• No results found

Hergebruik Europese verdedigingslinies

In document Maak kennis met een vitaal platteland (pagina 134-139)

133

Aanpak

Ter vergroting van het huidige netwerk van de NHW is onder andere een Europees symposium bezocht: ‘Erhalt und Nutzung historischer Großfestungen’ in Magdeburg. Dit heeft gediend om het netwerk van mogelijke partners te vergroten. Hieruit zijn 13 verschillende linies geselecteerd en beschreven.

De studie heeft nooit het doel gehad om volledig te zijn. Ter inperking gelden een drietal selectiecriteria: de linie moet vergelijkbaar zijn met de NHW; de sites moeten (in de buurt van) de nieuwe EU-10 landen liggen; de linies moeten op dit moment al worden hergebruikt.

Resultaat

De onderzoekers hebben een voorbeeldenboekje en een achtergronddocument gemaakt. Het symposium in Magdeburg heeft enkele zeer interessante contacten opgeleverd, welke goed konden dienen als startpunt voor de zoektocht naar Europese verdedigingslinies. Uiteindelijk hebben de onderzoekers, naast de NHW, 13 linies geselecteerd en beschreven:

Nieuwe Hollandse Waterlinie (Nederland); Suomenlinna (Finland); Salpa linie (Finland); Komárom (Hongarije); Srebrna Gora (Polen); Kraków (Polen); Gdanks (Polen); Przemysl (Polen); Rupnik Linie (Slovenië); Kalemegdan en Petrovaradin (Servië); Tsjechische Maginot linie (Tsjechië); Oder-Warthe-Bogen (Polen); Stalin linie (o.a. Oekraine); Metaxas linie (Griekenland).

Een vergelijking van deze linies leerde dat er drie ontwikkelingsstadia zijn:

militaire functie; de tussenfase of de verlaten fase; de fase waarin er nieuw (niet militair) gebruik plaatsvindt.

Het initiatief voor hergebruik ligt meestal bij vrijwilligers. Om het een meer duurzaam karakter te geven neemt de overheid het soms over. Qua organisatiegraad zijn er dan ook twee uitersten: een informele organisatie en een formele organisatie, met allerlei vormen daar tussenin. De attractiviteit voor toeristen blijkt bij nagenoeg alle linies zeer belangrijk. De activiteitendichtheid loopt uiteen.

Beleidsaanbevelingen

• Geef aandacht aan de wijze waarop het militaire erfgoed in het verleden heeft gefunctioneerd. Het geeft een blauwdruk van de Europese geschiedenis weer.

• Ga daarom ook bedachtzaam om met militair erfgoed.

• Het zijn rustige plekken waar landschap, natuur, stedelijke activiteiten en cultuur samen kunnen komen. • Het (opnieuw) zichtbaar maken van de linie kan er voor zorgen dat de regionale identiteit wordt versterkt. • Hergebruik van militair erfgoed kan de basis vormen voor planningsstrategieën.

Kennisuitwisseling op Europees niveau is belangrijk voor het opdoen van kennis over de wijze waarop dit soort zaken kan worden georganiseerd, over restauratietechnieken en over de geschiedenis van Europa.

Titus Weijschedé, Alterra titus.weijschede@wur.nl

Producten

134

Kennisvraag

Er is steeds meer maatschappelijke aandacht voor de kwaliteit en de waarden van het landelijk gebied. Het landschap gaat snel achteruit in kwantiteit en kwaliteit door verstedelijking, verrommelling en vervlakking. Mensen herkennen zich niet helemaal meer in ‘hun’ landschap. Daar bovenop komen ook nog de grote veranderingen door de wateropgave, veroorzaakt door de klimaatverandering en door grote problemen met het beheer, wat weer het gevolg is van ontboering door veranderingen in het Europese landbouwbeleid. Ook is er nog een toegankelijkheidsprobleem door grondeigendom en -gebruik. Tegelijkertijd is er versterking nodig van potentiële winstkansen. Een kwalitatief hoogwaardig landelijk gebied biedt kansen voor toerisme, recreatie en streekgebonden productie en heeft dus economische waarde. De beleidsopgave is groot, complex, maatschappelijke relevant en kent vele belanghebbenden. Uitwisseling van ervaringen en kennis op Europees niveau kan deze opgave aanzienlijk vergemakkelijken.

