zoektocht naar respondenten heeft een drietal weken in beslag genomen. Omwille van de coronacrisis is dit onderdeel het minst vlot verlopen. Sommige kandidaten hadden onvoldoende tijd om aan dit onderzoek te willen/kunnen deelnemen. De respondenten werden gekozen op basis van hun expertiselevel. Enerzijds ging het om respondenten die expert zijn in co-creatie en/of Lean

Start-ups. Anderzijds waren de respondenten zelf werkzaam in een Lean Start-up en/of co-creatie omgeving, of waren ze werkzaam als consultant rond dit thema. Een overzicht van het profiel van de respondenten is terug te vinden in (Bijlage 1).

Na de nodige voorbereiding en het vinden van een voldoende aantal respondenten werden interviews vastgelegd die door de coronacrisis virtueel (online) zijn doorgegaan via Skype, Zoom, Microsoft Teams en Google Hangouts. Het uitvoeren van de verschillende interviews vond plaats tussen 28 april 2020 en 14 mei 2020. Elk interview duurde tussen de 45 minuten en 1u15 minuten. Na het afnemen van een interview volgde een korte mondelinge feedback met daarbij verduidelijking wat er met de respondent zijn interview ging gebeuren. Hierbij werd ook de toestemming gevraagd om de respondenten bij naam te mogen vernoemen in het onderzoek. Met de goedkeuring van elke respondent werd het volledige interview ook opgenomen om dit later te kunnen transcriberen. De vragenlijst werd opgebouwd uit een 20-tal vragen, met een semigestructureerd verloop (Bijlage 2). Dit hield in dat sommige vragen in een andere volgorde gesteld werden aan een bepaalde respondent, afhankelijk van het antwoord op een vorige vraag. Dit gaf ook de mogelijkheid om extra vragen te stellen die dieper ingingen op de hoofdvraag. Bovendien werden de vragen ook zo opgesteld dat ze aangepast werden aan het expertiselevel. Een respondent die bijvoorbeeld werkzaam was in een Lean Start-up kon niet altijd dezelfde vraag beantwoorden als een expert die bijvoorbeeld docent was in co-creatie.

4.3. Codering

Alle semigestructureerde interviews werden met toestemming opgenomen. Deze opnames werden nadien opnieuw beluisterd en zorgvuldig getranscribeerd (Bijlage 3). Oliver et al. (2005) stelt dat transcriptie een cruciaal aspect is bij het voeren van een kwalitatief onderzoek. Deze transcripten werden op een gedenaturaliseerde manier uitgeschreven waarbij spraakelementen (i.e. non- verbaal taalgebruik, stotteren, pauzes...) verwijderd werden. Dit had tot gevolg dat er meer gefocust kon worden op de inhoud van het antwoord en niet de manier waarop een antwoord gegeven werd (Oliver et al., 2005). Woorden zoals ‘euhm’, dialecten en herhalingen werden aldus niet weggelaten. Vervolgens werd de verzamelde data geanalyseerd en gestructureerd. Hierbij werden kernwoorden gehaald uit elk antwoord van iedere. Deze kernwoorden werden dan voorlopig in tabellen gezet om het overzicht te behouden. Uit deze tabellen werden vervolgens mapping tabellen opgemaakt met de belangrijkste kernwoorden per vraag of construct (Tabel 1-16). Deze manier van coderen heeft er bovendien voor gezorgd dat patronen makkelijker herkend konden

worden. Een voorbeeld van zo’n mapping tabel, wordt in detail besproken in de sectie resultaten (Deel 3).

Hoofdstuk 5: Operationalisering

Dit hoofdstuk bespreekt de verbanden tussen de verschillende constructen, de literatuur en de daarbij opgenomen vragenlijst. Op basis van drie constructen werd de vragenlijst opgesteld. Deze bevatte 21 vragen met optionele bijvragen.

5.1. Lean Start-ups

Het construct Lean Start-ups werd aan de hand van verscheidene aspecten geoperationaliseerd. Op basis van verschillende onderzoeken van Ries (2009b,c) en Blank (2013) werd getoetst naar de algemene kennis van de respondenten door hen te vragen naar omschrijvingen, voor-en nadelen en toepassingen in hun huidige expertise. Deze definities vormden de basis voor een deel van de vragenlijst. Het onderzoek van Ghezzi et al. (2015) diende daarnaast als een ideale leidraad bij het opstellen van de vragenlijst.