• No results found

Less Favoured Areas’ in de EU

In document Maak kennis met een vitaal platteland (pagina 88-90)

Kennisvraag

De zogenaamde bergboerenregeling bestaat sinds 1975. Deze EU-regeling voor probleemgebieden en gebieden met specifieke beperkingen op milieugebied is sinds 2000 onderdeel van de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Boeren in de volgende gebieden kunnen in aanmerking komen voor een compenserende betaling: berggebieden, gebieden met specifieke handicaps, gebieden met milieubeperkingen en andere probleemgebieden.

De EU wil met deze regeling continuering van de landbouw stimuleren, om op die manier de bevolking te handhaven of het landschap te onderhouden. In de loop der jaren zien we een toename van de probleemgebieden van ongeveer een derde tot meer dan de helft van het landbouwareaal in de EU. In 2003 vroeg de Europese Rekenkamer zich af of de groep ‘andere probleemgebieden’ terecht onder de regeling valt. Reden voor de Europese Commissie om een onderzoek uit te zetten naar de effecten van de bergboerenregeling in de 25 lidstaten.

Doel

Evaluatie van de bergboerenregeling in de EU25:

• Hoe worden de probleemgebieden in de verschillende lidstaten begrensd?

• Aan welke eisen moeten boeren voldoen om in aanmerking te komen voor een compenserende betaling? • Wat is de bijdrage van de compenserende betaling aan het inkomen van de boeren in probleemgebieden? • Heeft de bergboerenregeling bijgedragen aan het in stand houden van het gebruik van landbouwgronden?

Aanpak

• Literatuurstudies.

• Data-analyse Farm Structure Survey en Farm Accountancy Data Network.

• Interviews met beleidsmakers en andere betrokkenen bij de bergboerenregeling in alle lidstaten. • Vijftien case studies in Oostenrijk, Frankrijk, Spanje, Duitsland, Ierland, Zweden en Italië.

8

Dr. Ida Terluin, LEI ida.terluin@wur.nl

Producten

IEEP Report: An evaluation of the Less Favoured Area measure in the 25 member States of the European

Union; London (prepared by the Institute for European Environmental Policy for DG Agriculture), 2006.

http://ec.europa.eu/agriculture/eval/reports/lfa/index_en.htm

Paper: Less Favoured Areas in the EU: Despite relatively low farm incomes no rapid decline of the number

of farms: The changing face of rural Europe, EUGEO first international conference on the geography of Europe, Amsterdam, 2007.

Resultaat

Er zijn uniforme, door de Commissie voorgeschreven criteria voor het begrenzen van de berggebieden. Voor de begrenzing van de drie overige categorieën hebben de lidstaten enige mate van vrijheid. De gehanteerde criteria verschillen daardoor nogal. In 2005 had Denemarken slechts 1 procent van het landbouwareaal begrensd als probleemgebied, terwijl in Finland het hele landbouwareaal onder de bergboerenregeling valt. Nederland had in 2005 ongeveer 11 procent van het landbouwareaal aangewezen als probleemgebied (225.000 ha).

De lidstaten kunnen binnen de richtlijnen van de Commissie zelf de criteria opstellen voor boeren die in aanmerking komen voor een compenserende betaling. Ook deze criteria vullen de lidstaten verschillend in. Het gaat om de minimale grootte van het bedrijf (in ha), type product, aantal jaren dat het bedrijf moet worden voortgezet, of de boer voltijds werkzaam is op het bedrijf, enzovoort. De meeste lidstaten variëren ook de hoogte van de compenserende toeslag per bedrijf of per regio. Nederland is samen met Malta en Estonia één van de weinige landen die een vaste toeslag toepast, de zogenaamde ‘flat rate’.