Doel

Met de ondertekening en ratificering van het Europees Landschapsverdrag (Europese Landschapsconventie ELC) heeft Nederland zich moreel verplicht haar landschappen te beschrijven, waarderen, managen en beheren en dit in wetgeving vast te leggen. Nederland voldoet aan die verplichting. Het verdrag spoort wederzijdse kennisuitwisseling aan. Uitgangspunt: geen enkel landschapsprobleem is uniek voor een land. Intensieve kennisuitwisseling kan voorkomen dat het wiel op meerdere plaatsen tegelijkertijd wordt uitgevonden. Het kan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid versterken van alle verdragslanden voor alle landschappen.

Aanpak

Welke landschapskennis is beschikbaar bij welke partner van de Europese Landschapsconventie en op welke manier? Hoe kan deze kennis worden uitgewisseld? We willen kennisuitwisseling organiseren en begeleiden door:

• concrete kennisuitwisseling te stimuleren, onder meer door deelname aan een conferentie over de Europese Landschapsconventie in Girona en een werkbezoek aan Norfolk;

• de discussie in de Werkgroep Internationaal van de Nederlandse Manifestgroep te faciliteren;

Internationale kennisuitwisseling

13

• het interdepartementaal overleg over de ELC te ondersteunen; • een afstudeerproject windmolens te begeleiden;

• bij te dragen aan het Europees project ATLAS.

Het project maakt deel uit van een driejarig programma dat is gestart in 2005. De resultaten van 2006 dienen als basis voor het plan van aanpak voor 2007.

Resultaat

Het project ‘Kennisuitwisseling geïnspireerd door de Europese Landschapsconventie’ heeft drie doelgroepen:

NGO’s; beroepsgroepen van landschapsdeskundigen; uitvoerende regionale overheden. In 2006 is vooral gewerkt met en voor de doelgroep NGO’s en voor landschapsopleidingen.

De ondersteuning van NGO’s is vruchtbaar gebleken. Werkbezoeken gericht op het uitwisselen van ervaringen met buitenlandse groepen, inclusief het bezichtigen van landschapsprojecten, blijken inspirerend en activerend te werken.

• Kennisuitwisseling tussen maatschappelijke organisaties op het gebied van landschap in de verschillende Europese landen is in dit eerste jaar van het BO-onderzoek goed op gang gekomen. Het heeft een actieve Werkgroep Internationaal opgeleverd, die ondanks de diversiteit van deelnemende organisaties flink op weg is naar een gezamenlijke visie. Met name de deelname aan de conferentie in Girona in was vruchtbaar, evenals het werkbezoek aan Norfolk. Deze activiteiten hebben bovendien veel contacten opgeleverd. Heel leerzaam was het onderzoek naar de rol van NGO’s bij de inpassing van windmolens in het landschap. Het overzicht van de EU- regelingen die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de ELC geeft inspiratie tot uitwerking door de NGO’s.

• We hebben een uitgesproken Nederlandse bijdrage geleverd in het denken over de uitvoering van de Europese Landschapsconventie. Wij adviseren dat de overheid de maatschappelijke organisaties hierin een uitdrukkelijke rol geven en dat deze organisaties deze rol in samenspraak met de overheid ook zelf op zich nemen. Deze inbreng is voor veel andere landen verrassend nieuw en vaak inspirerend en krijgt veel waardering.

• De inzet in relatief kleine maar overzichtelijke en gerichte Europese projecten blijkt zeer effectief. In het ATLAS-project is in een betrekkelijk korte tijd een grote hoeveelheid materiaal verzameld over cursussen en opleiding gericht op landschap in Europa. Er zijn vele contacten gelegd met NGO’s. Hierdoor is een autonome stroom van kennisuitwisseling op gang gekomen.

De ondersteuning van beroepsgroepen krijgt uitbreiding in 2007. De benadering van regionale overheden wordt in gang gezet.

Beleidsaanbevelingen

De meeste organisaties en overheden zien internationale kennisuitwisseling en werkbezoeken niet als een kerntaak. Sommige zien het zelfs als een luxe. LNV kan kennisuitwisseling stimuleren met subsidie voor de reiskosten en 50 procent van de arbeidskosten van Europese uitwisselingen, op basis van een projectbeschrijving. Deze regeling kan gelden voor de drie werkgroepen van dit project.

Bas Pedroli, Alterra bas.pedroli@wur.nl

Producten

Intern Rapport Alterra: B. Pedroli en R. Schröder; Verslag 2006, Project Kennisuitwisseling Europese

Landschapsconventie, 2006.

Manuscript Afstudeerscriptie Wageningen Universiteit: S. Vierbergen; Resistance against windfarms. Linking

social perceptions and spatial planning, 2006.

13

In document Maak kennis met een vitaal platteland (pagina 134-139)