Als we het agrarisch inkomen per gezinsarbeidskracht in de probleemgebieden vergelijken met inkomens in niet-probleemgebieden in hetzelfde land, zien we dat dit inkomen in Engeland en Ierland 50 procent van dat in niet-probleemgebieden is, terwijl dit inkomen in Spanje, Zweden en Portugal oploopt tot meer dan 100 procent. De bijdrage van de compenserende betaling aan het inkomen per gezinsarbeidskracht varieert van minder dan 10 procent in Spanje, Griekenland, Portugal, Italië, Frankrijk, Oostenrijk en België tot 50 procent in Finland. Vanwege een te kleine steekproef beschikken we niet over cijfers van Nederland.

De ontwikkeling van het landbouwareaal in probleemgebieden in de EU-lidstaten was tussen 1990 en 2003 tamelijk stabiel, zowel in lidstaten met een hoge als met een lage compenserende betaling. Daardoor kunnen we moeilijk zeggen of dit alleen door de bergboerenregeling komt of ook door andere factoren. Er is in deze periode per land weinig verschil in de ontwikkeling van het aantal landbouwbedrijven in probleemgebieden en niet-probleemgebieden.

Beleidsaanbevelingen

• Onderzoek de relatie tussen bedrijfstoeslag uit de eerste pijler van het GLB en compenserende betalingen beter.

• Stem de criteria voor de begrenzing van Less Favoured Areas beter af op het milieu en het landschapsbeheer; het is zaak een balans te zoeken tussen criteria op EU-niveau en criteria die de lidstaten zelf mogen toevoegen.

• De hoogte van de compenserende betalingen vertonen een zekere padafhankelijkheid. De compenserende betalingen kunnen beter worden afgestemd op de natuurlijke handicaps.

• Doorzichtiger richtlijnen zijn nodig voor het meten van natuurlijke handicaps. • Meer data verzamelen over de (handhaving van het) grondgebruik.

88

Kennisvraag

Werken in de natuur kan een positief effect hebben op de gezondheid, zo is de gedachte achter de trend om cliënten uit de zorg onder te brengen bij zorgboerderijen en bij organisaties op het gebied van bos-, natuur- en landschapbeheer. Voor deze laatste groep is niet veel bekend over de aantallen zorgcliënten en de soort gezondheidsproblemen die ze hebben. Over de gezondheidsverbeterende effecten van werken in de natuur is helemaal weinig bekend. Voor het onderzoeksproject ‘Gezond werken in het groen’ is in 2005 onderzocht hoeveel zorgvragers er werken bij Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Landschapsbeheer en de Provinciale Landschappen. Dit onderzoek heeft veel informatie opgeleverd over de aantallen mensen, de soort gezondheidsproblemen die ze hebben en de aard van de werkzaamheden. Er is maar weinig bekend over de (gezondheidsbevorderende) effecten van deze manier van werken. Ook bij gemeenten werken veel cliënten uit de gezondheidszorg in het groenbeheer. De vraag is hoeveel en met welke motieven en resultaten.

Doel

Inzicht krijgen in het aantal cliënten uit de gezondheidszorg dat bij gemeenten in het groenbeheer werkt en wat er bekend is over de gerapporteerde gezondheidseffecten.

Aanpak

• Onderzoek via een vragenformulier bij 200 gemeenten. Hierbij is een evenredige verdeling gemaakt tussen grote, middelgrote en kleine gemeenten, gemeenten met een stedelijk en met een plattelandskarakter en gemeenten met veel en weinig groen. De respons van circa 30 procent is een goede basis voor landelijke uitspraken. Dit onderdeel geeft inzicht in de aantallen zorgcliënten, de categorieën gezondheidsproblemen, de aard van de werkzaamheden, de motieven van gemeenten en de manieren waarop cliënten bij gemeenten terechtkomen.

• Gesprekken met de contactpersonen van de gemeentelijke groendiensten en uit de zorg. Met deze gesprekken willen we nagaan in hoeverre er sprake is van gerichte inzet en stimulering vanuit de zorg en de gemeenten en wat er bekend is over mogelijke gezondheidsverbeterende effecten.

In document Maak kennis met een vitaal platteland (pagina 88-90)